ECLI:NL:RBZWB:2024:2512

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
23/727
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van WOZ-waarde en aanslag onroerendezaakbelastingen na compromis tussen belanghebbende en heffingsambtenaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 11 april 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had eerder de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats], vastgesteld op € 310.000 per 1 januari 2021. Deze waardevaststelling ging gepaard met een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022. Het bezwaar van de belanghebbende werd door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in beroep ging.

Tijdens de zitting op 29 februari 2024, waar de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig was, bleek dat de belanghebbende en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank oordeelde dat de uitnodiging voor de zitting op correcte wijze was verzonden. Op 23 november 2023 bereikten partijen een compromis over de waarde van de woning, waarbij de waarde werd vastgesteld op € 265.000. De rechtbank besloot dat de aanslagen OZB en watersysteemheffing dienovereenkomstig moesten worden verminderd, hoewel de rechtbank niet kon ingaan op de aanslag watersysteemheffing omdat daartegen geen gronden waren aangevoerd.

De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende moest vergoeden. De totale proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 1.623,26. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, en bepaalde dat de WOZ-waarde van de woning moest worden verlaagd naar € 265.000. De heffingsambtenaar werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/727

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] van [B.V. 1] ),
en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant, de gemeente Breda, de heffingsambtenaar
.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 19 december 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 31 maart 2022 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (de woning) op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 310.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Breda voor het jaar 2022 opgelegd (de aanslag OZB).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. In dit verweerschrift heeft de heffingsambtenaar erop gewezen dat partijen op 23 november 2023 overeenstemming hebben bereikt over de waarde van de woning.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 29 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen namens de heffingsambtenaar [naam] .
1.5.
Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Gemachtigde van belanghebbende is door de griffier onder vermelding van plaats en tijdstip via de digitale portal uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu is gebleken dat de zittingsuitnodiging via de digitale portal aan de gemachtigde van belanghebbende is bezorgd, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze en tijdig is aangeboden.

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van de woning.
2.1.
Belanghebbende heeft zich in de bezwaarfase laten bijstaan door een gemachtigde, die werkzaam is bij [B.V. 2] . In beroep wordt belanghebbende bijgestaan door [gemachtigde] , werkzaam bij [B.V. 1] .

Beoordeling door de rechtbank

Compromis
3. Partijen hebben op 23 november 2023, bij wijze van compromis, overeenstemming bereikt en wel in die zin dat de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2021 moet worden vastgesteld op € 265.000 en dat de aanslagen OZB en watersysteemheffing dienovereenkomstig dienen te worden verminderd. De rechtbank beslist dienovereenkomstig voor wat betreft de waardebeschikking en de aanslag OZB. Omdat belanghebbende tegen de aanslag watersysteemheffing gebouwd geen gronden heeft aangevoerd, kan de rechtbank het tussen partijen gesloten compromis in zoverre niet in deze uitspraak bekrachtigen. Een beroep tegen de beschikking WOZ is namelijk, anders dan voor de aanslag OZB, niet tegelijk ook een beroep tegen de aanslag watersysteemheffing (artikel 24, negende lid, van de Wet WOZ). De rechtbank verstaat het compromis en de toezegging van de heffingsambtenaar echter zo, dat hij de aanslag watersysteemheffing ambtshalve zal verminderen, overeenkomstig de vermindering van de waardebeschikking.
3.1.
Ter zitting heeft de heffingsambtenaar aangegeven dat hij op 14 februari 2024 een nieuw compromisvoorstel heeft gedaan. Het nieuwe compromisvoorstel is gelijkluidend aan het eerdere compromisvoorstel, maar omvat nu ook de vergoeding van de kosten uit de bezwaarfase. De heffingsambtenaar heeft zijn standpunt hierover gewijzigd naar aanleiding van eerdere uitspraken van de rechtbank. De rechtbank beslist voor wat betreft de kostenvergoeding voor de bezwaarfase overeenkomstig het nieuwe compromisvoorstel. Verder zijn partijen het erover eens dat de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende zal vergoeden en de proceskosten in verband met het indienen van een beroepschrift (€ 837,00).
3.2.
In bezwaar is belanghebbende bijgestaan door een andere gemachtigde dan [B.V. 2] . In de beroepsfase heeft de heffingsambtenaar betwist dat de gemachtigde in de beroepsfase een vergoeding van kosten uit de bezwaarfase mag eisen, omdat er destijds sprake was van een andere gemachtigde. De rechtbank verwerpt dit standpunt van de heffingsambtenaar. Als uitgangspunt heeft te gelden dat een belanghebbende op ieder tijdstip of fase van een procedure van gemachtigde mag wisselen, zonder dat dit consequenties voor hem heeft voor wat betreft het verlies van rechten als hier aan de orde.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is gegrond. De waarde van de woning moet worden verlaagd naar
€ 265.000 en de aanslag OZB moet dienovereenkomstig worden verminderd. De heffingsambtenaar dient dit uit te voeren.
4.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden, zoals ook al in het compromis afgesproken. Deze vergoeding moet rechtstreeks aan belanghebbende zelf worden betaald. [1]
4.2.
Belanghebbende krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. Belanghebbende heeft in dit geval recht op 1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde van € 310,-, 1 punt voor het beroepschrift met een waarde van € 875,-, met een wegingsfactor 1. Daarnaast heeft belanghebbende recht op vergoeding van de kosten van het taxatierapport ten bedrage van € 128,26. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.623,26. Ook deze vergoeding moet rechtstreeks aan belanghebbende zelf worden betaald. [2]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de WOZ-waarde van de woning tot een bedrag van € 265.000;
  • vermindert de aanslag OZB dienovereenkomstig;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 1.623,26 aan proceskosten aan belanghebbende
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Garb, griffier, op 11 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 30a, vierde en vijfde lid van de Wet WOZ.
2.Artikel 30a, vierde en vijfde lid van de Wet WOZ.