ECLI:NL:RBZWB:2024:2553

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
C/02/419848 / KG ZA 24-105
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Luijks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad van vonnis en verhoging dwangsom in kort geding tussen Aldi en gedaagde

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Aldi Roosendaal B.V. en een gedaagde partij. Aldi vorderde schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van eerdere vonnissen die haar verboden om bepaalde geluidshinder te veroorzaken. De gedaagde partij had Aldi aansprakelijk gesteld voor geluidsoverlast en vorderde betaling van verbeurde dwangsommen. De rechtbank oordeelde dat Aldi in de periode van 26 september 2023 tot en met 11 januari 2024 de verboden gedragingen heeft verricht en dat er dwangsommen zijn verbeurd. Aldi's verzoek om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat het belang van de gedaagde partij zwaarder weegt dan het belang van Aldi. De rechtbank stelde vast dat Aldi onvoldoende had aangetoond dat de uitvoerbaarheid bij voorraad een gevaar voor haar bedrijfsvoering zou opleveren. De vorderingen van Aldi werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie werd de vordering van de gedaagde partij tot verhoging van de dwangsommen afgewezen, omdat de voorzieningenrechter niet bevoegd was om hierover te oordelen. De proceskosten in reconventie werden ook aan de gedaagde partij opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/419848 / KG ZA 24-105
Vonnis in kort geding van 16 april 2024
in de zaak van
ALDI ROOSENDAAL B.V.,
te Terneuzen,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: “Aldi”,
advocaten: mr. A.E. Klomp en mr. R.C.H. Burgers te Nijmegen,
tegen
[gedaagde in conventie],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: “ [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] ”,
advocaat: mr. T.M. Kools te Roosendaal.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 maart 2024 met producties 1 - 20;
- het bericht van 28 maart 2024 van mr. Kools houdende de akte overleggen producties tevens houdende eis in reconventie met producties 1 tot en met 3;
- het bericht van 28 maart 2024 van mr. Klomp en Burgers;
- de mondelinge behandeling van 2 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waaraan de pleitnota’s van de advocaten zijn gehecht.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben ing. [deskundige 1] en ing. [deskundige 2] hun bevindingen toegelicht en gereageerd op elkaars bevindingen.
1.3.
Vonnis is op heden bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in conventie] is eigenaar van een appartement aan de [adres] . Aldi exploiteert een supermarkt in een pand onder het appartement van [gedaagde in conventie] .
2.2.
[gedaagde in conventie] stelt Aldi bij brief van 14 januari 2020 aansprakelijk voor veroorzaakte (geluids-)hinder. Aldi aanvaardt hiervoor geen aansprakelijkheid hetgeen zij bij brief van 8 juni 2020 aan [gedaagde in conventie] bericht.
2.3.
[gedaagde in conventie] dagvaardt Aldi bij exploit van 11 augustus 2022 en vordert onder meer een verbod om geluidshinder te veroorzaken.
2.4.
[gedaagde in conventie] wint de bodemzaak en Aldi wordt bij vonnis verboden om de geluidwaarden/geluidniveaus/geluidsnormen uit hoofde van het Activiteitenbesluit en/of Vercammen-curve te overschrijden. Het dictum van dit vonnis van 16 augustus 2023 bepaalt (na herstel bij vonnis van 4 oktober 2023):
“(…)
5.4.
verbiedt Aldi om de geluidwaarden zoals omschreven in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit, voor zover deze zien op de maximale geluidniveaus overdag, te overschrijden, op straffe van een dwangsom van € 1.500,00 per (gedeelte van de) dag dat Aldi hieraan niet voldoet, met een maximum van € 100.000,00;
5.5.
verbiedt Aldi om de maximale geluidnormen van de Vercammen-curve te overschrijden, op straffe van een dwangsom van € 1.500,00 per (gedeelte van de) dag dat Aldi hieraan niet voldoet, met een maximum van € 100.000,00;
5.6.
bepaalt dat bij samenloop van overschrijdingen als genoemd onder 5.4. en 5.5. eenmaal een dwangsom verschuldigd wordt;
(…)”
2.5.
