ECLI:NL:RBZWB:2024:2656

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
02/185854-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van harddrugs en overtreding van de Geneesmiddelenwet met voorbereidingshandelingen voor GHB

Op 23 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van diverse harddrugs, waaronder 399 MDMA-pillen, 0,8 gram MDMA, en 2,8 gram amfetamine. Daarnaast had de verdachte 52 tabletten Sildenafil in voorraad zonder de vereiste handelsvergunning en voerde hij voorbereidingshandelingen uit voor de vervaardiging van GHB. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als hoofdbewoner van de woning wetenschap had van de aanwezige drugs en geneesmiddelen, en dat deze zich in zijn machtssfeer bevonden. De verdediging stelde dat de drugs en geneesmiddelen toebehoorden aan een dakloze man die bij de verdachte had ingewoond, maar de rechtbank achtte dit verhaal ongeloofwaardig. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 62 dagen met aftrek van voorarrest en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, gezien de impact van drugshandel op de samenleving en de gezondheidsrisico's voor gebruikers. De verdachte had eerder al veroordelingen voor vergelijkbare feiten, wat meeweegt in de strafoplegging. De rechtbank besloot tot een deels voorwaardelijke straf, waarbij bijzondere voorwaarden werden opgelegd om de kans op recidive te verminderen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/185854-23
vonnis van de meervoudige kamer van 23 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [plaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. M.M.H. van Beek, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 april 2024, waarbij de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:opzettelijk ongeveer 399 MDMA-pillen, 2,2 gram MDMA en 2,8 gram amfetamine aanwezig heeft gehad;
feit 2:52 tabletten Sildenafil 100 mg (merk Kamagra) in voorraad heeft gehad, heeft verkocht, heeft afgeleverd of ter hand heeft gesteld;
feit 3:voorbereidingshandelingen heeft verricht gericht op het opzettelijk in- en uitvoeren, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het vervaardigen van GHB;
feit 4:opzettelijk ongeveer 19 pillen bevattende etizolam aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij op de bevindingen van de politie over de doorzoeking van verdachtes woning, de kennisgevingen inbeslagneming en de NFI-rapportages aangaande de drugstests.
De officier van justitie gaat niet mee in het relaas van verdachte dat de aangetroffen geneesmiddelen en drugs van ene [naam] zouden zijn geweest. Hij gaat er van uit dat deze persoon niet bestaat.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst in dit verband op de omstandigheid dat de drugs en geneesmiddelen die door de politie in de woning van verdachte zijn aangetroffen niet van hem zijn geweest. Deze middelen zouden toebehoren aan [naam] , een dakloze man die langere tijd bij verdachte heeft ingewoond. Verdachte wist niet en kon niet weten dat de middelen in zijn woning lagen. Deze middelen bevonden zich niet in de machtssfeer van verdachte. De middelen lagen in een afgesloten plastic kistje in de televisiekast in een compartiment dat [naam] in gebruik had. Verdachte vond het niet gepast om in andermans spullen te snuffelen en verkeerde daarbij in de veronderstelling dat [naam] zijn spullen nog zou komen ophalen.
Ook de goederen die in de keuken zijn aangetroffen, waarmee GHB kan worden geproduceerd, zijn volgens de verdediging eigendom van [naam] .
[naam] zou enkele weken voor de doorzoeking met de noorderzon zijn vertrokken. Daarna heeft hij hem nooit meer gezien.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
feit 1 en feit 2:
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de politie op 12 maart 2023 in de woning van verdachte aan de [adres] te [plaats] ongeveer 399 pillen bevattende MDMA, 0,8 gram MDMA, 2,8 gram amfetamine en 52 tabletten bevattende Sidenafil (merk Kamagra) heeft aangetroffen. Wat betreft de MDMA merkt de rechtbank op dat er twee hoeveelheden zijn gevonden, namelijk één van 0,8 gram en één van 1,4 gram, in totaal 2,2 gram. Door het NFI is echter slechts één monster getest van de totale hoeveelheid van 2,2 gram. Daarom zal de rechtbank uitgaan van de kleinste hoeveelheid (0,8 gram). De drugs en geneesmiddelen lagen in een plastic transparant bakje in de niet afgesloten televisiekast.
De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat een persoon die de enige of hoofdbewoner is van een woning
wetenschapheeft van de daar aanwezige goederen en dat deze goederen zich ook in zijn
machtssfeerbevinden, tenzij er omstandigheden aannemelijk zijn geworden waaruit voortvloeit dat dit in dit geval anders is. Niet is van doorslaggevend belang aan wie de middelen toebehoorden. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid.
Uit het dossier blijkt dat verdachte was ingeschreven op voormeld adres, daar feitelijk al drie jaar woonachtig was en ook op 12 maart 2023 (als enige persoon) aanwezig was. Daar komt bij dat de middelen op een toegankelijke plaats lagen. Ze waren niet verstopt en bevonden zich niet in een kast of bakje met een slot erop. Het bakje was direct zichtbaar bij het openen van de kastdeur.
