ECLI:NL:RBZWB:2024:2637

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
02-120828-23, 02-111758-23, 02-109575-23, 02-110314-23, 02-120077-23, 02-125154-23, 02-204179-23, 02-207119-23 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere strafbare feiten waaronder bedreiging, vernieling, belediging van een politieambtenaar en diefstal

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 april 2024 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die zich in een periode van vier maanden schuldig heeft gemaakt aan tien strafbare feiten. De feiten omvatten onder andere bedreiging, lokaal- en erfvredebreuk, vernielingen, wederspannigheid, belediging van een politieambtenaar, onbruikbaar maken van goederen, diefstal en het beschadigen van een politieauto. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 67 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 203,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 april 2023.

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 april 2024, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was. De officier van justitie was ontvankelijk in de vervolging en er was geen reden voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken, waarbij enkele feiten zijn vrijgesproken, zoals de brandstichting, terwijl andere feiten als wettig en overtuigend bewezen zijn verklaard.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de rapportage van de reclassering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte overlast heeft veroorzaakt en inbreuk heeft gemaakt op het gezag van de politie en het eigendomsrecht van anderen. De opgelegde straf is in lijn met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-120828-23, 02-111758-23, 02-109575-23, 02-110314-23,
02-120077-23, 02-125154-23, 02-204179-23, 02-207119-23 (gev. ttz)
vonnis van de meervoudige kamer van 22 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1979 te [plaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. L.C.W. Wingens, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 april 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
02-120828-23 onder 1: bedreiging van [slachtoffer] ;
02-120828-23 onder 2: lokaalvredebreuk;
02-111758-23: vernieling van een ruit;
02-109575-23 onder 1: wederspannigheid;
02-109575-23 onder 2: belediging van een politieambtenaar;
02-110314-23: vernieling van meerdere lamellen;
02-120077-23 onder 1: onbruikbaar maken van meerdere broodjes;
02-120077-23 onder 2: diefstal;
02-125154-23: brandstichting;
02-204179-23: erfvredebreuk;
02-207119-23: vernieling van een politieauto.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Vrijspraak (02-125154-23:brandstichting)
4.1.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde brandstichting. Verdachte heeft op een grasveldje brand gesticht door een open vuur te maken. Verdachte had geen blusmiddelen bij zich. Hierdoor was te duchten dat door overslag van vuur gevaar voor de bomen, garageboxen en panden die zich daar bevonden zou ontstaan.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de brandstichting. Weliswaar erkent verdachte dat hij brand heeft gesticht, maar niet kan worden bewezen dat daardoor op enig moment gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest.
4.1.3
Beoordeling
Vast staat dat verdachte op 18 mei 2023 opzettelijk brand heeft gesticht op een plantsoen, gelegen achter garageboxen aan [straat 1] te Tilburg. Hij heeft onder andere puin en takken in brand gestoken. Daarmee is echter nog niet gegeven dat er sprake was van opzettelijke brandstichting zoals bedoeld in artikel 157 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Daarvoor is namelijk vereist dat komt vast te staan dat door die brandstichting gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de door verdachte gestichte brand daadwerkelijk gevaar voor andere goederen dan de zaken die in brand zijn gestoken opleverde. Een onderzoek om die risico’s in kaart te brengen is niet gedaan. Ook is niet vastgesteld of de roetplekken op de bomen en de garageboxen op 18 mei 2023 zijn ontstaan en of dat er zich brandbare zaken bevonden binnen het bereik van het vuur dat verdachte had aangestoken, waardoor het vuur zich verder zou hebben kunnen verspreiden.