De grosse van het vonnis is op 13 september 2023 aan Aldi betekend. Op 9 februari 2024 betekent de gerechtsdeurwaarder in opdracht van [gedaagde in conventie] (nogmaals) de grosse van het vonnis van 16 augustus 2023, de grosse van het herstelvonnis van 4 oktober 2023 alsmede de ‘Specificatie overschrijdingen geluidswaarden zoals omschreven in artikel 2.17 Activiteitenbesluit en maximale geluidsnormen Vercammen-curve’, en zegt de gerechtsdeurwaarder Aldi aan dat gedurende 61 dagen sprake is geweest van overschrijding van de geluidswaarden en -normen zoals omschreven in artikel 2.17 Activiteitenbesluit en de Vercammen-curve. Rekening houdende met samenloopbepaling van sub 5.6. van het vonnis 16 augustus 2023 (na herstel) van de bodemrechter doet de gerechtsdeurwaarder aan Aldi in opdracht van [gedaagde in conventie] bevel om het bedrag van € 108.000,00 ter zake van verbeurde dwangsommen te betalen.
2.6.
Aldi heeft bij exploit van 13 oktober 2023 hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van 9 november 2022 en 16 augustus 2023 van de rechtbank in de bodemzaak.
2.7.
Aldi weigert het bedrag van € 108.000,00 aan [gedaagde in conventie] te betalen.

3.De geschillen

3.1.
Aldi vordert in conventie – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair
  • i) de uitvoerbaarheid bij voorraad van de vonnissen van 16 augustus 2023 en 4 oktober 2023 schorst;
  • ii) [gedaagde in conventie] veroordeelt om de tenuitvoerlegging van deze vonnissen te staken en gestaakt te houden totdat in de bodemprocedure door de rechter onherroepelijk eindarrest is gewezen op straffe van een dwangsom;
subsidiair
( iii) [gedaagde in conventie] veroordeelt om de tenuitvoerlegging van de vonnissen te beperken tot het bedrag van de daadwerkelijk verbeurde dwangsommen vanaf de betekening op 13 september 2023 tot een maximum van € 100.000,00 en op straffe van een te verbeuren dwangsom; en
primair en subsidiair
( iv) [gedaagde in conventie] in de proceskosten veroordeelt te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde in conventie] legt aan de vorderingen ten grondslag dat Aldi de verboden niet heeft overtreden. Een door Aldi ingeschakelde geluidsdeskundige heeft in dit verband verklaard dat het onderzoek van de door [gedaagde in conventie] ingeschakelde geluidsdeskundige onnauwkeurig is uitgevoerd en dat hierop dus niet de juistheid van de stelling mag worden gebaseerd dat Aldi de door de rechtbank uitgesproken verboden heeft overtreden. Verder voert Aldi aan dat zij ten hoogste € 100.000,00 aan dwangsommen kan verbeuren. Aldi voert aan dat een belangenafweging in haar voordeel dient uit te vallen ook omdat anders sluiting van de supermarkt te vrezen valt. Daarbij is van belang dat het [gedaagde in conventie] niet zozeer om de beperking van hinder is te doen maar om de inning van dwangsommen. Aldi heeft verscheidene maatregelen getroffen teneinde de door de rechtbank opgelegde verboden te kunnen eerbiedigen. Een maatregel, de aanleg van een zwevende dekvloer, ligt nog in het verschiet. De aanleg hiervan zal de hinder nog verder terugbrengen.
3.3.
In reconventie vordert [eiser in reconventie] – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis het maximum van de te verbeuren dwangsommen bij overtreding van de verboden tot het bedrag van € 500.000,00 wordt verhoogd en dat Aldi wordt veroordeeld tot betaling van € 5.820,14 zijnde de kosten van de deskundige van [eiser in reconventie] en met de veroordeling van Aldi in de kosten van het geding.
3.4.
De door de bodemrechter opgelegde dwangsommen zijn voor Aldi een onvoldoende prikkel gebleken om zich te houden aan de veroordelingen uit hoofde van de vonnissen. Dit betekent dat het maximum van de te verbeuren dwangsommen van € 100.000,00 moet worden verhoogd. Verder dienen de kosten van de [deskundige 1] op grond van de bepaling van artikel 6:96 lid 2 onder b BW -redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid- voor rekening van Aldi te komen.
3.5.
Partijen betwisten elkaars vorderingen. De voorzieningenrechter zal op de stellingen van partijen, voor zover van belang, hierna ingaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om in kort geding gevorderde voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter moet daarom beoordelen of partijen ten tijde van dit vonnis bij die voorzieningen een spoedeisend belang hebben. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorzieningen is gerechtvaardigd. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor verdere bewijslevering of een onderzoek door een deskundige. De stellingen van partijen zullen op grond van de voorhanden zijnde onderbouwing van deze stellingen en het overgelegde bewijsmateriaal moeten worden beoordeeld.
in conventie
spoedeisend belang
4.2.
