ECLI:NL:RBZWB:2024:2510

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
22/2495
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de onjuiste aanduiding van het adres op het aanslagbiljet voor onroerendezaakbelastingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 31 januari 2022 de waarde van de onroerende zaak, een weiland met een stal, vastgesteld op € 54.000, en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen (OZB) voor het jaar 2022 opgelegd. De belanghebbende, eigenaar van het object, betwistte de aanslag en stelde dat een ander adres onterecht op het aanslagbiljet was vermeld, wat zou betekenen dat hij geen OZB verschuldigd zou zijn voor dat perceel.

De rechtbank heeft het beroep op 29 februari 2024 behandeld, waarbij de belanghebbende en een taxateur van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de aanslag OZB correct is vastgesteld en dat de heffingsambtenaar terecht heeft gesteld dat de waarde alleen betrekking heeft op het object dat de belanghebbende bezit. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar geen fout heeft gemaakt in de classificatie van het object als niet-woning, wat leidt tot een hoger OZB-tarief. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/2495

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 4 april 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 31 januari 2022 de waarde van de onroerende zaak [adres 1] te [plaats] (het object) op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 54.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Waalwijk voor het jaar 2022 opgelegd (de aanslag OZB).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 29 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de heffingsambtenaar is verschenen [taxateur].

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van het object. Het betreft een weiland met een stal van 126 m². De totale perceeloppervlakte bedraagt 5.450 m2.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de aanslag OZB volgens het juiste tarief is opgelegd aan belanghebbende.
4. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de aanslag OZB volgens het juiste tarief vastgesteld. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
[adres 2] te [plaats] opgenomen in het aanslagbiljet
4.1.
Belanghebbende bepleit dat [adres 2], die ook op het aanslagbiljet staat, niet zijn eigendom is en daardoor onterecht op het aanslagbiljet staat. Hiermee betoogt belanghebbende, naar de rechtbank begrijpt, dat hij geen OZB is verschuldigd ten behoeve van perceel [adres 2]. De heffingsambtenaar stelt dat de beschikte waarde van € 54.000 alleen betrekking heeft op het object [adres 1] te [plaats]. Door een administratieve fout is de huisnummertoevoeging ‘[toevoeging]’ bij de eerste vermelding van het object op het aanslagbiljet weggevallen.
4.2.
Aan de rechtbank ligt, zoals eerder al is overwogen, voor de beoordeling van het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 4 april 2022. Uit deze uitspraak op bezwaar blijkt uitdrukkelijk dat de bestreden uitspraak betrekking heeft op het object. Reeds op grond hiervan dient de daarop betrekking hebbende grond van belanghebbende te worden gepasseerd. Weliswaar ten overvloede wordt geoordeeld dat in de uitspraak op bezwaar en op de zitting door de heffingsambtenaar is aangegeven dat belanghebbende in de beschikking van 31 januari 2022 niet is aangemerkt als eigenaar van [adres 2], maar van [adres 1], zijnde het object. Belanghebbende heeft dit niet, althans onvoldoende onderbouwd betwist.
Kwalificatie [adres 1] te [plaats]
4.3.
Belanghebbende bepleit dat de heffingsambtenaar ten onrechte het object heeft geclassificeerd als een niet-woning. Doordat het object geclassificeerd is als niet-woning wordt er een OZB-tarief gehanteerd van 0,23%. Belanghebbende bepleit dat er op het object geen bedrijf gevestigd is, maar door een particulier gebruikte agrarische grond en een stal. Hierdoor zou het object aangeslagen moeten worden als een niet-bedrijfsmatig perceel met opstal, waardoor het tarief van OZB 0,1% bedraagt, aldus belanghebbende.
4.4.
De heffingsambtenaar bepleit dat belanghebbende ervan uit gaat dat er in het OZB-tarief een onderscheid bestaat tussen de categorie woningen en bedrijfsmatige onroerende zaken. Dit is onjuist volgens de heffingsambtenaar. Uit artikel 220f Gemeentewet volgt dat er bij onroerende zaken slechts een onderscheid mogelijk is tussen woningen en zaken die niet tot woning dienen. Of er sprake is van een bedrijfsmatig gebruikt object is dus niet relevant volgens de heffingsambtenaar.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het standpunt van de heffingsambtenaar gevolgd worden. Onderhavig object is een stal, die niet gekwalificeerd kan worden als woning. Doordat er geen sprake is van een woning, valt het object onder het hogere tarief voor niet-woningen. Uit artikel 5 lid 1 onder b van de Verordening van de raad van Waalwijk, houdende bepalingen over de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2022 (de Verordening), volgt dat het tarief voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,2341% bedraagt. Het gehanteerde OZB-tarief door de heffingsambtenaar is 0,23%. Hierdoor heeft de heffingsambtenaar het OZB-tarief op de juiste wijze vastgesteld.
4.6.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de OZB-aanslag van het object voor het belastingjaar 2022 niet te hoog vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Garb, griffier, op 11 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.