ECLI:NL:RBZWB:2024:2642

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
02-249944-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van harddrugs en softdrugs met rekening houdend met de rol van de verdachte en haar positieve ontwikkeling

Op 22 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen verschillende hoeveelheden harddrugs en softdrugs voorhanden had. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 8 april 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J. Castelein, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte het bezit van ongeveer 685 gram amfetamine, 11,35 gram 3-CMC, 41 gram hasjiesj en 3450 gram hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank heeft de rol van de verdachte in de zaak in overweging genomen, evenals haar positieve ontwikkeling in het leven. De verdachte heeft bekend dat de 3-CMC die in haar slaapkamer werd aangetroffen van haar was, maar ontkende wetenschap te hebben van de amfetamine die in de keuken werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de hennep die in de woning was aangetroffen, mede op basis van bewijs dat op haar telefoon was gevonden. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, en een taakstraf van 180 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar en bijzondere voorwaarden.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de blanco justitiële documentatie van de verdachte en haar inspanningen om haar leven te verbeteren. De uitspraak benadrukt de schadelijke effecten van drugsbezit en de impact op de samenleving, maar erkent ook de positieve stappen die de verdachte heeft gezet in haar leven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-249944-23
vonnis van de meervoudige kamer van 22 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [adres 1]
raadsvrouw mr. D. Marcus, advocaat te Goirle

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 april 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J. Castelein, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:samen met anderen verschillende hoeveelheden harddrugs in bezit heeft gehad;
feit 2:samen met anderen verschillende hoeveelheden softdrugs in bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide tenlastegelegde feiten. Naast alle uitgeschreven hoeveelheden verdovende middelen bij zowel feit 1 als feit 2, acht de officier van justitie ook het medeplegen bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder feit 1 tenlastegelegde voorhanden hebben van de hoeveelheden harddrugs. Verdachte heeft over dit feit telkens ontkennende verklaringen afgelegd. Zij had geen wetenschap van de harddrugs. Bovendien heeft [medeverdachte] ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat de aangetroffen harddrugs in de afgesloten kamer van hem waren en dat verdachte daar geen weet van had. Ten aanzien van de aangetroffen amfetamine in de vriezer in de keuken, is de verdediging van mening dat het feit dat verdachte gebruik maakt van de keuken niet wil zeggen dat daarmee ook wetenschap bestaat van de aanwezigheid van die amfetamine.
Tot slot geven ook de berichten, die van en naar de telefoon van verdachte zijn verstuurd, geen aanleiding om aan te nemen dat verdachte bekend was met de aanwezigheid van de harddrugs. Verdachte dient dan ook vrijgesproken te worden van feit 1.
De verdediging heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Op 28 september 2023 heeft er een bestuurlijke controle plaats gevonden in de woning aan [adres 2] te [plaats] . Deze bestuurlijke controle zag op de handhaving van de brandveiligheid en het aantal ingeschreven personen op grond van Gemeentelijke Basis Administratie. Nadat er hennep werd geroken en gezien in een plastic tas is de bestuurlijke controle stop gezet en heeft er een strafrechtelijke doorzoeking plaats gevonden. Bij deze doorzoeking zijn verschillende hoeveelheden verdovende middelen gevonden. De vraag die de rechtbank dient beantwoorden is, of verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze verdovende middelen en of zij daar de beschikkingsmacht over had.
Feit 1Verdachte heeft bekend dat de 3-CMC die is aangetroffen in haar slaapkamer van haar is. De rechtbank maakt uit het dossier op dat het gaat om twee plastic zakjes van 7,75 gram en 3,6 gram 3-CMC.
Ten aanzien van de 685 gram amfetamine heeft verdachte de wetenschap en beschikkingsmacht ontkend. Deze hoeveelheid amfetamine is aangetroffen in de keuken van de woning. Verdachte heeft verklaard dat zij woonachtig was in de woning en dat zij gebruik maakte van de keuken omdat zij daar kookte. De rechtbank gaat ervan uit dat personen die in een woning verblijven in beginsel wetenschap hebben van de daar aanwezige goederen en dat deze goederen zich ook in hun machtssfeer bevinden. Gelet op de plaats waar de amfetamine is aangetroffen kan het in dit geval niet anders zijn dan dat verdachte daarvan wetenschap moet hebben gehad.
