Op 9 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een spoedbeschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling van een nog ongeboren kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van het kind, dat uitgerekend is op 1 juli 2024. De moeder is zwanger en er zijn vermoedens van drugsgebruik door zowel de moeder als de vader, wat een acute en ernstige bedreiging voor het ongeboren kind met zich meebrengt. De kinderrechter heeft op basis van artikel 1:2 van het Burgerlijk Wetboek het kind als reeds geboren aangemerkt, zodat de ondertoezichtstelling kan worden toegepast.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, en dat het noodzakelijk is om de veiligheid van het ongeboren kind te waarborgen. De ouders hebben niet adequaat meegewerkt aan de hulpverlening en er zijn zorgen over hun onderlinge relatie. De kinderrechter heeft besloten om het ongeboren kind voorlopig onder toezicht te stellen voor een termijn van twee weken, met ingang van 9 april 2024 tot 23 april 2024. De verdere behandeling van het verzoek zal plaatsvinden na een mondelinge behandeling, waarbij de ouders, de Raad en de Gecertificeerde Instelling aanwezig moeten zijn.
De beschikking is openbaar uitgesproken door kinderrechter mr. Duinhof en is op 10 april 2024 op schrift gesteld in aanwezigheid van mr. De Haas.