In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat ATM B.V. heeft ingesteld tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) omdat het UWV volgens eiseres niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om herbeoordeling van 20 mei 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de aanvraag op 20 mei 2022 is ingediend en dat de beslistermijn was verstreken voordat eiseres het UWV op 11 augustus 2023 in gebreke heeft gesteld. Aangezien het UWV nog geen nieuw besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen. De rechtbank legt het UWV een termijn op van twee weken na verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen, met de mogelijkheid om in bijzondere gevallen een andere termijn te geven.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het UWV het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden en dat eiseres recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en openbaar gemaakt op 24 april 2024.