Ten aanzien van de cocaïne en de MDMA-pillen overweegt de rechtbank dat uit het dossier enkel is op te maken dat deze zich bevonden in ruimte D. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat verdachte betrokken was bij of wetenschap had van deze verdovende middelen. De rechtbank zal verdachte daarom van dit gedeelte van de tenlastelegging vrij spreken.
Feit 2
Verdachte heeft bekend dat de kleine hoeveelheid (de rechtbank begrijpt: de 41 gram die ten laste is gelegd) van haar was. Gelet op het feit dat zij dit heeft bekend, zowel bij de politie als ter zitting, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen te weten:
  • De verklaring van verdachte bij de politie op 29 september 2023, op genomen op pagina 89 e.v. van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2023228659
  • De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting
Ten aanzien van de grotere tenlastegelegde hoeveelheid hennep, de 3450 gram, heeft verdachte ontkend dat deze van haar is.
De rechtbank maakt uit het dossier op dat er hennep is aangetroffen in ruimte C (de woonkamer), ruimte D en ruimte H. Ten aanzien van ruimte C en ruimte H wordt omschreven dat het gaat om een ‘
zakje hennep’respectievelijk een ‘
potje met hennep’. Ten aanzien van ruimte D wordt omschreven dat het gaat om een ‘
witte plastic zak met diverse zakken met hennep’. Daaruit concludeert de rechtbank dat de grotere hoeveelheid hennep die ten laste is gelegd de hoeveelheid moet zijn die is aangetroffen in ruimte D.
Verdachte heeft verklaard dat zij geen toegang had tot ruimte D en dat zij geen wetenschap had van de verdovende middelen die in die ruimte zijn aangetroffen.
Zoals hiervoor overwogen gaat de rechtbank ervan uit dat personen die in de woning wonen in beginsel wetenschap hebben van de daar aanwezige goederen en dat deze goederen zich ook in hun machtssfeer bevinden. Daarbij overweegt de rechtbank dat op de telefoon van verdachte een filmpje en foto’s zijn aangetroffen van grotere hoeveelheden hennep waarvan is vast komen te staan dat dat filmpje en die foto’s zijn gemaakt in de woning aan de [adres 2] en dat de armen en handen die door de betreffende henneptoppen gaan de armen en handen van verdachte zijn. Ook is vastgesteld dat dit betreffende filmpje is gemaakt op 26 september 2023, slechts twee dagen voor de doorzoeking. Daarnaast zijn op de telefoon van verdachte berichten gevonden die verdachte heeft verstuurd aan [medeverdachte] , waarin verdachte stuurt: ‘
Wanneer ik jullie hachje red neemt er niemand op’waarop [medeverdachte] antwoordt: ‘
[verdachte] je moet dit zelf oplossen’. Ook stuurt zij aan ene [naam] ‘
Kom niet naar huis’waarop deze [naam] antwoordt: ‘
Neem het op jezelf’, ‘
ik zal het goed met je maken’en ‘
Ik kan niet, ik ben weg voor 6 maanden’. De verklaring van verdachte dat deze berichten zagen op de bestuurlijke controle en de mogelijke consequenties daarvan acht de rechtbank niet geloofwaardig en niet aannemelijk. Bovendien merkt de rechtbank op dat verschillende gebruiksvoorwerpen die te maken hebben met verdovende middelen zoals weegschalen en gripzakjes op meerdere plekken in de woning zijn aangetroffen, waaronder in de woonkamer. Tot slot merkt de rechtbank op dat in ruimte D (waar tevens de grote hoeveelheid hennep is aangetroffen) tevens 10 THC-vapes zijn aangetroffen waarover verdachte heeft verklaard dat deze van haar zijn.
De rechtbank volgt de verdachte dan ook niet in haar verklaring dat zij niet wist van de hennep in ruimte D.
Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de hennep die in de woning is aangetroffen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 28 september 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 685 gram amfetamine en
- ongeveer 11,35 gram 3-CMC,
zijnde amfetamine en 3-CMC telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 28 september 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 41 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en ongeveer 3450 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest, te weten 99 dagen. Daarnaast acht de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van één jaar op zijn plaats. Aan het voorwaardelijk deel kunnen de bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname.
Tot slot vordert de officier van justitie ook de oplegging van een taakstraf van 150 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de blanco justitiële documentatie van verdachte, haar moeilijke gezinssituatie, de inzet die zij heeft getoond na de schorsing van de voorlopige hechtenis waarbij zij zich aan de afspraken heeft gehouden en het feit dat zij hard aan haar toekomst werkt. Voorgesteld wordt om een taakstraf van 140 uren op te leggen met aftrek van de tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht.