Een spoedeisend belang behoeft op grond van artikel 438 Rv niet te worden gesteld of aannemelijk te worden gemaakt. De voorzieningenrechter kan als executierechter ook zonder spoedeisendheid over executiegeschillen oordelen.
executiegeschil
4.3.
In dit executiegeschil dient te worden beoordeeld of dwangsommen zijn verbeurd. De executierechter dient te beoordelen of de voorwaarden waaronder de dwangsom is verschuldigd, zijn vervuld, waarbij de executierechter nadrukkelijk niet tot taak heeft de door de bodemrechter besliste rechtsverhouding opnieuw te beoordelen. Wanneer de veroordeling een algemeen verbod betreft, geldt daarbij op grond van vaste rechtspraak dat de draagwijdte van het verbod beperkt is te achten tot handelingen waarvan in ernst niet kan worden betwijfeld dat zij, mede gelet op de gronden waarop het verbod werd gegeven, inbreuken, als door de rechter verboden, opleveren. Van belang is nog dat stelplicht en bewijslast dat dwangsommen zijn verbeurd in de executiefase op de schouders van de executant rusten. In kort geding gelden de wettelijke bewijsregels overigens niet en is er veelal geen plaats voor nadere bewijslevering: feiten en omstandigheden moeten voldoende aannemelijk worden gemaakt. Wanneer in kort geding moet worden beoordeeld of al dan niet dwangsommen zijn verbeurd en of in dat kader gedragingen hebben plaatsgevonden die onder het verbod of gebod vallen, is dan ook voldoende dat die feiten aannemelijk worden gemaakt.
door Aldi verrichte handelingen vallende onder de verboden?
4.4.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dient op grond van het memo van 25 januari 2024 van [deskundige 1] met alle hierbij gevoegde meetresultaten de conclusie te worden getrokken dat Aldi in de periode van 26 september 2023 tot en met 11 januari 2024 de door de rechtbank verboden gedragingen heeft verricht.
4.5.
[deskundige 3] bestrijdt bij brief van 4 maart 2024 de juistheid van de bevindingen van [deskundige 1] maar deze bestrijding ziet hoofdzakelijk op procedurele aspecten van de door [deskundige 1] gedane metingen. [deskundige 3] produceert immers zelf geen meetresultaten. Aldi poogt met dit rapport in de hand twijfel te zaaien over de juistheid van de meetresultaten van [deskundige 1] . Zo attaqueert [deskundige 3] de beschrijving van de meetmethode, de meetopstelling en de meetomstandigheden. De metingen zouden ook niet in overeenstemming zijn gedaan met de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (“HRMI”). DMGR trekt daarnaast de ijking van de meetapparatuur van [deskundige 1] in twijfel. Tot slot zouden de meetresultaten van [deskundige 1] niet reproduceerbaar zijn.
4.6.
[deskundige 1] heeft echter bij bericht van 15 maart 2024 op deze kritiek van [deskundige 3] gereageerd. Uit dit bericht leidt de voorzieningenrechter af dat DMGR ook verder geen onderzoek heeft gedaan naar de blote bewering dat [deskundige 1] de HMRI niet in acht heeft genomen, terwijl [deskundige 1] zulks nadrukkelijk tegenspreekt. Ook de blote bewering van [deskundige 3] dat de meetapparatuur van [deskundige 1] niet geijkt is, weerspreekt [deskundige 1] en stelt dat zijn meetapparatuur gekalibreerd is en geijkt overeenkomstig de relevante normen. [deskundige 1] verklaart derhalve dat hij HRMI wel in acht heeft genomen en dat bijgevolg zijn meetresultaten wel bruikbaar zijn voor de beoordeling van de geluidhinder van Aldi. De opgeworpen twijfel over de reproduceerbaarheid van de meetresultaten pareert [deskundige 1] niet in de laatste plaats door een uitgebreide opsomming te geven van de adviesbureaus die in het verleden dezelfde significante overschrijdingen van de normen door Aldi hebben vastgesteld.
4.7.
