ECLI:NL:RBZWB:2024:2547

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
02/326773-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontucht met drie minderjarige kinderen wegens onvoldoende bewijs en betrouwbaarheid van verklaringen

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1980, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 april 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van ontucht met zijn drie minderjarige kinderen. Tijdens de zitting op 4 april 2024 hebben zowel de officier van justitie, mr. I.M.H. Masselink, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie heeft vrijspraak bepleit, omdat de verklaringen van de kinderen onvoldoende specifiek en betrouwbaar waren. De rechtbank heeft de verklaringen van de kinderen beoordeeld op consistentie en volledigheid, maar concludeerde dat deze niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen. De verklaringen van de kinderen vertoonden tegenstrijdigheden en waren niet concreet genoeg om de beschuldigingen te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank heeft de kosten van de verdachte begroot op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/326773-22
vonnis van de meervoudige kamer van 18 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1980, te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] , [land] ,
raadsman mr. L. Verheuvel, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 april 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I.M.H. Masselink, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontucht heeft gepleegd met zijn drie minderjarige kinderen (feit 1 tot en met 3).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de drie tenlastegelegde feiten. De verklaringen van de jongste twee kinderen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zijn onvoldoende specifiek om vast te kunnen stellen wat er precies aan handelingen heeft plaatsgevonden. Het enige dat zij steeds zeggen is dat verdachte, hun vader, hen op plaatsen heeft aangeraakt die niet mogen. De officier van justitie twijfelt aan de wijze waarop deze verklaringen tot stand zijn gekomen. Er worden situaties aangehaald als het paardje rijden op de schoot van verdachte, maar het is onduidelijk of dit met een seksuele intentie was. De officier van justitie twijfelt of sommige situaties die het oudste kind [benadeelde 3] beschrijft gebeurd kunnen zijn en zij is bang dat de fantasie van [benadeelde 3] op een gegeven moment met haar aan de haal is gegaan. Zij acht daarom de verklaring van [benadeelde 3] op onderdelen niet geloofwaardig. Gelet hierop is er naar de mening van de officier van justitie onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de tenlastegelegde feiten en dient vrijspraak te volgen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de drie tenlastegelegde feiten. De verklaringen van moeder en de kinderen zijn niet betrouwbaar en kunnen dus ook niet worden gebruikt voor het bewijs. De zaak moet worden gezien in het licht van de vechtscheiding tussen verdachte en aangeefster, waarbij onder meer strijd is over het gezag over de kinderen. Daarom moet behoedzaam worden omgegaan met de verklaringen van aangeefster en haar kinderen. De verklaringen van de kinderen zijn onvoldoende consistent, bevatten tegenstrijdigheden en zijn daardoor niet betrouwbaar. Ook ondersteunen de verklaringen elkaar op essentiële punten niet. Het lijkt erop dat er een vorm van afstemming van de verklaringen heeft plaatsgevonden. Gelet hierop dient integrale vrijspraak te volgen. Daarnaast voert de verdediging aan dat, als de rechtbank de verklaringen wel betrouwbaar zou achten, er geen steunbewijs is voor de in de tenlastelegging genoemde handelingen ten aanzien van alle drie de kinderen. Sterker, de verklaringen zijn op essentiële punten tegenstrijdig en er wordt dan ook niet voldaan aan het wettelijk bewijsminimum. Ook om die reden dient een integrale vrijspraak te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De moeder van de kinderen, [aangeefster] heeft zich bij de politie gemeld met een vermoeden van ontucht door verdachte met hun drie kinderen en heeft hier vervolgens aangifte van gedaan. Haar dochter [benadeelde 1] zou volgens moeder tegen haar logopediste hebben verteld dat verdachte haar aanraakte op plaatsen waar ze dat niet wilde. Een jeugdprofessional is vervolgens bij hen thuis gekomen en [benadeelde 3] zou aan haar spontaan een brief hebben laten lezen waarin zij dit ook heeft opgeschreven. Haar zoontje [benadeelde 2] zou spontaan tegen de jeugdprofessional hebben verklaard dat verdachte zijn gezicht in zijn kruis deed en hem daar kuste. De kinderen zijn uiteindelijk verhoord in een kindvriendelijke studio. Ook [getuige 1] , de hiervoor genoemde logopediste en [getuige 2] , de hiervoor genoemde jeugdprofessional, zijn beiden als getuige gehoord.
