In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 april 2024, is de verdachte beschuldigd van diefstal van etenswaren bij een tankstation in Tilburg op 27 december 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De verdachte, geboren in 1997 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught, heeft zich schuldig gemaakt aan het stelen van broodjes en drinken, en BTWEEN repen, die toebehoorden aan Total Nederland Servauto. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de diefstal, ondanks de verdediging die aanvoerde dat er geen sprake was van een oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening.
De rechtbank heeft ook de strafbaarheid van de verdachte beoordeeld en vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke ISD-maatregel gevorderd, gezien de vele eerdere delicten van de verdachte en de hoge kans op herhaling. De verdediging heeft zich verzet tegen deze maatregel, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de reclasseringsrapporten en het gedrag van de verdachte, dat als hinderlijk en onacceptabel werd ervaren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de verdachte voor de duur van twee jaar te plaatsen in een inrichting voor stelselmatige daders, met de hoop dat deze maatregel zal bijdragen aan gedragsverandering en het verminderen van recidive. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.