ECLI:NL:RBZWB:2024:2622

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
BRE 23/10473
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag onder de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant beoordeeld. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat GS volgens haar niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 11 juli 2023, zoals vereist door artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn voor de aanvraag was verstreken voordat eiseres op 17 oktober 2023 beroep heeft ingesteld. Het beroepschrift voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, wat betekent dat eiseres rechtsgeldig beroep heeft ingesteld. Echter, na het indienen van het beroep heeft GS op 5 december 2023 alsnog een besluit genomen. De rechtbank concludeert dat eiseres geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het niet tijdig nemen van een besluit door GS, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.

De rechtbank heeft eiseres gevraagd om te reageren op het besluit van GS, maar zij heeft tot op heden niet gereageerd. Hierdoor gaat de rechtbank ervan uit dat eiseres het niet eens is met het besluit van 5 december 2023. De rechtbank besluit het beroepschrift door te zenden naar GS ter behandeling als bezwaar, aangezien eiseres nog geen inhoudelijke standpunten heeft ingediend.

De rechtbank bepaalt dat GS het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden, maar er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10473

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

Gedeputeerde staten van Noord-Brabant.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat GS volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 11 juli 2023 als bedoeld in artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Partijen zijn het erover eens dat de beslistermijn voor de aanvraag was verstreken voordat eiseres op 17 oktober 2023 beroep heeft ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Dit brengt mee dat eiseres rechtsgeldig beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.
3.1.
De rechtbank stelt vast dat GS na het instellen van het beroep op 5 december 2023 alsnog een besluit heeft genomen.
3.2.
Niet gebleken is dat eiseres nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het niet tijdig nemen van een besluit door GS. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Bij brief van 18 januari 2024 heeft de rechtbank aan eiseres de vraag voorgelegd of zij het al dan niet eens is met de beslissing van GS. Daarbij heeft de rechtbank aangegeven dat als er niet binnen de gestelde termijn van twee weken gereageerd wordt, de rechtbank ervan uit gaat dat eiseres het niet eens is met het besluit. In dat geval wordt het beroep verder behandeld op grond van het eerder ingediende beroepschrift.
4.1.
Eiseres heeft tot op heden niet op deze brief gereageerd, zodat de rechtbank ervan uit gaan dat eiseres het niet eens is met het besluit 5 december 2023.
4.2.
Nu eiseres nog geen inhoudelijke standpunten ten aanzien van het Woo-verzoek heeft ingediend, ziet de rechtbank aanleiding het beroep voor zover gericht tegen het alsnog genomen besluit van 23 november 2022 te verwijzen naar GS ter behandeling als bezwaar (artikel 6:20, vierde lid, van de Awb).
4.3.
Dit betekent dat de rechtbank het beroepschrift ingevolge artikel 6:15 van de Awb als bezwaarschrift zal doorzenden aan het bestuursorgaan onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender. Nu dit beroepschrift reeds in bezit is van GS zal de rechtbank hem dit niet opnieuw toezenden en volstaan met deze mededeling.
5. Omdat eiseres het beroep niet ten onrechte heeft ingesteld moet GS het griffierecht aan eiseres vergoeden. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verwijst het beroep tegen het besluit van 5 december 2023 naar GS ter behandeling als bezwaar;
  • bepaalt dat GS het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 25 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.