ECLI:NL:RBZWB:2024:2649

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
C/02/418526 / JE RK 24-160
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
  • mr. Hurkmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met zorgen over de positie van de vader

Op 27 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en vader, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming. De ondertoezichtstelling van [minderjarige] was eerder ingesteld op 30 juni 2020 en was voor het laatst verlengd tot 30 maart 2024. De GI verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat zij zich zorgen maakten over de ontwikkeling van [minderjarige] en de rol van de vader in haar leven. De ouders hadden onderling afspraken gemaakt over contactmomenten, maar de GI stelde dat de moeder onvoldoende ruimte gaf aan de vader en dat er een patroon zichtbaar was waarin de vader conflicten vermeed en de moeder de controle overnam.

De vader gaf aan dat hij blij was met het contact dat hij weer had met [minderjarige], maar dat hij behoefte had aan rust. De moeder stelde dat [minderjarige] niet langer in haar ontwikkeling werd bedreigd en vroeg om afwijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. De Raad adviseerde om de ondertoezichtstelling te verlengen, zodat de ouders onder begeleiding van de GI tot een definitieve zorgregeling konden komen.

De kinderrechter oordeelde dat de zorgen van de GI gerechtvaardigd waren en dat de ondertoezichtstelling moest worden verlengd voor de duur van zes maanden, tot 30 september 2024. De kinderrechter benadrukte het belang van de rol van de vader in het leven van [minderjarige] en dat de GI de regie moest nemen in de zorg voor de minderjarige. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/418526 / JE RK 24-160
datum uitspraak 27 maart 2024
beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de ondertoezichtstelling
in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie Tilburg, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
betreffende

[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2017,

hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.T.M. Sengers,
en

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M.M.M. Minkels.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 26 januari 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de GI, gedateerd op 26 januari 2024.
Op 27 maart 2024 is de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Op deze mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door mr. Sengers;
- de vader, bijgestaan door mr. Minkels;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
Vanwege de samenhang zijn de door de ouders gedane verzoeken in de zaak met kenmerk
C/02/349662 / FA RK 18-4981 ook op deze mondelinge behandeling behandeld.
Op deze verzoeken wordt bij aparte beschikking beslist.
Gelet op deze gezamenlijke behandeling van de verzoeken is ook de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad) bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de vader.
Bij beschikking van 30 juni 2020 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst bij beschikking van 14 april 2023. De ondertoezichtstelling van [minderjarige] is in deze beschikking verlengd tot 30 maart 2024.

Het verzoek

De GI verzoekt de verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van verzoeker

Ter toelichting op het verzoek voert de GI aan dat [minderjarige] (nog) wordt bedreigd in haar ontwikkeling. Na de beschikking van 14 april 2023 zijn de omstandigheden gewijzigd, in die zin dat [minderjarige] weer het merendeel van de tijd bij haar moeder is. De ouders hebben onderling afspraken gemaakt over de contactmomenten tussen [minderjarige] en de vader en ook bij deze contactmomenten is de moeder een gedeelte aanwezig. Bij het maken van de afspraken heeft de moeder de regie gepakt en is er onvoldoende onderzoek geweest of deze afspraken in het belang van [minderjarige] zijn. Enerzijds heeft de GI de regie onvoldoende gepakt, anderzijds laat de moeder de GI nog steeds niet in haar huis en geeft zij geen toestemming voor contact met [minderjarige] . De GI maakt zich zorgen over de positie van de vader in het leven van [minderjarige] . In het verleden is er jarenlang geen contact geweest tussen [minderjarige] en haar vader. Dit werd niet toegestaan door de moeder. Hoewel de ouders positieve stappen hebben gezet in hun onderlinge contact, is het aandeel van de vader in de zorg over [minderjarige] weer kleiner geworden. Er wordt een patroon gezien waarin de vader conflicten vermijdt en moeder de controle pakt. Ook heeft IGB de zorg geuit dat het de moeder nog steeds niet lukt om verschil te zien tussen haar eigen negatieve gevoelens voor de vader als ex-partner en de behoefte van [minderjarige] aan een blijvende relatie met de vader. De moeder mist het inzicht dat haar gedrag en uitlatingen het loyaliteitsconflict van [minderjarige] kunnen vergroten. De vrees bestaat dat de vader volledig buitenspel wordt gezet op het moment dat het gedwongen kader wegvalt. Het is noodzakelijk dat onderzocht wordt hoe de vader versterkt kan worden in zijn vaderrol. Het is namelijk in het belang van [minderjarige] dat haar vader een bestendige rol in haar leven speelt. Inmiddels heeft de GI een verklarende analyse aangevraagd om onderzoek te doen naar de kern van de problematiek. Vandaaruit kan de juiste en meest passende hulp worden ingezet. Het uiteindelijke doel van de ondertoezichtstelling is om samen met de ouders te komen tot een ouderschapsplan.

