ECLI:NL:RBZWB:2024:2677

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
C/02/410153 / HA ZA 23-299 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de voorzieningenrechter in incident tot opheffing Europees bankbeslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een incident tot opheffing van Europees bankbeslag. De eiseres in de hoofdzaak, CROWD REAL ESTATE B.V., heeft verzocht om intrekking of wijziging van de bevelen die zijn gegeven op basis van de EAPO-verordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij op grond van artikel 6 lid 2 van de Uitvoeringswet verordening Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen absoluut bevoegd is om kennis te nemen van deze vordering. Echter, de rechtbank heeft zich ambtshalve onbevoegd verklaard, omdat de vordering niet tot haar absolute bevoegdheid behoort. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar artikel 72 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering, dat bepaalt dat de rechter zich onbevoegd moet verklaren als de zaak niet tot zijn absolute bevoegdheid behoort.

De eiseres, CROWD REAL ESTATE B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C.J. Oonk-Pallandt, heeft in het incident gevorderd om de bevelen tot conservatoir beslag die door de rechtbank zijn afgegeven, in te trekken. De gedaagde, REA WOHNEN GMBH, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.I. van Tuyll van Serooskerken, heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de vorderingen van CROWD REAL ESTATE B.V. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de vordering van REA niet ontvankelijk is, omdat de voorzieningenrechter niet de juiste instantie is voor deze vordering. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen (on)bevoegdheidsincident is opgeworpen, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling zal plaatsvinden. De hoofdzaak staat voor vonnis, waardoor er in dit incident geen verdere beslissing hoeft te worden genomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/410153 / HA ZA 23-299
Vonnis in incident van 6 maart 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CROWD REAL ESTATE B.V.,
gevestigd te Breda,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.C.J. Oonk-Pallandt te Breda,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
REA WOHNEN GMBH,
gevestigd te Pullach im Isartal, Duitsland,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. I.I. van Tuyll van Serooskerken te Amsterdam.
Partijen zullen hierna CRE en REA genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 september 2023,
- de incidentele conclusie tot opheffing van Europees bankbeslag van de zijde van REA, met één productie,
- de akte in geding brengen aanvullende producties van de zijde van CRE, met producties 59 tot en met 81,
- de akte van de zijde van CRE met producties 82 en 83,
- de akte overlegging nadere producties van de zijde van REA, met producties 9 tot en met 20,
- de mondelinge behandeling gehouden op 15 januari 2024,
- de spreekaantekeningen van de zijde van REA,
- de incidentele conclusie van antwoord van de zijde van CRE, met producties 1 tot en met 18,
- de conclusie van repliek in het incident tot opheffing van Europees bankbeslag met (voorwaardelijke) eisvermeerdering, met producties 2 en 3,
- de conclusie van dupliek in het incident tot opheffing van Europees bankbeslag en verzet tegen vermeerdering van eis, met producties 19 tot en met 24.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in het incident