In het algemeen geldt dat verklaringen moeten worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen maakt deze verklaringen op zichzelf echter nog niet onbetrouwbaar. Eventuele tegenstrijdigheden kunnen te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, door emoties of schaamte komen, dan wel ontstaan zijn door het delict of tijdsverloop. Ook ervaren mensen dezelfde gebeurtenis vaker op een andere wijze. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
De verklaring van [benadeelde 1]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [benadeelde 1] onvoldoende specifiek en betrouwbaar is om te gebruiken voor het bewijs. Verdachte wordt verweten dat hij bij [benadeelde 1] met zijn handen over haar borsten en/of billen en/of vagina zou hebben gewreven en zijn penis tegen het lichaam van [benadeelde 1] zou hebben geduwd. [benadeelde 1] heeft echter tijdens haar studioverhoor geen concrete handelingen van verdachte beschreven en dus ook niet de tenlastegelegde handelingen. [benadeelde 1] heeft het steeds over paardje rijden en dat papa vieze dingen heeft gedaan, maar ze kan niet verklaren wat er dan precies is gebeurd en waar haar vader haar zou hebben aangeraakt. Ook kan zij niet verklaren hoe vaak het zou zijn gebeurd en wanneer. Daar komt bij dat [benadeelde 1] tegen haar logopediste heeft gezegd dat haar broertje en zus “ook” zouden zijn aangeraakt, maar dat zijzelf alleen zou zijn gebeten door haar vader. Dit doet afbreuk aan haar latere studioverklaring waarin zij heeft aangegeven dat er wel vieze dingen zouden zijn gebeurd. Dit maakt haar verklaring naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende betrouwbaar.
De verklaring van [benadeelde 2]
De verklaring van [benadeelde 2] is naar het oordeel van de rechtbank eveneens onvoldoende specifiek. Verdachte wordt verweten dat hij met zijn handen de penis en billen van [benadeelde 2] heeft betast en zijn penis tegen het lichaam van [benadeelde 2] zou hebben gelegd en/of dat hij de penis van [benadeelde 2] tegen zijn eigen hoofd heeft gebracht. [benadeelde 2] geeft in zijn studioverhoor aan dat verdachte meermalen aan zijn penis heeft gezeten, maar over waar hij was, hoe vaak dit gebeurde en wanneer dit gebeurde, verklaart hij niets. De rechtbank is van oordeel dat het daarnaast opmerkelijk is dat [benadeelde 2] spontaan zonder enige aanleiding tegen jeugdprofessional [getuige 2] heeft verteld dat hij door verdachte bij zijn penis was gepakt. De vraag is of [benadeelde 2] dit uit eigen beleving heeft verklaard of zaken heeft ingekleurd nadat hij van anderen dingen heeft gehoord. Hoewel de verklaring van [benadeelde 2] op zichzelf onvoldoende specifiek is, zou er wellicht toch steunbewijs voor vermeende kwalijke handelingen van verdachte bij [benadeelde 2] kunnen worden gezien in de verklaring die zijn zus [benadeelde 3] heeft afgelegd. Daarbij dient beoordeeld te worden of zij voldoende consistent, specifiek en volledig heeft verklaard en of deze verklaring geen belangrijke tegenstrijdigheden bevat. [benadeelde 3] heeft verklaard dat zij ’s nachts water had gedronken, het licht had aangedaan, had gekeken in de slaapkamer van haar ouders en toen zag dat haar vader met zijn hand in de broek van [benadeelde 2] zat. [benadeelde 3] zou ook hebben gezien dat haar vader het hoofd van [benadeelde 2] op zijn penis zou hebben gelegd en heeft hierover verklaard dat haar moeder tegen haar heeft gezegd dat ze dit al vaker gezien en meegemaakt had. Aangeefster heeft echter verklaard dat ze dit slechts één keer heeft gezien en na die ene keer ervoor heeft gezorgd dat verdachte niet meer naast [benadeelde 2] kon liggen.. Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verklaring van [benadeelde 3] onvoldoende betrouwbaar is als ondersteuning voor de verklaring van [benadeelde 2] .