4.1.4
Conclusie
Het onder 02-125154-23 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2
Bewijswaardering (02-109575-23 onder 2:belediging politieambtenaar)
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde belediging.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit. Verdachte ontkent [verbalisant 1] te hebben bespuugd op het moment dat hij het politievoertuig in werd begeleid. Hij heeft enkel gespuugd op het moment dat hij in de supermarkt door de politieagenten naar de grond is gebracht. Hij zou toen niet gespuugd hebben in de richting van een agent, maar om het haar uit zijn mond/gezicht te krijgen.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 26 april 2023 was [verbalisant 1] samen met zijn collega [verbalisant 2] in de Albert Heijn aan de [adres] te Tilburg. Zij werden aangesproken door de manager dat er een man (hierna: verdachte) in de supermarkt was terwijl hij een winkelverbod had. De verbalisanten spraken verdachte aan en vertelden hem dat hij de winkel niet meer in mocht en zou worden aangehouden als hij opnieuw de winkel binnen zou gaan. Desondanks ging verdachte bij de Albert Heijn naar binnen en werd hij vervolgens aangehouden. Op het moment dat verdachte in het politievoertuig werd begeleid spuugde hij in de richting van [verbalisant 1] , waarbij hij de arm van [verbalisant 1] raakte. [verbalisant 1] voelde zich beledigd en heeft hiervan aangifte gedaan.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ter zitting, dat hij niet heeft gespuugd op het moment dat hij het politievoertuig in werd begeleid, niet geloofwaardig. Beide verbalisanten hebben op ambtseed verklaard hoe verdachte [verbalisant 1] heeft bespuugd. De rechtbank ziet geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen en acht de belediging van [verbalisant 1] wettig en overtuigend bewezen.
4.2.4
Conclusie
Het onder 02-109575-23 onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3
Bewijswaardering (02-120077-23 onder 1 en 2:onbruikbaar maken broodjes en diefstal van twee frikandellenbroodjes Aldi)
4.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 1 blijkt niet uit het dossier dat verdachte de broodjes met zijn handen heeft aangeraakt. Hij heeft kennelijk het gehele karton gepakt en in zijn mandje gedaan en de broodjes dus niet stuk voor stuk vastgepakt. Hij dient daarom te worden vrijgesproken van het onbruikbaar maken van de broodjes.
Ten aanzien van feit 2 ontbrak bij verdachte het oogmerk om de frikandellenbroodjes te stelen. Hij kreeg de gelegenheid niet om ze af te rekenen, maar werd gelijk uit de winkel gezet. Om die reden moet vrijspraak volgen.
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde onbruikbaar maken van de broodjes en de winkeldiefstal bij de Aldi bewezen. De rechtbank gaat daarbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 11 mei 2023 constateert een winkelmedewerker van de Aldi te Tilburg dat verdachte in de winkel frikandellenbroodjes aan het eten is. Daarnaast ziet hij dat in het mandje van verdachte meerdere bakkerijproducten liggen, zonder de daarvoor bestemde verpakking.
Feit 1
Voor het onbruikbaar maken van een goed is onder meer vereist dat deze onbruikbaar is gemaakt voor zijn bestemming. Uit de aangifte blijkt dat verdachte de broodjes zonder verpakking in zijn mandje had liggen. Onduidelijk is hoe hij de broodjes heeft gepakt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de hele schaal in zijn mandje heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee vast dat de broodjes, nadat ze in het winkelmandje van verdachte hadden gelegen, niet meer verkocht konden worden door de Aldi en in die zin onbruikbaar waren.
Feit 2
Voorts blijkt uit de aangifte dat verdachte anderhalf frikandellenbroodje al in de winkel heeft opgegeten, zonder daarvoor te betalen. Met het opeten van de producten, is de toe-eigening al voltooid. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij van plan was de goederen af te rekenen, maar dat hij uit de winkel werd gezet. Aangezien verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij de broodjes wilde stelen omdat hij dakloos was en honger had, stelt de rechtbank vast dat verdachte op het moment dat hij de producten opat en wegnam niet van plan was om daarvoor te betalen (of daartoe in ieder geval niet in staat was), zodat hij zich deze wederrechtelijk heeft toegeëigend.
