ECLI:NL:RBZWB:2024:2650
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- mr. Combee
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige na negatieve beoordeling van verblijf bij grootouder
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2024 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, die zich zorgen maakt over de verzorging en opvoeding van [minderjarige] bij haar grootmoeder. De kinderrechter heeft eerder op 14 maart 2024 een spoedmachtiging verleend voor uithuisplaatsing, en op basis van nieuwe informatie en een afgerond onderzoek door [jeugdzorginstelling] is besloten om de reguliere machtiging te verlenen.
De moeder van [minderjarige] heeft ingestemd met de uithuisplaatsing, maar heeft ook aangegeven dat zij hoopt in de toekomst weer voor haar kinderen te kunnen zorgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de verzorging van [minderjarige] bij de grootmoeder zijn toegenomen, en dat er meldingen zijn gedaan door verschillende instanties, waaronder de politie en het kinderdagverblijf. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het verblijf bij de grootmoeder niet langer verantwoord is en dat [minderjarige] in een veilige en stabiele omgeving moet verblijven.
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 30 september 2024, en heeft de eerdere machtiging tot uithuisplaatsing bij de grootmoeder ongeldig verklaard. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 april 2024.