Het standpunt van de belanghebbenden

Door en namens de vader is aangegeven dat de ondertoezichtstelling ertoe heeft geleid dat hij weer contact heeft met [minderjarige] . Hij is hier blij mee. Aan de andere kant is er in de afgelopen periode veel van hem verwacht en heeft hij behoefte aan rust. De situatie tussen de ouders is verbeterd, maar hij ziet ook dat er ruimte is voor verdere verbetering en dat de ouders hieraan moeten blijven werken. Voor de vader is wel ongeveer duidelijk waarom de moeder in het verleden heeft gehandeld zoals zij heeft gedaan. Wat de vader betreft is een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden voldoende.
Door en namens de vrouw is aangegeven dat [minderjarige] niet langer in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De speltherapie is positief afgerond en vanuit de GI zijn er geen zorgen over [minderjarige] . Het is de ouders gelukt om te komen tot een vorm van samenwerking, waarbij zij in staat zijn om afspraken te maken over het contact tussen de vader en [minderjarige] . Deze afspraken zijn ook meer passend binnen de gezinssituatie van de vader. De moeder vindt het belangrijk dat er rust komt voor iedereen. Aan een verklarende analyse hebben de ouders geen behoefte. Zij vraagt om het verzoek tot ondertoezichtstelling af te wijzen.
Subsidiair geeft de vrouw aan dat een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden voldoende is. In die periode kan worden geprobeerd om te komen tot een ouderschapsplan. De moeder zal daaraan haar medewerking verlenen. Zij staat in goed contact met de jeugdzorgwerker, maar vindt huisbezoeken niet nodig.
De Raad adviseert om de ondertoezichtstelling te verlengen, zodat de ouders onder begeleiding van de GI tot een definitieve zorgregeling kunnen komen.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
De gronden van artikel 1:255 lid 1 BW luiden als volgt: de rechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Op basis van de stukken en de toelichting op de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan het wettelijk criterium van artikel 1:255 BW. De kinderrechter neemt daarbij in aanmerking dat partijen stappen hebben gezet, maar deze ontwikkelingen zijn nog pril. Verder deelt de kinderrechter de zorgen van de GI over de positie van de vader. Sinds de beschikking van 14 april 2023 is het contact tussen de vader en [minderjarige] flink verminderd. Opvallend hierbij is dat de ouders ieder een andere visie hebben over hoe de contactregeling de afgelopen periode vorm is gegeven. Zij verschillen ook van mening over hoe deze in de toekomst het beste kan worden vastgesteld. De indruk bestaat dat de vader niet altijd is opgewassen tegen de moeder en het hem niet lukt om tegengas te geven. Het is noodzakelijk dat de vader versterkt wordt in zijn vaderrol. Hij heeft recht op contact met [minderjarige] buiten de aanwezigheid van de moeder en ook voor [minderjarige] is het van groot belang dat haar vader een blijvende, voldoende frequente en consistente rol heeft in haar leven. De regie van de GI is hierin nodig. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] dan ook verlengen voor de duur van zes maanden, te weten tot 30 september 2024. Het verzoek wordt voor het overige aangehouden. Op die manier wordt er een tussentijds toetsmoment ingelast. In de tussenliggende periode kan de verklarende analyse worden uitgevoerd als de GI dit nodig acht en onderzocht worden welke zorgregeling in het belang van [minderjarige] is. Ook kan gewerkt worden aan een door beide ouders gedragen ouderschapsplan.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk op de hierna te noemen pro forma datum schriftelijk verslag uit te brengen over de actuele stand van zaken, met name over uitkomsten van de verklarende analyse, de voortgang van de hulpverlening en wat dat betekent voor de bestaande zorgen. Ook wordt gevraagd een standpunt kenbaar te maken over het resterende deel van het verzoek. De advocaten van partijen zullen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken hierop te reageren.
De kinderrechter zal de beslissing gelet op de aard daarvan uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevraagd door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

De beslissing

De kinderrechter
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden, met ingang van 30 maart 2024 tot 30 september 2024;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de GI om uiterlijk
19 augustus 2024pro forma de kinderrechter te informeren over de stand van zaken, zoals weergegeven in de beoordeling, en aan te geven of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd.
houdt de beslissing op het resterende deel van het verzoek aan.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024 door mr. Combee, in tegenwoordigheid van mr. Hurkmans.
De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 5 april 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.