Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2024 in de zaak tussen
[eiseres] V.O.F., uit [plaats] , eiseres
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Beoordeling door de rechtbank
Uit deze en andere feiten blijkt volgens de minister dat de registratie feitelijk niet correct is en daarmee dus niet als deugdelijk kan worden aangemerkt.
Verder betoogt eiseres dat de waarnemingen waarop de minister in het bestreden besluit doelt, slechts een selectie zijn van alle getuigenverklaringen en dat daaruit bovendien wordt geselecteerd en onjuist wordt geciteerd. Hierdoor wordt een verkeerd beeld geschetst.
Conclusie
De vennoot van eiseres voert aan ook voor drie uur verletkosten te hebben, maar deze zijn niet verder onderbouwd. Gelet op de jurisprudentie van de ABRvS, bijvoorbeeld ABRvS 28 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:836, dient dan te worden uitgegaan van een forfaitair maximaal uurtarief € 8,-. De hoogte van de verletkosten bedraagt daarmee € 24,-. De totale hoogte van de te vergoeden proceskosten bedraagt dus € 1.803,12.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het de hoogte van de boete betreft;
- herroept het primaire besluit voor zover het de hoogte van de boete betreft;
- stelt het bedrag van de boete vast op € 7.500,- en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- bepaalt dat de minister het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van