4.3.4
Conclusie
Het onder 02-120077-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (02-120828-23 onder 1:bedreiging [slachtoffer], 02-120828-23 onder 2:lokaalvredebreuk, 02-111758-23:vernieling ruit, 02-109575-23 onder 1:wederspannigheid, 02-110314-23:vernieling lamellen, 02-204179-23:erfvredebreuk, 02-207119-23:beschadigen politievoertuig)
De onder 02-120828-23 onder 1 en 2, 02-111758-23, 02-109575-23 onder 1, 02-110314-23, 02-204179-23 en 02-207119-23 ten laste gelegde feiten zijn door verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.5
De bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 02-109575-23 onder 2 en onder
02-120077-23 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 02-120828-23 onder 1 en 2, 02-111758-23, 02-109575-23 onder 1,
02-110314-23, 02-204179-23 en 02-207119-23 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
02-120828-23:
1
hij op 11 mei 2023 te Tilburg [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] (indirect, via een medewerkster van GGZ Breburg) dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga naar [naam 1] toe en ik ga hem vermoorden";
2
hij op 16 mei 2023 te Tilburg wederrechtelijk (te weten in strijd met de winkelontzegging uitgereikt aan verdacht op 26 april 2023 en geldig voor twee jaar) is binnengedrongen in een besloten lokaal (te weten Albert Heijn) gelegen aan de [adres] te Tilburg en in gebruik bij Albert Heijn;
02-111758-23:
hij op 1 mei 2023 te Tilburg, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die geheel aan Kontinuezorg toebehoorde heeft vernield;
02-109575-23:
1
hij op 26 april 2023 te Tilburg, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, [verbalisant 3] (brigadier van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [verbalisant 4] (hoofdagent van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [verbalisant 1] (hoofdagent van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant),
allenwerkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- zijn handen onder zijn lichaam te houden en
- zich tegen te houden met zijn benen;
2
hij op 26 april 2023 te Tilburg, opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door die [verbalisant 1] te spugen op de arm;
02-110314-23:
hij op 27 april 2023 te Tilburg, opzettelijk en wederrechtelijk, meerdere lamellen die geheel aan Politie Tilburg toebehoorden heeft vernield;
02-120077-23:
1
hij op 11 mei 2023 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk
- vijf croissant
sen
- twaalf ham/kaas croissant
sen
- elf börek en
- zeventien frikandellenbroodjes, die geheel aan Aldi, toebehoorden onbruikbaar
heeftgemaakt;
2
hij op 11 mei 2023 te Tilburg twee frikandellenbroodjes, die geheel aan Aldi toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
02-204179-23:
hij op 15 augustus 2023 te Tilburg, op een besloten erf gelegen aan [straat 2] en in gebruik bij Ggz Breeburg, wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
02-207119-23:
hij op 17 augustus 2023 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een politievoertuig, die geheel aan de Nationale Politie toebehoorde heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in
cursiefverbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 158 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Verzocht wordt om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, in combinatie met een geheel voorwaardelijke taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in een periode van vier maanden schuldig gemaakt aan tien strafbare feiten, te weten een bedreiging, lokaal- en erfvredebreuk, twee vernielingen, wederspannigheid, belediging van een politieambtenaar, onbruikbaar maken van goederen, diefstal en het beschadigen van een politieauto. Hiermee heeft verdachte overlast veroorzaakt en inbreuk gemaakt op het gezag van de politie en op het eigendomsrecht van anderen. Kennelijk heeft verdachte niet stil gestaan bij de vervelende gevolgen hiervan. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 23 februari 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder meermalen is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt dit in voor verdachte nadelige zin mee. Daarnaast blijkt uit het strafblad van verdachte dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Ook daarmee heeft de rechtbank rekening gehouden in de strafmaat.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 27 maart 2024, opgemaakt door [naam 2] . Dit rapport houdt - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende in:
Inmiddels is betrokkene weer goed in beeld bij het FACT-team van GGZ Breeburg, er is sprake van een zorgmachtiging tot december 2024 (in het kader van de wet verplichte GGZ). Betrokkene heeft op dit moment ambulante zorg in een dwangkader waar hij tot op heden aan meewerkt. Uit referentencontact blijkt dat betrokkene wekelijks contact heeft met zijn behandelaar en depotmedicatie krijgt. Daarnaast heeft hij inmiddels een stabiele leefsituatie; hij woont bij [zorginstelling] middels een WMO indicatie, hij stelt zich meewerkend op in contacten met de persoonlijk coach. Betrokkene staat onder financieel bewind en hij heeft een mentor. Er is aandacht voor het zoeken van een passende vervolgplek. Uit navraag bij de politie blijkt dat de heer [verdachte] in de eerste helft van 2023 veelvuldig bij hen in beeld kwam, maar er de laatste maanden geen meldingen meer over hem zijn. Het civielrechtelijk dwangkader van de zorgmachtiging lijkt passend, betrokkene is goed ingebed in zorg.
