4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Vaststaat dat op 30 november 2021 de volgende uitlatingen op de voicemail van aangeefster zijn ingesproken: “ik verbrand je”, “neem die facking telefoon op, voordat ik kom invallen bij jou thuis”, “ik ga jou allebei de armen breken, zodat jij niet meer kunt werken” en “ik ga jouw botten breken, botten botten”.
Verdachte heeft weliswaar ontkend dat hij degene is geweest die deze voicemailberichten heeft ingesproken, maar naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat hij dit is geweest. De stem van verdachte is immers niet alleen herkend door aangeefster, maar ook door de zus van aangeefster. Al deze uitlatingen zijn op dezelfde dag gedaan door verdachte en vanwege die omstandigheid en gelet op de tekst van alle overige uitlatingen, acht de rechtbank ook de uitlating “neem die facking telefoon op, voordat ik kom invallen bij jou thuis”, bedreigend in strafrechtelijke zin.
Via het Facebookaccount [accountnaam] heeft aangeefster het bericht ontvangen “ik schiet jou echt neer he [aangeefster] ”. Hoewel de exacte datum van dit bericht niet kan worden vastgesteld is, staat in ieder geval vast dat dit bericht is gestuurd in de periode tussen 20 november 2021 en 6 december 2021. Voor de rechtbank staat verder voldoende vast dat verdachte de gebruiker was van dit Facebookaccount en dat hij, gelet op de inhoud, ook
de verzender is geweest. De profielfoto van dit account is namelijk een foto van aangeefster bij de tandarts en aangeefster had deze foto alleen naar verdachte gestuurd.
Omstreeks 9 december 2021 zijn in een telefoongesprek met aangeefster de volgende uitlatingen gedaan “dan overleef jij 2022 niet meer”, “maar jij gaat eraan” en “ik wil met jou face to face praten. Als dat niet gaat dan red jij 2022 niet”.
Hoewel verdachte ook heeft ontkend dat hij deze uitlatingen heeft gedaan, staat voor de rechtbank, mede gelet op de verdere context van het gesprek, voldoende vast dat hij dat is geweest. Aangeefster heeft verklaard dat zij dit telefoongesprek had met verdachte en de opname van dit gesprek is beluisterd door de politie. In dit gesprek werd volgens de politie steeds door aangeefster tegen de man gezegd dat de relatie is beëindigd en dat zij hem niet meer wil spreken.
Aangeefster heeft daadwerkelijk kennisgenomen van de hierboven genoemde uitlatingen en naar het oordeel van de rechtbank kon bij haar ook de redelijke vrees ontstaan dat verdachte deze bedreigingen daadwerkelijk zou kunnen uitvoeren. De uitlatingen kunnen, mede gelet op de gehele context, waarin deze uitlatingen zijn gedaan, ook worden gekwalificeerd als strafbare bedreigingen. De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring van verdachte, dat deze uitlatingen mogelijk door een andere ex-partner van aangeefster kunnen zijn gedaan, nu het dossier daarvoor geen enkel aanknopingspunt biedt.
Daarom acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster meer- malen heeft bedreigd met de dood en/of met zware mishandeling. De rechtbank komt wel tot een beperktere pleegperiode, namelijk een periode vanaf 20 november 2021 tot en met
9 december 2021.
Verdachte wordt partieel vrijgesproken van de overige ten laste gelegde uitlatingen, nu de rechtbank onvoldoende steunbewijs aanwezig acht dat verdachte die uitlatingen heeft geuit.
Feit 2
Voor de rechtbank staat vast dat verdachte in de periode van 18 november 2021 tot en met 29 november 2021 509 keer naar aangeefster heeft gebeld. Dit wordt ook niet ontkend door verdachte. In die periode heeft aangeefster niet gebeld naar verdachte.
Ook staat voor de rechtbank vast dat verdachte zich op 18 november 2021 hinderlijk heeft opgehouden bij het werk van aangeefster. Verdachte heeft dit weliswaar ontkend, maar de rechtbank is van oordeel dat dit voldoende wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige] .
Vast staat voorts dat aangeefster via het [e-mailadres] op 20 november 2021 het bericht heeft ontvangen “elke stap van jou wordt gevolgd”. Verdachte heeft ontkend dat hij dit bericht heeft gestuurd, maar naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat hij de gebruiker was van dat e-mailadres en dat hij, gezien de inhoud van het bericht, ook de verzender is geweest. Vanuit dit e-mailadres heeft aangeefster namelijk een bericht ontvangen met een foto van het graf van haar moeder en buiten haar familie was verdachte de enige die wist dat dit het graf van haar moeder is.
Zoals hiervoor reeds onder feit 1 is overwogen staat voor de rechtbank voorts vast dat verdachte aangeefster in de periode vanaf 20 november 2021 tot en met 9 december 2021 een dreigend bericht heeft gestuurd via social media en bij haar dreigende voicemailberichten heeft ingesproken.
De vraag die moet worden beantwoord, is of de hiervoor genoemde feitelijke gedragingen kunnen worden gekwalificeerd als belaging in de zin van de wet.
Bij de beantwoording van deze vraag, is beslissend of sprake is van gedragingen waardoor wederrechtelijk stelselmatig en opzettelijk inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander met het in de delictsomschrijving nader omschreven oogmerk. Het gaat er daarbij om of het lastigvallen van die ander een zekere mate van indringendheid, duur en frequentie heeft. Daarnaast dienen de omstandigheden waaronder de gedragingen hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer mede in aanmerking te worden genomen.
Verdachte heeft aangeefster gedurende bijna een maand veelvuldig en met een variëteit aan gedragingen lastig gevallen. Ondanks het feit dat de politie met verdachte een stopgesprek heeft gevoerd op 26 november 2021 is hij toch en ook direct daarna doorgegaan met het zoeken van contact met aangeefster. Aangeefster is geen keuze gelaten in het al dan niet aanvaarden van het contact met verdachte. Verdachte heeft steeds op een indringende, agressieve en bedreigende wijze geprobeerd contact met haar te krijgen. Dat dit voor het grootste deel ging om zijn werkbus en investering, zoals verdachte heeft beweerd, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Voorts is gebleken dat door de gedragingen van verdachte het persoonlijke leven van aangeefster is beïnvloed en dat zij hiervan veel last heeft ondervonden. Aangeefster leefde in angst en voelde zich onveilig. Aangeefster keek de hele dag om zich heen en heeft zelfs door de hele situatie haar vijftienjarige zoon een tijd niet gezien. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster met het oogmerk haar te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde belaging van aangeefster, waarbij de rechtbank uitgaat van een meer beperkte pleegperiode, namelijk een periode vanaf 18 november 2021 tot en met 9 december 2021.
Verdachte wordt vrijgesproken van de overige ten laste gelegde gedragingen wegens gebrek aan steunbewijs.
Feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster in de periode van 9 april 2022 tot en met 11 april 2022 heeft mishandeld door haar meerdere keren met kracht in het gezicht en op het lichaam te slaan en meerdere keren bij haar keel te pakken
en dicht te knijpen. Vast staat dat aangeefster en verdachte op dat moment bij elkaar waren en naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van aangeefster voldoende steun in het dossier, te weten de beschrijving van het letsel van aangeefster, de verklaring van getuige Reijnders en het proces verbaal van bevindingen van 11 april 2022 waaruit blijkt dat een vrouw een melding had gedaan bij de politie dat zij op 11 april 2022 aangeefster had gezien met een bebloed gezicht. Er was dus sprake van vers letsel.
Feit 4
Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal van de auto van aangeefster, haar tas en telefoon en een geldbedrag van € 50,00. Vast staat dat verdachte haar auto zonder toestemming had meegenomen, waarin ook haar spullen lagen. Ook staat vast dat bij verdachte € 50,00 is aangetroffen en dat hij telefoon uit de auto had meegenomen. De tas van aangeefster is later in de auto aangetroffen. Gelet op de hele gang van zaken tijdens dat weekend, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich deze goederen wederrechtelijk heeft toegeëigend. Zijn verklaring dat hij de spullen slechts uit veiligheid had meegenomen, acht de rechtbank ongeloofwaardig.