De verklaring van [benadeelde 3]
, de oudste, heeft het meest uitgebreid verklaard over wat er zou zijn gebeurd. [benadeelde 3] heeft verklaard dat haar vader boven op de bank op haar ging liggen en op haar heen en weer ging. Aangeefster zou dit volgens [benadeelde 3] hebben waargenomen. Volgens [benadeelde 3] zou daarover zijn gesproken, terwijl aangeefster heeft verklaard dat zij [benadeelde 3] nooit heeft gewaarschuwd dat zij niet met verdachte alleen moest zijn en dat haar vader haar niet mocht aanraken. Deze verklaring is opmerkelijk, want als [benadeelde 3] hierover met haar moeder zou hebben gesproken, ligt het voor de hand dat aangeefster zou hebben ingegrepen of haar op zijn minst zou hebben gewaarschuwd. Ook op andere punten ziet de rechtbank tegenstrijdigheden in de verklaringen van [benadeelde 3] ten opzichte van andere verklaringen in het dossier. Bijvoorbeeld als het gaat over het plaatsen van een camera samen met aangeefster om verdachte te controleren op cocaïnegebruik, hetgeen aangeefster juist ontkent dat zij dit samen met [benadeelde 3] zou hebben gedaan. Hoewel dit ging over vermeend cocaïnegebruik, lijkt [benadeelde 3] vervolgens het vermeende cocaïnegebruik van verdachte wel te koppelen aan de ontuchtige handelingen die toen zouden zijn toegenomen. Een ander voorbeeld is het gestelde aanraken bij de borsten van aangeefster door verdachte, hetgeen [benadeelde 3] van aangeefster zou hebben gehoord. Aangeefster ontkent dat zij dit tegen [benadeelde 3] zou hebben verteld, maar [benadeelde 3] blijkt hier toch over te verklaren. De rechtbank kan niet vaststellen hoe een en ander nu daadwerkelijk is gegaan en ziet op meerdere punten tegenstrijdigheden in de verklaringen. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat ook de verklaring van [benadeelde 3] onvoldoende betrouwbaar is.
Verdere afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van de kinderen doet het feit dat de kinderen exact dezelfde woorden gebruiken voor de vermeende handelingen van verdachte. Zo hebben alle drie de kinderen het over “paardje rijden” en over “kont” en over “vieze dingen die papa deed.” In hun verklaringen benoemen de kinderen dezelfde handelingen maar worden nimmer concreet. Nergens wordt invulling gegeven aan wat dan bijvoorbeeld “de vieze dingen” waren. Alleen deze genoemde gebeurtenissen op zich worden herhaald. Dit is opvallend en kan erop duiden dat er vooraf met en tussen de kinderen over de vermeende handelingen is gesproken.
Conclusie:
Nu de verklaringen van [benadeelde 2] , [benadeelde 1] en [benadeelde 3] onvoldoende specifiek en betrouwbaar zijn, kunnen zij niet voor het bewijs worden gebruikt. Dit maakt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Daarom dient vrijspraak te volgen.

5.De benadeelde partijen

Omdat verdachte wordt vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan, zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen
[benadeelde 3] , [benadeelde 1] , [benadeelde 2]en
[aangeefster]niet-ontvankelijk in de vorderingen en bepaalt dat de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 april 2024.
Mr. Beudeker is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.