De reclassering schat het risico op recidive op basis van het professioneel oordeel op dit moment in op gemiddeld. Betrokkene is ingebed in zorg en woont begeleid, dit zien wij als beschermende factoren. Zonder huisvesting en medicamenteuze behandeling zal het risico op recidive naar verwachting direct toenemen.
De reclassering kan het risico op onttrekken aan voorwaarden niet inschatten. Op dit moment is betrokkene stabiel, binnen het huidige dwangkader houdt hij zich aan de afspraken. Zonder (verplichte) medicamenteuze behandeling hebben wij twijfels of betrokkene in staat is zich aan voorwaarden te houden.
Indien de verdachte schuldig wordt bevonden adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. Wij vinden interventies of toezicht op dit moment niet nodig en passend. Er is op dit moment sprake van een civielrechtelijk dwangkader tot december 2024. Indien nodig kan en zal dit worden verlengd. Dit word door zijn behandelaren en gedragsdeskundigen van de GGZ beoordeeld. Het is van belang dat het huidige hulpverleningstraject voortgezet kan worden. Indien betrokkene de verworven stabiliteit verliest zal het risico op recidive direct toenemen.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de veelheid aan strafbare feiten gepleegd in een relatief korte periode is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf passend en geboden is. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het advies van de reclassering zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest(vul de feitaanduidingen in). De rechtbank zal daaraan geen bijzondere voorwaarden koppelen, nu verdachte reeds voldoende is ingebed in zorg.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

7.De benadeelde partij

7.1
Vordering van [verbalisant 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 02-109575-23 onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 203,00 aan immateriële schade.
7.1.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, te
vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.2
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.1.3
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij door het onder 02-109575-23 onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit in zijn eer en goede naam is geschaad en daarmee immateriële schade is toegebracht. Het gevorderde bedrag is billijk en de rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 26 april 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 138, 180, 266, 267, 285, 310, en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 02-125154-23 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-120828-23 feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
02-120828-23 feit 2:in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
02-111758-23, 02-110314-23:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andertoebehoort, vernielen;
02-109575-23 feit 1:
wederspannigheid;
02-109575-23 feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaargedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
02-120077-23 feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andertoebehoort, onbruikbaar maken;
02-120077-23 feit 2:
diefstal;
02-204179-23:
in het besloten erf bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
02-207119-23:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andertoebehoort, beschadigen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 90 (negentig) dagen, waarvan 67 (zesenzeventig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast;
- tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
- stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit
schuldig maken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[verbalisant 1]van
€ 203,00 (zegge: tweehonderddrie euro)aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 26 april 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[verbalisant 1](feit 02-109575-23 onder 2),
€ 203,00 (zegge: tweehonderddrie euro)te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 26 april 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
4 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.L.J. Martens, voorzitter,
mr. C.H.W.M. Sterk en mr. L.H. de Jong, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 april 2024.
Mr. Sterk is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.