Ter zitting heeft ing. [deskundige 2] tegen het bericht van 15 maart 2024 van [deskundige 3] niet veel ingebracht. Hij merkt onder meer op dat hij niet weet of het onderzoek van [deskundige 1] goed is uitgevoerd, terwijl [deskundige 1] met stelligheid beweert dat uit alle in het verleden gedane onderzoeken dezelfde normoverschrijdingen zijn geconstateerd en steeds tussen 3 en 20 decibels. Aldi weerspreekt deze bewering niet. Weliswaar voert Aldi aan dat zij maatregelen tegen de door [gedaagde in conventie] ervaren hinder heeft getroffen, maar Aldi laat na de resultaten van de door haar getroffen maatregelen inzichtelijk te maken. Onduidelijk blijft dan ook of deze maatregelen tot minder geluid(-hinder) hebben geleid. Van Aldi had mogen worden verlangd inzichtelijk te maken met welk resultaat zij deze maatregelen heeft getroffen.
4.8.
De voorzieningenrechter trekt uit het voorgaande de conclusie dat uit de meetresultaten van [deskundige 1] dient te worden afgeleid dat Aldi gedragingen en/of handelingen heeft verricht die onder de hiervoor vermelde verboden uit hoofde van de voormelde vonnissen van de rechtbank vallen.
verbeurde dwangsommen
4.9.
De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat Aldi dwangsommen aan [gedaagde in conventie] heeft verbeurd.
4.10.
Aldi verweert zich met de stelling dat maximaal het bedrag van € 100.000,00 kan zijn verbeurd, maar deze stelling passeert de voorzieningenrechter. De rechtbank heeft immers twee afzonderlijke verboden geformuleerd ter versterking waarvan per verbod een dwangsom is opgelegd met dien verstande dat bij samenloop van overtredingen slechts eenmaal het bedrag van € 1.500,00 wordt verbeurd.
4.11.
Andere verweren tegen de hoogte van de verbeurde dwangsommen heeft Aldi niet gevoerd. De voorzieningenrechter is dan ook voorshands van oordeel dat Aldi aan verbeurde dwangsommen het bedrag van € 108.000,00 aan [gedaagde in conventie] dient te betalen.
schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de vonnissen van 16 augustus 2023 en 4 oktober 2023 en staking van de executie van deze vonnissen
4.12.
Hiervoor heeft de voorzieningenrechter voorshands vastgesteld dat voldoende aannemelijk is dat Aldi de voormelde verboden heeft overtreden.
4.13.
Niet gesteld of gebleken is dat de vonnissen berusten op een op een juridische of feitelijke misslag. Van misbruik van bevoegdheid is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Dat [gedaagde in conventie] metingen heeft doen verrichten zonder Aldi hiervan op de hoogte te stellen, kan aan het voorgaande niet afdoen. Op [gedaagde in conventie] rustte geen verplichting om Aldi bij de metingen te betrekken ook om eventuele manipulatie van meetresultaten zijdens Aldi te voorkomen. De voorzieningenrechter tast verder in het duister wat Aldi beoogt met de stelling dat het [gedaagde in conventie] alleen om het geld te doen is. Wat hiervan zij de -eventuele- juistheid van deze stelling kan niet afdoen van de meetresultaten die leiden tot de conclusie dat Aldi zich gedurende langere tijd niet heeft gehouden aan de rechterlijke verboden. Dat de oplegging van dwangsommen een prikkel is om zich van de verboden te onthouden, bestrijdt Aldi terecht niet.
4.14.
De vonnissen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard zodat deze voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn in weerwil van het ingestelde hoger beroep. In deze vonnissen heeft de rechtbank -gelet op het partijdebat- geen aanleiding gezien om deze uitvoerbaarheid bij voorraad te motiveren.
4.15.
Op grond van het Strandhotel-arrest (HR 20 december 2019,
NJ2020/425) kan een belangenafweging meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dat het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen. In kort geding kan in zo’n geval met succes schorsing of staking van de tenuitvoerlegging worden gevorderd. In dit verband voert Aldi onder meer aan dat de bedrijfsvoering van Aldi in gevaar komt als tenuitvoerlegging mag plaatsvinden.
4.16.