De rechtbank acht het ongeloofwaardig dat een andere persoon, genaamd “ [naam] of zoiets”, deze middelen in de woning zou hebben achtergelaten, zoals door de verdediging is betoogd. De politie heeft onderzoek gedaan naar [naam] in de politiesystemen, maar dit onderzoek heeft geen resultaten opgeleverd. Ook door onderzoek aan de telefoon van verdachte kon [naam] niet worden getraceerd. Zo kwam deze naam niet voor in zijn contactgegevens. Voorts is meegewogen dat met name de 399 MDMA-pillen tezamen een behoorlijke handelswaarde vertegenwoordigen. Het is daarom niet waarschijnlijk dat [naam] , die volgens verdachte dakloos en minder bedeeld is en veel schulden heeft, deze inkomstenbron zou hebben laten liggen. In het licht van de verdenking is het niet ondenkbaar dat deze persoon niet bestaat en een verzinsel is van verdachte om zijn eigen daderschap te verhullen. Te meer, nu verdachte wisselend heeft verklaard over de laatste keer dat [naam] in zijn woning zou zijn geweest. Wat er ook van zij, in elk geval is dit alternatieve scenario onvoldoende onderbouwd en niet aannemelijk geworden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het derhalve niet anders zijn dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de drugs en geneesmiddelen en dat deze zich in zijn machtssfeer bevonden. Met betrekking tot de geneesmiddelen blijkt uit het dossier dat hiervoor geen handelsvergunning is verleend.
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
feit 3:
De politie heeft bij de doorzoeking op 12 maart 2023 in de keuken van verdachte diverse benodigdheden aangetroffen die geschikt zijn om GHB te vervaardigen. In enkele maatbekers en een jerrycan bevonden zich nog resten GHB en GBL (precusor). Deze goederen zouden volgens de verdediging eveneens aan [naam] toebehoren.
Gelet op hetgeen is overwogen ten aanzien van de feiten 1 en 2, is de rechtbank van oordeel dat verdachte als enige bewoner van de woning wetenschap heeft gehad van de daar aanwezige goederen en dat deze goederen zich ook in zijn machtssfeer hebben bevonden. De goederen stonden immers open en bloot, voor het grijpen in zijn keuken. Verdachte heeft zelfs verklaard dat hij wist dat met die goederen GHB kon worden gemaakt.
Ook voor wat betreft dit feit geldt dat aan het alternatieve scenario omtrent de onbekend gebleven [naam] onvoldoende handen en voeten zijn gegeven. Bovendien is op de foto’s te zien dat ook in de televisiekast open en bloot flessen met korrelontstopper staan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad om opzettelijk GHB te vervaardigen.
feit 4:
Onder feit 4 is tenlastegelegd dat verdachte opzettelijk ongeveer 19 pillen van een materiaal bevattende etizolam aanwezig zou hebben gehad. Deze benaming, deze stof komt echter in het geheel niet in het dossier voor. Evenwel komt in het dossier naar voren dat bij verdachte ook Xanax-pillen zijn gevonden. Het is echter onduidelijk of hiermee etizolam wordt bedoeld of dat etizolam een bestanddeel zou kunnen zijn van deze pillen. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1:op 12 maart 2023 te [plaats] opzettelijk
aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 399 pillen bevattende
MDMA, en
- ongeveer 0,8 gram MDMA en
- ongeveer 2,8 gram amfetamine,
zijnde MDMA en amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
feit 2:op 12 maart 2023 te [plaats] opzettelijk geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten 52
tabletten Sildenafil 100 mg merk Kamagra, in voorraad heeft gehad;
feit 3:
op 12 maart 2023 te [plaats] om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk vervaardigen
van GHB
- voorwerpen, stoffen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door:
- een jerrycan (inhoudsmaat 10 liter met een restant van vloeistof indicatief getest
op GBL en GHB), en
- een literfles ammoniak, en
- maatbekers (met een restant van vloeistof indicatief getest op
GHB), en- maatbekers, en
- verpakkingen korrelontstopper, en
- een trechter, en
- een literfles vloeibare ontstopper, en
- een verpakking toiletreiniger, en
- een verpakking Baking Soda, en
- verpakkingen schoonmaakvloeistof,
voorhanden te hebben.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
8 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel van deze straf kunnen de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, worden verbonden. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte slechts een onvoorwaardelijke straf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Tevens is gevraagd een voorwaardelijke straf op te leggen eventueel met de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geformuleerd. Verdachte wil namelijk een nieuw blad omslaan in zijn leven. Hij probeert van zijn middelengebruik af te komen, is bezig met het opzetten van een Graphic design bedrijf, gaat aan de slag bij [bedrijf] en probeert zijn hoge schulden met behulp van een bewindvoerder af te lossen. De verdediging wijst verder op het geringe strafblad van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft diverse harddrugs in zijn woning aanwezig gehad, te weten 399 MDMA-pillen, 0,8 gram MDMA en 2,8 gram amfetamine. Ook heeft hij de Geneesmiddelenwet overtreden door een groot aantal geneesmiddelen in voorraad te hebben waarvoor geen handelsvergunning geldt. Dit gaat om 52 tabletten bevattende Sildenafil. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht op het vervaardigen van GHB.
