ECLI:NL:RBZWB:2024:2508

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
02-070922-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 3 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 augustus 2020 op de Rijksweg A16 in Nederland als bestuurder van een motorfiets verkeersregels ernstig heeft geschonden. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag, waaronder het inhalen van andere weggebruikers op een gevaarlijke manier, het rijden over een vluchtstrook en het overschrijden van de maximumsnelheid tot 277 kilometer per uur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk deze verkeersregels heeft overtreden, wat heeft geleid tot levensgevaarlijke situaties voor andere weggebruikers.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van drie jaar, met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd geen motoren mag besturen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn werk en financiële situatie, maar heeft ook de ernst van de overtredingen zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen, maar heeft de taakstraf en de voorwaardelijke gevangenisstraf gematigd in vergelijking met de oorspronkelijke eis. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-070922-22
vonnis van de meervoudige kamer van 3 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 april 2024, waarbij de officier van justitie mr. M.P. de Graaf en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt waarbij verkeersregels ernstig zijn geschonden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de stukken in het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, team Verkeer, registratienummer PL2000-2020232825 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 176.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 3 april 2024;
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 27 september 2020, pagina 12 tot en met 16;
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 23 september 2020, pagina 162 tot en met 166.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 21 augustus 2020 in Nederland, als bestuurder van een voertuig (een motorfiets), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A16 vanaf Breda naar Rotterdam, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- overige weggebruikers gevaarlijk in te halen, immers heeft hij, verdachte, op korte afstand langs rechts en links en over de redresseerstrook ingehaald en getripleerd, en
- over een vluchtstrook te rijden, terwijl dit niet is toegestaan, en
- de maximumsnelheid fors te overschrijden, immers heeft hij, verdachte, langdurig met een zeer hoge snelheid gereden, te weten snelheden tot 277 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 130 respectievelijk 70 kilometer per uur bedroeg, en
- gelet op de door verdachte gereden snelheid, een of meerdere keren zeer dicht achter een ander voertuig te rijden,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 50 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast wordt gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaar met een proeftijd van drie jaar, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende die proeftijd geen motor mag besturen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging wordt verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft werk, hoge financiële lasten en is pas vader geworden. Verdachte werkt in ploegendienst en heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk. Ook is verdachte schuldbewust, heeft hij enorm veel spijt van zijn handelen en schaamt hij zich voor wat hij heeft gedaan. Bovendien moet rekening worden gehouden met het tijdsverloop. Gelet hierop wordt verzocht om alle vormen van (bijkomende) straffen voorwaardelijk aan verdachte op te leggen, waarbij de proeftijd van de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke rijontzegging moet worden gematigd naar twee jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft als bestuurder van een motor opzettelijk meerdere verkeersregels ernstig geschonden door meermalen de toegestane maximumsnelheid ernstig te overschrijden en zeer gevaarlijk in te halen. Zo heeft verdachte gedurende een rit van elf minuten op de A16 gereden met snelheden tot 277 km/u en heeft hij met deze zeer hoge snelheden links en rechts voertuigen ingehaald, ook terwijl deze zelf aan het inhalen waren en is hij tussen auto’s door geslalomd.
Met dit handelen heeft verdachte levensgevaarlijke situaties gecreëerd en de veiligheid van andere verkeersdeelnemers en zichzelf ernstig in gevaar gebracht. Verkeersdeelnemers zijn voor hun veiligheid niet alleen afhankelijk van hun eigen rijgedrag, maar ook van het gedrag van anderen. Uit de (beschrijving van de) beelden is ook gebleken dat andere weggebruikers zijn geschrokken van zijn gedrag, hetgeen leidde tot uitwijkmanoeuvres. Verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid voor van de veiligheid van zijn medeweggebruikers in het geheel niet in acht genomen. De rechtbank rekent hem dat zwaar aan.
Verdachte heeft op zitting een bekennende verklaring afgelegd. Ook heeft hij verklaard enorm veel spijt te hebben van zijn handelen en in te zien welk gevaar hij heeft veroorzaakt. Met deze proceshouding heeft verdachte nu wel verantwoordelijkheid genomen voor zijn roekeloze rijgedrag. Dit zal de rechtbank in het voordeel van verdachte meewegen. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 40 uren passend en geboden. Om de ernst van het feit te benadrukken, maar ook als forse stok achter de deur, zal de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken met een proeftijd van twee jaar opleggen. Ook zal aan verdachte een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaar met een proeftijd van drie jaar worden opgelegd. De rechtbank zal daaraan de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte gedurende die proeftijd geen motor mag besturen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
20 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van drie jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit of na te melden
bijzondere voorwaardeniet heeft nageleefd:
* dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het besturen van motorrijtuigen waarvoor een categorie A rijbewijs is vereist.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L. Hoekstra, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 april 2024.
Mr. Collombon is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.