ECLI:NL:RBZWB:2024:2650

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
C/02/420235 / JE RK 24-460 en C/02/420239 / JE RK 24-463
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige na negatieve beoordeling van verblijf bij grootouder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2024 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, die zich zorgen maakt over de verzorging en opvoeding van [minderjarige] bij haar grootmoeder. De kinderrechter heeft eerder op 14 maart 2024 een spoedmachtiging verleend voor uithuisplaatsing, en op basis van nieuwe informatie en een afgerond onderzoek door [jeugdzorginstelling] is besloten om de reguliere machtiging te verlenen.

De moeder van [minderjarige] heeft ingestemd met de uithuisplaatsing, maar heeft ook aangegeven dat zij hoopt in de toekomst weer voor haar kinderen te kunnen zorgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de verzorging van [minderjarige] bij de grootmoeder zijn toegenomen, en dat er meldingen zijn gedaan door verschillende instanties, waaronder de politie en het kinderdagverblijf. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het verblijf bij de grootmoeder niet langer verantwoord is en dat [minderjarige] in een veilige en stabiele omgeving moet verblijven.

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 30 september 2024, en heeft de eerdere machtiging tot uithuisplaatsing bij de grootmoeder ongeldig verklaard. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/420235 / JE RK 24-460 en C/02/420239 / JE RK 24-463
datum uitspraak 27 maart 2024
nadere beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
over

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2020 in [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. I. Avontuur.

Het verdere procesverloop

Dit blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van 14 maart 2024 en alle daarin vermelde stukken;
- het e-mailbericht van de GI van 26 maart 2024 met bijlagen.
Op 27 maart 2024 is de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld. Op deze mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- een vertegenwoordigster van de GI.
Op de mondelinge behandeling is gelijktijdig behandeld het resterende verzoek van de GI (geregistreerd onder zaaknummers C/02/420241/ JE RK 24-461 en C/02/420242 / JE RK 24-465) over een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de oudere zus van [minderjarige] , [naam] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 18 september 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot
30 september 2024.
Bij beschikking van 19 december 2023 is een machtiging verleend om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin (oma moederszijde) tot 19 juni 2024.
Bij beschikking van 14 maart 2024 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een voorziening voor pleegzorg, dan wel een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling met ingang van
14 maart 2024 tot 28 maart 2024. De behandeling van het resterende verzoek is aangehouden.

Het resterende verzoek

Ter beoordeling ligt nog voor het reguliere verzoek van de GI om, aansluitend aan op de spoedmachtiging, een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin en/of accommodatie zorgaanbieder te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling
en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Het standpunt van verzoeker

Ter toelichting op het verzoek geeft de GI aan dat de zorgen over [minderjarige] de afgelopen maanden zijn toegenomen. [minderjarige] is in september 2023 bij haar oma moederszijde geplaatst. In november 2023 is [jeugdzorginstelling] een onderzoek gestart naar de plaatsing bij de oma, waarbij gekeken werd of sprake was van een veilige plek en of de oma beschikt over voldoende opvoedvaardigheden. Tijdens het onderzoek zijn er meerdere meldingen gedaan bij Veilig Thuis en ook het kinderdagverblijf heeft ernstige zorgen geuit over de veiligheid en verzorging van [minderjarige] . Ook de politie heeft op 8 maart 2024 een melding ontvangen over [minderjarige] . Zij werd alleen op straat aangetroffen. De politie is poolshoogte gaan nemen en heeft met de oma gesproken. De politie maakt zich zorgen over het verblijf van [minderjarige] bij de oma. Een spoedoverplaatsing van [minderjarige] naar een pleeggezin werd vanwege alle zorgen noodzakelijk gevonden. Inmiddels is het onderzoek van [jeugdzorginstelling] afgerond en hieruit blijkt dat een verblijf van [minderjarige] bij de oma als negatief is beoordeeld.
Op dit moment verblijft [minderjarige] met [naam] in een pleeggezin in [plaats] . Binnen het pleeggezin gaat het goed met [minderjarige] . De pleegmoeder is ook gastouder, zodat [minderjarige] ook regelmatig contact heeft met andere kinderen. Het pleeggezin geeft kortdurende zorg, maar de intentie is dat [minderjarige] bij dit pleeggezin kan blijven totdat er een andere, passende plek is gevonden. De GI zal zich ook hiervoor inzetten, maar verzoekt voor de zekerheid een brede machtiging om andere opties achter de hand te hebben. Voor de toekomst hoopt de GI dat [minderjarige] weer terug kan naar haar moeder. De samenwerking met de moeder verloopt goed en er zal geprobeerd worden om een vaste contactregeling te realiseren tussen [minderjarige] en de moeder. Verder geeft de GI aan dat zij de brief van de halfbroer van de moeder hebben ontvangen. In deze brief geeft hij aan dat hij betrokken wil worden bij de zorg en de toekomst van [minderjarige] , maar de GI geeft aan dat dit nu niet aan de orde is.

