In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2024, is de verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en een patroonmagazijn, alsook van bedreiging met een vuurwapen. De feiten vonden plaats tussen 17 en 19 november 2023. De verdachte heeft in deze periode een vuurwapen en een patroonmagazijn voorhanden gehad en heeft op 19 november 2023 de [slachtoffer] bedreigd met dit vuurwapen. De rechtbank heeft de zaak op 11 april 2024 inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte, het aantreffen van het vuurwapen en verklaringen van getuigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaring van de verdachte over de bedreiging met het vuurwapen niet geloofwaardig was, vooral gezien de omstandigheden van de zaak en de verklaringen van de [slachtoffer]. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, met bijzondere voorwaarden en een taakstraf.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, het recidiverisico van de verdachte en zijn bereidheid om aan zijn problematiek te werken. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 182 dagen, waarvan 165 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en deelname aan gedragsinterventies.