In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant beoordeeld. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat GS volgens haar niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 11 juli 2023, zoals vereist door artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn voor de aanvraag was verstreken voordat eiseres op 17 oktober 2023 beroep heeft ingesteld. Het beroepschrift voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, wat betekent dat eiseres rechtsgeldig beroep heeft ingesteld. Echter, na het indienen van het beroep heeft GS op 5 december 2023 alsnog een besluit genomen. De rechtbank concludeert dat eiseres geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het niet tijdig nemen van een besluit door GS, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De rechtbank heeft eiseres gevraagd om te reageren op het besluit van GS, maar zij heeft tot op heden niet gereageerd. Hierdoor gaat de rechtbank ervan uit dat eiseres het niet eens is met het besluit van 5 december 2023. De rechtbank besluit het beroepschrift door te zenden naar GS ter behandeling als bezwaar, aangezien eiseres nog geen inhoudelijke standpunten heeft ingediend.
De rechtbank bepaalt dat GS het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden, maar er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.