In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de bevoegdheid van de Nederlandse rechter aan de orde in een geschil waarbij meerdere gedaagden woonachtig zijn in Duitsland en Zwitserland. De eiser, vertegenwoordigd door mr. P.R. Leenders, vordert een schadevergoeding van € 600.000,00 wegens onrechtmatige daad, waarbij de gedaagden betrokken zijn bij oplichting en verduistering. De rechtbank moet ambtshalve toetsen of zij bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, gezien de internationale context van de zaak.
De rechtbank overweegt dat het Verdrag van Lugano van toepassing is voor gedaagde sub 3, die in Zwitserland woont. De hoofdregel is dat de gedaagde voor het gerecht van diens woonplaats moet worden opgeroepen, wat in dit geval betekent dat de Zwitserse rechter bevoegd zou zijn. Echter, omdat gedaagde sub 3 vrijwillig is verschenen, is de rechtbank voornemens zich bevoegd te verklaren op basis van artikel 24 van het Verdrag van Lugano.
Voor de overige gedaagden, die in Duitsland wonen, is de EEX-Vo II van toepassing. De rechtbank concludeert dat de Duitse rechter bevoegd is, aangezien er geen afwijkende forumkeuze of vrijwillige verschijning is. De rechtbank wijst erop dat de schade is geleden in Nederland, maar dat dit niet automatisch betekent dat de Nederlandse rechter bevoegd is. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan en stelt de eiser in de gelegenheid om zich uit te laten over de bevoegdheid en het toepasselijke recht.
De zaak wordt opnieuw op de rol gezet voor 29 mei 2024, waarbij de rechtbank verdere beslissingen aanhoudt tot de eiser zijn standpunt heeft verduidelijkt.