De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan. De samenleving ondervindt schade door velerlei vormen van criminaliteit die worden teweeggebracht door de georganiseerde misdaad die achter de drugshandel schuilgaat. Bovendien leveren harddrugs zoals MDMA, amfetamine en GHB voor de gebruikers aanzienlijke gezondheidsrisico’s op, vooral bij een langdurig gebruik daarvan. Deze drugs kunnen hun leven gaan beheersen en uiteindelijk hun leven vergooien. De samenleving ziet zich ook veelvuldig geconfronteerd met drugsverslaafden die op verschillende manieren overlast veroorzaken en vermogensdelicten plegen om hun verslaving te bekostigen. Verdachte heeft zelf ook een alcohol- en drugsverslaving en zou als geen ander moeten weten welke negatieve gezondheids- en neveneffecten dit heeft.
Voor wat betreft het ongecontroleerd in voorraad hebben van voornoemde geneesmiddelen hoeft het geen betoog dat dit een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt. Zo kan het gebruik van geneesmiddelen waarvoor geen vergunning is afgegeven grote gezondheidsrisico’s meebrengen.
Verdachte heeft onvoldoende stil gestaan bij de nadelige gevolgen voor anderen.
Hij heeft evenmin de verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen, nu hij heeft geprobeerd de schuld op een andere (mogelijk fictieve) persoon te schuiven.
Gelet op met name de grote hoeveelheid MDMA-pillen die verdachte in zijn bezit had, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een
dealerindicatie. Het is niet aannemelijk dat verdachte 399 MDMA-pillen voor eigen gebruik had klaar liggen, maar juist voor de verkoop. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij tweemaal eerder is veroordeeld voor het bezit van harddrugs. Bij zijn laatste veroordeling heeft verdachte voor onder meer het bezit van harddrugs een geringe taakstraf gekregen.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het reclasseringsrapport van 26 maart 2024. Hierin wordt beschreven dat verdachte vanwege de tenlastegelegde feiten uit zijn woning is gezet en inmiddels weer bij zijn moeder en stiefvader verblijft. Zijn financiën worden beheerd door een bewindvoerder. Hij heeft een zinvolle dagbesteding via [organisatie] , een onderdeel van de Diamantgroep van de Gemeente Tilburg.
De reclassering spreekt haar zorgen uit over het middelengebruik van verdachte en zijn psychosociaal functioneren. Zij vindt diagnostiek en behandeling nodig om de kans op herhaling te verminderen. Verdachte zou gemotiveerd zijn om zijn gedrag te gaan veranderen en heeft kenbaar gemaakt dat hij zich wil houden aan de voorgestelde bijzondere voorwaarden.
Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld. Zij adviseert een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering (Novadic-Kentron), het meewerken aan een diagnostisch onderzoek en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname, een dagbesteding en het meewerken aan controles betreffende alcohol en drugs.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf op zijn plaats is. Zij heeft bij de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en rekening gehouden met de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Daarmee wijkt de rechtbank in aanzienlijke mate af van de eis van de officier van justitie. Het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zal gelijk zijn aan het aantal dagen dat verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank acht van belang dat verdachte adequate hulpverlening krijgt aangeboden om de kans op recidive te verminderen en de nieuwe, positieve weg die hij wil inslaan verder vorm te kunnen geven. Aan het voorwaardelijk deel zullen daarom de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld die door de reclassering zijn geadviseerd. De rechtbank vindt het positief dat verdachte al enkele stappen in de goede richting heeft gezet, waaronder het beperken van zijn middelengebruik en het regelen van een nuttige daginvulling.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 62 dagen met aftrek van voorarrest (2 dagen) en een taakstraf van 180 uren.

7.Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, artikel 40 van de Geneesmiddelenwet, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 4 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
feit 3:een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben,
waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 62 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de verslavingsreclassering
Novadic-Kentron, Jan Wierhof 14 te Tilburg, en zich zal melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang als de reclassering noodzakelijk vindt;
* dat verdachte meewerkt aan diagnostisch onderzoek en eventueel een daaruit voortvloeiende
behandelingten behoeve van zijn middelengebruik en/of psychosociaal functioneren voor verslavingszorg
Novadic-Kentronof een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrisch ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een
kortdurende opnamevoor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig acht. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in de forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of
vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
* dat verdachte, indien de reclassering dit nodig acht, meewerkt aan
controle van het gebruik van alcohol en drugsom het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan een urineonderzoek en ademonderzoeken (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
-veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten
een computer, goednummer 2570036, een telefoon, goednummer 2570041.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Veldhuizen, voorzitter, mr. R.J.H. van der Linden en
mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 april 2024.