2.1.
REA vordert in incident, na (voorwaardelijke) eisvermeerdering, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:I. het bevel van 31 juli 2023, althans 14 september 2023, althans 17 oktober 2023, althans ieder bevel op grond waarvan CRE conservatoir beslag ten laste van REA heeft gelegd of nog zal kunnen leggen, in te trekken.
Subsidiair:
II. het bevel van 31 juli 2023, althans 14 september 2023, althans 17 oktober 2023, althans ieder bevel op grond waarvan CRE conservatoir beslag ten laste van REA heeft gelegd of nog zal kunnen leggen, te wijzigen zodat CRE zekerheid moet stellen voor hetzelfde bedrag als waarvoor zij verlof verleent om beslag te leggen;
Zowel primair als subsidiair:
III. CRE te verbieden om verdere beslagen te leggen op grond van het bevel van 31 juli 2023, althans 14 september 2023, althans 17 oktober 2023, althans ieder bevel op grond waarvan CRE conservatoir beslag ten laste van REA heeft gelegd;
IV. CRE te verbieden om uit hoofde van hetzelfde feitencomplex als weergegeven in de dagvaarding van 29 maart 2023 nieuwe (conservatoire) beslagen te leggen, althans verzoeken daartoe in te dienen;
V. zowel het onder III als onder IV gevorderde op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,- (zegge: honderdduizend euro), althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag (of gedeelte van een dag) dat CRE het onder III en/of IV gevorderde niet nakomt;
VI. CRE te veroordelen in de integrale proceskosten van dit incident wegens misbruik van procesrecht, althans in de forfaitaire proceskostenvergoeding volgens het liquidatietarief.
2.2.
REA legt aan haar incidentele vorderingen ten grondslag dat CRE op 19 juli 2023 een verzoek tot Europees bankbeslag bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft ingediend. Dat verzoek is op 31 juli 2023 door de rechtbank toegewezen en de rechtbank heeft daarmee een Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen ten laste van REA afgegeven. Vervolgens is er op of omstreeks 4 augustus 2023 conservatoir bankbeslag gelegd onder Aareal Bank AG. Op of omstreeks 12 september 2023 heeft CRE opnieuw een verzoek ingediend voor beslaglegging op basis van dezelfde feiten. Dit verzoek is wederom ingewilligd en de rechtbank heeft een tweede bevel afgegeven. Volgens REA is het tweede bevel niet rechtsgeldig betekend aan REA. REA stelt dat de bevelen ex artikel 33 EAPO-Vo moeten worden ingetrokken. Zij legt daaraan ten grondslag dat er:
( i) geen althans onvoldoende bewijs is voor een waarschijnlijke gegrondverklaring van de vordering ex artikel 33 lid 1 sub a juncto artikel 7 lid 2 EAPO-Vo,
(ii) geen althans onvoldoende bewijs is voor dringende behoefte aan een bewarende maatregel ex artikel 33 lid 1 sub a juncto artikel 7 lid 1 EAPO-Vo,
(iii). niet tijdig betekening van de stukken heeft plaatsgevonden ex artikel 33 lid 1 sub b EAPO-Vo,
(iv) geen stukken in de Duitse taal zijn verstrekt ex artikel 33 lid 1 sub c EAPO-Vo ,
( v) geen althans onvoldoende zekerheid is gesteld ex artikel 33 lid 2 EAPO-Vo.
2.3.
REA heeft haar eis in het incident (voorwaardelijk) vermeerderd. Tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak op 15 januari 2024 heeft CRE medegedeeld dat er ook nog een derde bevel zou zijn. Dit is het bevel van 17 oktober 2023. Hiermee was REA niet bekend. REA heeft in het incident verzocht om CRE te verbieden om nadere bevelen aan te vragen dan wel nadere beslagen te leggen. Daarmee ziet het incident dus ook op het intrekken van het derde bevel. Als dat toch niet zo zou worden gelezen, dan is de voorwaarde vervuld en dient de conclusie van repliek in het incident ook als eisvermeerdering. Op de hiervoor onder 2.2 genoemde grondslagen moet ook het derde bevel worden ingetrokken.
2.4.
CRE voert verweer en concludeert dat REA tot niet-ontvankelijk is in haar incidentele vorderingen dan wel dat de incidentele vorderingen moeten worden afgewezen.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
Als een zaak niet behoort tot de absolute bevoegdheid van de rechter, verklaart deze zich, zo nodig ambtshalve, onbevoegd (artikel 72 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv)). REA vordert intrekking of wijziging van de bevelen op grond van artikel 33 van de EAPO-Vo. Op grond van artikel 6, lid 2, van de Uitvoeringswet verordening Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen (de Uitvoeringswet), is de voorzieningenrechter van de rechtbank absoluut bevoegd kennis te nemen van deze vordering. De rechtbank moet zich daarom in het incident ambtshalve onbevoegd verklaren.
Artikel 73 Rv bepaalt dat de zaak moet worden verwezen als een andere gewone rechter bevoegd is. De voorzieningenrechter is geen ‘andere gewone rechter’ in de zin van artikel 73 Rv. Verwijzing zal daarom niet plaatsvinden.
3.2.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat (een andere advocaat van) REA op 4 oktober 2023 een verzoekschrift heeft ingediend tot intrekking van het bevel tot conservatoir beslag van 31 juli 2023. De voorzieningenrechter heeft bij beschikking van 17 oktober 2023 (C/02/414516 / KG RK 23-666) overwogen dat op grond van artikel 12 lid 2 van de Uitvoeringswet voor dit rechtsmiddel de regels gelden voor vorderingen. De voorzieningenrechter heeft met toepassing van artikel 69 Rv bevolen dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure in kort geding met aanwijzingen voor het vervolg van die procedure. De rechtbank constateert dat REA die procedure niet heeft voortgezet. Ook uit die beslissing had REA kunnen opmaken dat de vordering moet worden ingesteld bij de voorzieningenrechter in kort geding.
3.3.
Omdat geen (on)bevoegdheidsincident is opgeworpen bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3.4.
De hoofdzaak staat voor vonnis, zodat daarin geen beslissing hoeft te worden genomen.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
verklaart zich onbevoegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.