In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Eiser had op 6 september 2023 bezwaar gemaakt tegen een besluit van 2 augustus 2023, waarin zijn aanvraag voor een WIA-uitkering per 19 april 2021 was afgewezen. De rechtbank stelt vast dat het UWV niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 17 weken heeft beslist, en dat eiser het UWV op 22 februari 2024 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank legt het UWV een beslistermijn van vier maanden op om alsnog een besluit te nemen op het bezwaar. Tevens wordt het UWV verplicht om een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt ook de hoogte van de reeds verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien de ingebrekestelling op 22 februari 2024 is ontvangen en er sindsdien meer dan 42 dagen zijn verstreken.
Eiser krijgt gelijk in zijn beroep, en het UWV moet het griffierecht van € 51,- en proceskosten van € 437,50 aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter A.G.J.M. de Weert op 25 april 2024 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.