Het standpunt van belanghebbende

Namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij instemt met de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin en/of accommodatie zorgaanbieder. De moeder heeft gelezen hoe de situatie bij de oma is en zij is hierdoor aangedaan. Zij heeft wel bezwaar tegen een plaatsing van de kinderen bij haar halfbroer. De moeder hoopt dat zij in de toekomst weer zelf de zorg voor haar kinderen kan dragen. Op dit moment lukt dit niet, omdat zij met een alcoholverslaving en andere persoonlijke problematiek kampt. Zij gaat hiermee aan de slag en zij zal voor zeven weken worden opgenomen bij Novadic Kentron. Na dit traject zal de moeder ook nog ambulante hulpverlening krijgen. Het is voor de moeder nog niet duidelijk wanneer zij kan worden opgenomen.

De beoordeling

Ten aanzien van de spoedmachtiging van 14 maart 2024 overweegt de kinderrechter dat uit de gevoerde gesprekken niet is gebleken van nieuwe feiten en/of omstandigheden waardoor deze beslissing zou moeten worden herroepen. Het verblijf van [minderjarige] bij de oma was niet langer verantwoord.
Voor wat betreft het reguliere verzoek overweegt de kinderrechter dat zij op grond van artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek kan machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
De kinderrechter is van oordeel dat tot op heden wordt voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 1:265b, eerste lid, BW. Er zijn zorgen over de verzorging en opvoeding van [minderjarige] bij oma. Vanuit verschillende instanties zijn meldingen gedaan en ook [jeugdzorginstelling] heeft op basis van onderzoek een verblijf van [minderjarige] bij de oma als negatief beoordeeld. Sinds kort verblijft [minderjarige] in een pleeggezin en het gaat goed met haar. Ook wordt ervoor gezorgd dat de oma en de moeder op de hoogte blijven via foto’s over de ontwikkelingen van [minderjarige] . De kinderrechter vindt het belangrijk dat [minderjarige] voor nu in een veilige en stabiele omgeving kan blijven. In haar beoordeling betrekt de kinderrechter ook dat de moeder instemt met het verzoek van de GI. Gelet op het bovenstaande zal de kinderrechter het verzoek van de GI toewijzen en de machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De eerder afgegeven machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin (dus bij de oma) verliest daarmee zijn werking.
De kinderrechter hoopt dat de moeder door middel van hulpverlening blijft werken aan het creëren van een veilige en stabiele opvoedsituatie voor [minderjarige] , zodat zij in de toekomst mogelijk (al dan niet stapsgewijs) kan worden teruggeplaatst bij haar.
De kinderrechter zal de beslissing gelet op de aard daarvan uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevraagd door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

De beslissing

De kinderrechter
verleent, uitvoerbaar bij voorraad, een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin of accommodatie zorgaanbieder met ingang van 28 maart 2024 tot
30 september 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar gegeven op 27 maart 2024 door mr. Combee, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Hurkmans, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.