De voorzieningenrechter zal de uitvoerbaarheid bij voorraad niet schorsen en evenmin de executie staken totdat onherroepelijk is beslist. Schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad en staking van de executie hebben in verband met het hoger beroep van Aldi vergaande gevolgen. Dit betekent namelijk dat zolang in de bodemzaak geen onherroepelijke uitspraak volgt de vonnissen van de rechtbank niet kunnen worden geëxecuteerd. Dit heeft tot gevolg dat zijdens Aldi weinig prikkels zullen worden opgewekt om zich te houden aan de uitspraken van de rechtbank. Daar komt bij dat de hoger beroep procedure en de eventuele cassatie nog jaren kan gaan duren. Schorsing van de vonnissen betekent dan dat executie niet kan plaatsvinden. Zolang niet onherroepelijk is beslist, is het risico dat Aldi zich zal onthouden van de verboden gedragingen naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter te groot. Het belang van [gedaagde in conventie] dat zoveel als mogelijk is Aldi zich van deze verboden handelingen en gedragingen onthoudt weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder.
4.17.
De stelling dat de bedrijfsvoering van Aldi in gevaar komt als de vonnissen mogen worden tenuitvoergelegd, heeft Aldi niet aannemelijk gemaakt. Aldi zou immers kunnen beslissen om vrijwillig aan het bevel te voldoen zonder het op een verdere executie te laten aankomen. Zou Aldi hiertoe niet in staat zijn, hetgeen buitengewoon onaannemelijk is, ligt dat geheel in de risicosfeer van Aldi. Van belang is om te onderkennen dat Aldi al jaren geluidhinder veroorzaakt en dat zij alle noodzakelijke maatregelen had kunnen treffen om de geluidhinder het hoofd te bieden. Aldi heeft ervoor gekozen om deze maatregelen niet te treffen. Aldi ziet zich nu geconfronteerd met de nadelige gevolgen hiervan, terwijl [gedaagde in conventie] niet meer wenst dan dat Aldi zich aan wettelijke normen houdt en zich hieraan in toekomst zal houden welk belang van [gedaagde in conventie] zwaarder weegt dan het belang van Aldi om verschoond te blijven van executiemaatregelen tijdens de behandeling van het hoger beroep.
4.18.
Een belangenafweging kan dus niet afdoen aan het recht op tenuitvoerlegging van de voormelde vonnissen: Aldi heeft hiertoe onvoldoende aangedragen.
4.19.
De voorzieningenrechter voegt hieraan toe dat [gedaagde in conventie] jegens Aldi voor de door Aldi te lijden en te lijden schade aansprakelijk is als later mocht blijken dat Aldi geen dwangsommen heeft verbeurd en/of niet tot executie van de vonnissen mocht overgaan. Deze risicoaansprakelijkheid van [gedaagde in conventie] jegens Aldi biedt afdoende bescherming tegen tenuitvoerlegging van de voormelde vonnissen waarvoor achteraf gezien geen of onvoldoende grond bestond.
conclusie
4.20.
De vorderingen van Aldi zullen hierna derhalve worden afgewezen.
proceskostenveroordeling
4.21.
Aldi is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde in conventie] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
- na-kosten
1.079,00
173,00
(plus de verhoging)
totaal
1.572,00
in reconventie
4.22.
De voorzieningenrechter is niet de rechter die de dwangsommen heeft opgelegd. De bodemrechter heeft de verboden geformuleerd en met dwangsommen versterkt. [eiser in reconventie] vordert de verhoging van de maximering van de dwangsommen. [eiser in reconventie] zal deze vordering bij de dwangsomrechter moeten instellen: de bodemrechter. De executierechter is hiertoe dus niet bevoegd. Dit onderdeel van de vordering wijst de voorzieningenrechter af.
4.23.
Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is op zijn minst spoedeisendheid vereist. Ter zitting is de spoedeisendheid weersproken en [eiser in reconventie] heeft toegegeven dat voor de toewijzing van de kosten van de door hem ingeschakelde [deskundige 1] inderdaad geen spoedeisendheid bestaat. Dit betekent derhalve dat voor toewijzing van het bedrag van € 5.820,14 in dit geding geen grond bestaat.
4.24.
De vordering in reconventie zal hierna dan ook worden afgewezen.
4.25.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [eiser in reconventie] in de proceskosten worden veroordeeld die worden begroot op:
- salaris advocaat € 1.079,00
- na-kosten € 173,00plus de verhoging)
totaal € 1.252,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
4.1.
wijst af de vorderingen;
4.2.
veroordeelt Aldi in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.572,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Aldi niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Aldi € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
4.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
4.4.
wijst af de vordering;
4.5.
veroordeelt [eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van Aldi tot dit vonnis vastgesteld op € 1.252,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser in reconventie] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en dit vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser in reconventie] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
4.6.
verklaart het vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Luijks en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024.