Gelet op de positieve lijn die verdachte heeft ingezet, is er geen noodzaak om een voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van aanzienlijke hoeveelheden hard- en softdrugs. Verdovende middelen zijn verslavende stoffen en kunnen (bij langdurig) gebruik schadelijk zijn voor de gezondheid. Daarnaast ontstaat door het bezit van drugs, en de daarmee samenhangende handel, schade en overlast voor de samenleving. Het is algemeen bekend dat de handel in drugs allerlei andere vormen van criminaliteit in de hand werkt en vaak gepaard gaat met het gebruik van (vuur)wapens. Dit heeft een ontwrichtende werking op de maatschappij. Verdachte heeft zich om deze gevolgen niet bekommerd. De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte dit feit weliswaar samen met een medeverdachte heeft gepleegd, maar dat uit het dossier blijkt dat zij een beperktere rol heeft gehad dan die medeverdachte.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het blanco strafblad van verdachte.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 14 maart 2024. Volgens de reclassering is er geen sprake van een delictpatroon. De kans op recidive kan onvoldoende ingeschat worden. Inmiddels heeft verdachte haar leven herpakt. Zij heeft gebroken met haar voormalig sociaal netwerk, zij woont in een andere woning en is abstinent van cannabis. Ook heeft zij een stabiele baan en een passend inkomen. Wel worden aanwijzingen gezien voor psychologische danwel psychiatrische problematiek.
Verdachte is gemotiveerd tot gedragsverandering. Zij komt oprecht over in haar wens om een stabiel en delictvrij leven te leiden.
Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan een ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname), het meewerken aan middelencontrole en het meewerken aan ambulante begeleiding. De proeftijd dient volgens de reclassering één jaar te bedragen.
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij haar eigen LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting. Op grond daarvan ligt in beginsel oplegging van een gevangenisstraf van drie maanden in verband met de aangetroffen hoeveelheid amfetamine en 3-CMC en een taakstraf van 180 uren voor de aangetroffen hoeveelheid hasjiesj en hennep in de rede.
Gelet op de beperktere rol en de positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte komt de rechtbank tot een andere strafoplegging. Zij zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Dit betekent dat verdachte niet terug naar de gevangenis hoeft. Daarnaast zal de rechtbank opleggen een taakstraf van 180 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar en met aftrek van het resterend deel van het voorarrest, te weten 9 dagen. Aan het voorwaardelijk deel van de taakstraf worden de bijzondere voorwaarden gekoppeld, zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname bij een ambulante behandeling, nu dit verder niet wordt onderbouwd in het rapport van de reclassering en het dossier daar ook geen aanleiding toe geeft.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen. Verder zijn deze voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 90 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
* dat verdachte zich binnen vijf werkdagen zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht. Huisbezoeken zijn onderdeel van de meldplicht;
* dat verdachte een verwijzing vraagt via de huisarts voor een psycholoog. Samen met de reclassering wordt onderzocht of er een Pools sprekende psycholoog is, die aan verdachte behandeling kan bieden. Verdachte werkt mee aan diagnostiek en behandeling en deelt de uitkomsten en voortgang met de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte meewerkt aan forensische ambulante begeleiding van bijvoorbeeld Unitio als de reclassering dat nodig acht. Om de begeleiding vorm te geven geeft zij inzage in haar correspondentie omtrent financiën, inzage in bankafschriften en dergelijke. Zij kunnen verdachte ook ondersteunen in het GGZ-tracject. Een alternatief zou op vrijwillige basis stichting Barka kunnen zijn.
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht en resteert na het op de gevangenisstraf in mindering gebrachte deel, in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1. GR Hennep (Omschrijving: G2641575)
2 41 GR Hasjiesj (Omschrijving: G2641575)
3 10 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G2641585, allerlei verschillende
smaken hennep vapes)
4 52,48 GR Cocaïne (Omschrijving: 2641595)
5 87 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 2641596, roze)
6 5,93 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: 2641784)
7 7,4 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: 2641786)
8 422 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 2641787, geel)
9 469 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 2641788, roze)
10 14 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 2641789, roze)
11 680 GR Verdovende Middelen (Omschrijving: 2641798, wit);
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.H. de Jong, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 april 2024.
Mr. C.H.W.M. Sterk is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.