ECLI:NL:RBZWB:2024:2563

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
BRE 24/3155 WVW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake medisch onderzoek rijvaardigheid

Op 18 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 24/3155 WVW, waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P.R. Klaver, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen de verplichting om een medisch onderzoek te ondergaan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek kennelijk ongegrond is en heeft zonder zitting uitspraak gedaan, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Verzoeker heeft aangevoerd dat hij belang heeft bij het behoud van zijn rijbewijs en dat het onderzoek ten onrechte is opgelegd. Hij voelt zich onterecht neergezet als half dementerend en beschouwt de opmerkingen van de politie als denigrerend. Tevens heeft hij aangegeven dat er sprake is van leeftijdsdiscriminatie. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat verzoeker nog steeds over een rijbewijs beschikt en niet voldoende heeft onderbouwd waarom hij geen afspraak kan maken voor het medisch onderzoek of deelnemen aan een rijvaardigheidsonderzoek. De enkele stelling dat het onderzoek een wettelijke grondslag mist, is onvoldoende om een spoedeisend belang aan te nemen.

Daarnaast is opgemerkt dat er een hoorzitting gepland staat op 2 mei 2024 en dat het medisch onderzoek uiterlijk voor 20 mei 2024 moet plaatsvinden. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3155 WVW

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 april 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de opgelegde verplichting een medisch onderzoek te ondergaan. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
4. De griffier heeft aan verzoeker gevraagd om het spoedeisend belang nader toe te lichten. Daarbij is gevraagd om toe te lichten waarom verzoeker niet een afspraak zou kunnen maken voor het medisch onderzoek en waarom hij niet zou kunnen deelnemen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid.
5. Verzoeker heeft in zijn brief van 17 april 2024 aangevoerd dat hij belang heeft bij behoud van zijn rijbewijs. Hij is van mening dat het onderzoek ten onrechte is opgelegd. Hij voelt zich onterecht neergezet als half dementerend en hij vindt de opmerkingen van de politie denigrerend. Verzoeker is van mening dat er sprake is van leeftijdsdiscriminatie.
6. Met de gegeven toelichting is onvoldoende gebleken dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij een voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter. Verzoeker heeft immers nog steeds de beschikking over een rijbewijs. Verzoeker heeft verder ook niet toegelicht waarom hij geen afspraak zou kunnen maken bij een specialist en waarom hij niet zou kunnen deelnemen aan een onderzoek. De enkele stelling dat hij vindt dat het onderzoek een wettelijke grondslag mist, is onvoldoende om een spoedeisend belang aan te nemen. Ook de stelling van verzoeker dat hij bezwaar heeft tegen de hele gang van zaken en dat er sprake is van leeftijdsdiscriminatie, is geen onderbouwing van het spoedeisend belang. Dit zijn gronden die aangevoerd kunnen worden tegen het bestreden besluit.
7. Terzijde merkt de voorzieningenrechter nog op dat, zoals blijkt uit de toelichting van verzoeker, er inmiddels een hoorzitting is gepland op 2 mei 2024. Verder blijkt uit de door verzoeker overgelegde brief van 25 maart 2024 dat uiterlijk voor 20 mei 2024 het medisch onderzoek moet plaatsvinden. Ook gelet hierop kan geen spoedeisend belang worden aangenomen.
8. Uit het voorgaande volgt dat onvoldoende is gebleken dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij een voorlopig oordeel over het bestreden besluit. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 18 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: