ECLI:NL:RBZWB:2024:2519

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
24/1849 OPIUMW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van sluiting van woning op basis van de Opiumwet met betrekking tot de huurder onder bewind

Op 17 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, als bewindvoerder over de goederen van de huurder, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd tegen een besluit van de burgemeester van Tilburg. Dit besluit, genomen op 13 februari 2024, behelst de sluiting van een woning voor een periode van zes maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet, na het aantreffen van aanzienlijke hoeveelheden harddrugs in de woning. De burgemeester had de sluiting op 29 februari 2024 willen effectueren, maar heeft deze opgeschort tot drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting is gebleken dat de huurder onder bewind staat en dat de sluiting van de woning ernstige gevolgen kan hebben voor zijn gezondheid en welzijn. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheden van de huurder, zoals zijn autisme en de gevolgen van de sluiting voor zijn woonsituatie.

Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten het bestreden besluit te schorsen tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan verzoeker, die zijn vastgesteld op € 1.760,60, inclusief griffierecht. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1849

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 april 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [huurder] uit [plaats] , verzoeker
(gemachtigde: mr. L.L. Ross),
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg, de burgemeester

(gemachtigde: mr. A.M.J. van den Biggelaar).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting WonenBreburg uit Tilburg .

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening tegen het besluit van 13 februari 2024 (bestreden besluit).
1.1.
Met het bestreden besluit heeft de burgemeester Stichting WonenBreburg op grond van artikel 13b van de Opiumwet gelast de woning aan de [adres] in [plaats] te sluiten en afgesloten te houden met ingang van 29 februari 2024 voor een periode van zes maanden, op straffe van toepassing van bestuursdwang. [huurder] (hierna: huurder) is huurder van deze woning. Verzoeker heeft tegen dit besluit – als bewindvoerder over de goederen van huurder – bezwaar gemaakt.
1.2.
De burgemeester heeft schriftelijk laten weten de effectuering van het bestreden besluit op te schorten tot drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van verzoeker, de huurder en de gemachtigde van de burgemeester. Derde partij is niet verschenen.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoeker is bewindvoerder over de goederen van de huurder van de flatwoning aan de [adres] in [plaats] . De woning wordt gehuurd van Stichting WonenBreburg (hierna: eigenaar).
2.1.
Op 1 december 2023 heeft de politie – naar aanleiding van een melding van een verdachte situatie – een onderzoek ingesteld naar de woning aan de [adres] in [plaats] . Tijdens dit onderzoek heeft de politie de woning doorzocht en onder meer de volgende zaken aangetroffen en in beslag genomen: 2.364 gram amfetamine of methamfetamine, 400 gram methamfetamine kristallen, 1 kookplaat met spiraal, 1 thermometer, 1 teststrip (PH meters), 2 zilveren folies PH meters ingepakt, 2 lege gripzakjes mini, 1 crackpijpje, 4 maatbekers in verschillende maten en 5 flessen Caustic Soda [1] .
2.2.
Bij brief van 18 januari 2024 heeft de burgemeester de eigenaar medegedeeld dat hij in verband met het aantreffen van drugs en voorbereidingshandelingen voor het bereiden van drugs in de woning voornemens is een last onder bestuursdwang op te leggen, inhoudende dat de woning voor de duur van zes maanden dient te worden gesloten. De huurder van de woning heeft een afschrift van dit voornemen ontvangen.
2.3.
Zowel de eigenaar als de huurder hebben een zienswijze over het voornemen naar voren gebracht.
2.4.
De burgemeester heeft in de zienswijzen geen aanleiding gezien om af te wijken van het voornemen. Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester de eigenaar gelast de woning aan de [adres] te [plaats] met ingang van 29 februari 2024 voor een periode van zes maanden te sluiten en afgesloten te houden. Wanneer de woning op dat moment niet is afgesloten zal de burgemeester het pand met toepassing van bestuursdwang laten afsluiten. Bij brief van eveneens 13 februari 2023 heeft de burgemeester de huurder over het bestreden besluit geïnformeerd.
2.5.
De huurder heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit en verzoeker heeft – in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de huurder – de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2.6.
In reactie op het verzoek om voorlopige voorziening heeft de burgemeester op 27 februari 2024 (telefonisch) medegedeeld dat hij de effectuering van het bestreden besluit opschort tot drie dagen nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan en dit later ook schriftelijk bevestigd.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Spoedeisend belang
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen dat vereist.
3.1.
Gelet op de aard van de zaak is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gebleken van een spoedeisend belang van verzoeker bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Inhoudelijke beoordeling
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Omvang van het geding
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de burgemeester – gelet op in ieder geval de aangetroffen hoeveelheid harddrugs in de woning – bevoegd is om op grond van artikel 13b van de Opiumwet de woning te sluiten. Ook is niet in geschil dat de burgemeester bij het bepalen van de sluitingsduur – in het voorliggende geval zes maanden – heeft aangesloten bij zijn beleid dat hij heeft neergelegd in “Beleidsregels 13b van de Opiumwet”.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat sluiting van de woning in strijd met het evenredigheidsbeginsel is. [2] In het bijzonder heeft hij aangevoerd dat de gevolgen van de woningsluiting voor de huurder van de woning onvoldoende zijn meegewogen waardoor de sluiting onevenwichtig is.
Is sluiting van de woning evenwichtig?
6. De burgemeester moet bij het nemen van een besluit tot sluiting van een pand nagaan of de sluiting evenwichtig is. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
6.1.
Verzoeker heeft aangevoerd dat de drugs niet van de huurder waren. De huurder heeft niet beseft dat het ging om zo’n grote hoeveelheid amfetamine. Hij heeft zonder na te denken over de gevolgen zijn woning ter beschikking gesteld. Toen het besef indaalde, stond de politie al binnen.
Verzoeker heeft daarbij ook gewezen op het onder bewind staan van de huurder, diens autisme en (medisch) verleden. Als de huurder nu (weer) op straat zou komen te staan zou dat tot ernstige (mogelijk onomkeerbare) gezondheidsschade en een grote terugval kunnen leiden. De huurder ontvangt een Wajong-uitkering en heeft geen alternatief als zijn woning wordt gesloten. Traverse is vanwege zijn verslavingsgevoeligheid, zijn verleden en autisme geen alternatief. Ter zitting heeft huurder er nog op gewezen dat hij in gesprek is met het RIBW over begeleid wonen. Al geldt daarbij dat als hij hiervoor in aanmerking komt, hij in verband met wachtlijsten naar verwachting ook niet op korte termijn de beschikking zal hebben over vervangende woonruimte.
6.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat ter zitting duidelijk is geworden dat huurder onder bewind staat vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand [3] en gesprekken voert over de mogelijkheid om begeleid te gaan wonen.
Uit het bestreden besluit blijkt niet dat de burgemeester deze bijzondere omstandigheden in zijn besluitvorming heeft meegewogen; er is door de burgemeester bijvoorbeeld slechts eenvoudig overwogen dat hem niet is gebleken dat sprake is van bewindvoering, zonder dat blijkt dat de burgemeester daar onderzoek naar heeft gedaan. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zijn dit gezien de persoon van deze specifieke huurder wel omstandigheden die relevant zijn en meegewogen moeten worden door de burgemeester met het oog op de mate van verwijtbaarheid van huurder, zijn vermogen om adequaat op te kunnen treden, de binding met deze specifieke woning en de gevolgen bij verlies van zijn woning.
7. Dit maakt dat de voorzieningenrechter er vooralsnog niet van overtuigd is dat sluiting van de woning ook evenwichtig is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het bestreden besluit te schorsen tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
7.1.
Nu de voorlopige voorziening wordt toegewezen, dient het griffierecht aan verzoeker te worden vergoed.
De voorzieningenrechter zal de burgemeester veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).
Ook de reiskosten van de huurder, een bedrag van in totaal € 10,60 komen voor vergoeding in aanmerking.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.760,60 aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 17 april 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Van dit product is bekend dat het kan worden gebruikt bij het bereiden/bewerken van harddrugs.
2.Bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wordt een onderscheid gemaakt tussen de geschiktheid, de noodzakelijkheid en evenwichtigheid. Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2022:285 en ECLI:NL:RVS:2024:1143.
3.In gevallen waarin de goederen van een betrokkene vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder bewind worden gesteld, wordt de beschikking alleen in het curatele- en bewindregister geregistreerd als de kantonrechter dit nodig vindt.