ECLI:NL:RBZWB:2024:2507

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
AWB 24_919
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep tegen last onder dwangsom wegens huisvesting van te veel personen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een last onder dwangsom die haar was opgelegd wegens het huisvesten van te veel personen in een pand, in strijd met de omgevingsvergunning. Het college had op 8 mei 2023 een last onder dwangsom opgelegd, en na constatering van niet-naleving op 18 april 2023, werd de dwangsom verbeurd verklaard en ingevorderd op 5 juli 2023.

Eiseres maakte bezwaar tegen deze besluiten, en het college verklaarde de bezwaren gegrond met het besluit van 29 november 2023, waarbij de dwangsom werd ingetrokken. Echter, met het besluit van 15 februari 2024 trok het college de eerdere besluiten in, omdat het pand op 16 januari 2024 was ontruimd na een uitspraak van de civiele rechter. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen procesbelang meer heeft, aangezien de last onder dwangsom is ingetrokken en er geen handhaving meer plaatsvindt. Eiseres betoogde dat zij nog procesbelang had vanwege vermeende onrechtmatigheden, maar de rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en zal het niet inhoudelijk beoordelen.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/919

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout, het college.

Inleiding

1 In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen de bestreden besluiten van 29 november 2023 en 15 februari 2024.
1.1
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
2.1
Met het besluit van 8 mei 2023 heeft het college aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd wegens het huisvesten van te veel personen in een pand, in strijd met de omgevingsvergunning. Eiseres diende binnen twee weken het pand te gebruiken in lijn met de verleende omgevingsvergunning.
2.2
Het college heeft op 18 april 2023 geconstateerd dat eiseres niet binnen de gestelde begunstigingstermijn aan de last heeft voldaan. Op dat moment was volgens het college de dwangsom verbeurd. Het college heeft met het besluit van 5 juli 2023 de verbeurde dwangsom ingevorderd.
2.3
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen bovenstaande besluiten.
2.4
Met het bestreden besluit van 29 november 2023 heeft het college de bezwaren gegrond verklaard en het besluit van 5 juli 2023 ingetrokken.
2.5
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
2.6
Het college heeft met het bestreden besluit van 15 februari 2024 de besluiten van 8 mei 2023 en 29 november 2023 ingetrokken. Het college heeft daarbij als reden aangegeven dat het pand [adres] , waarop de last onder dwangsom betrekking had, op 16 januari 2024 is ontruimd na een uitspraak van de civiele rechter in kort geding.
Is het beroep van eiseres ontvankelijk?
3.1
Eiseres heeft betoogd dat zij nog procesbelang heeft, omdat zij van mening is dat zij op ernstige wijze is benadeeld door het college. Het optreden van het college in deze zaak was schandalig en eiseres wil documenten en beeldmateriaal met betrekking tot dit optreden overleggen. Verder wil eiseres getuigen laten oproepen die kunnen verklaren over de totstandkoming van beslissingen.
3.2
Een (rechts)persoon heeft in beginsel geen procesbelang meer, indien hetgeen wat de persoon wilde en kon bereiken met de procedure, is bereikt. Eiseres heeft bereikt wat zij kon bereiken met de beroepsprocedure. De last onder dwangsom is namelijk ingetrokken met het besluit van 15 februari 2024 en er wordt niet meer handhavend opgetreden jegens eiseres. Omdat de last onder dwangsom is ingetrokken, heeft eiseres geen procesbelang meer bij de beroepsprocedure.
Eiseres is van mening dat de gang van zaken rondom het nemen van de beslissing tot het opleggen van de last onder dwangsom onrechtmatig was. De last onder dwangsom is ingetrokken, zodat de rechtbank over de totstandkoming van het besluit tot oplegging van de last geen oordeel meer kan geven.
Verder heeft eiseres aangevoerd in haar brief van 20 februari 2024 dat de uitvoering niet naar behoren is gelopen. De rechtbank houdt het ervoor dat eiseres hiermee doelt op de ontruiming op 16 januari 2024 als gevolg van het vonnis van de civiele rechter. Dit is echter een andere procedure, namelijk bij de civiele rechter. De ontruiming op last van de eigenaar/verhuurder van het pand [adres] staat los van de opgelegde last onder dwangsom.
Het beroep van eiseres is dus kennelijk niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk zal beoordelen.

Conclusie en gevolgen

4 Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 12 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.