ECLI:NL:RBZWB:2024:2503

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
BRE 22/3775
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening van beroepschrift in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 16 april 2024, wordt het beroep van de erven van [erflater] tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbenden voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, met een belastingrentebeschikking van € 35.267. De rechtbank behandelt de vraag of het beroep tijdig is ingediend. De gemachtigde van de belanghebbenden stelt dat hij pro forma beroep heeft ingesteld op 1 juni 2022, maar de rechtbank heeft dit stuk niet ontvangen. De rechtbank concludeert dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift is verstreken en dat het op 3 augustus 2022 ontvangen beroepschrift niet tijdig is ingediend. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, waardoor de inhoudelijke behandeling van de zaak niet plaatsvindt. Belanghebbenden krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3775

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2024 in de zaak tussen

erven van [erflater] , belanghebbenden,

(gemachtigde: [naam 1] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbenden tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 1 juni 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbenden voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd (de aanslag). Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur € 35.267 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbenden ongegrond verklaard.
1.3.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2024 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbenden en namens de inspecteur mr. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] , mr. [inspecteur 3] vergezeld van twee toehoorders van de Belastingdienst. De beroepen met zaaknummer 22/5279 ten name van [erfgenaam 1] en zaaknummer 22/5280 ten name van [erfgenaam 2] zijn gelijktijdig met dit beroep behandeld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of belanghebbenden tijdig in beroep zijn gekomen en zo ja of de inspecteur terecht belastingrente naar een bedrag van € 35.267 in rekening heeft gebracht. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbenden.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. [erflater] is op [datum] 2019 overleden. Zijn enige erfgenamen zijn [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] .
3.1.
Na het overlijden van [erflater] is de aangifte IB/PVV 2019 ingediend. De inspecteur is bij de aanslagregeling van de ingediende aangifte afgeweken en heeft de aanslag IB/PVV 2019 met dagtekening 28 januari 2022 vastgesteld. Daartegen is tijdig bezwaar gemaakt. Belanghebbenden hebben daarbij verzocht de aanslag in stand te houden en de in rekening gebrachte belastingrente te verminderen tot nihil.
3.2.
De inspecteur heeft met dagtekening 1 juni 2022 uitspraak op bezwaar gedaan.

Overwegingen

4. De rechtbank heeft op 3 augustus 2022 een brief van de gemachtigde ontvangen waarin staat dat hij geen bevestiging van ontvangst van het ingediende beroepschrift van 1 juni 2022 heeft ontvangen. De rechtbank heeft in haar brief van 4 augustus 2022 aangegeven dat zij het door belanghebbenden genoemde geschrift van 1 juni 2022 niet heeft ontvangen.
4.1.
Bij brief van 3 oktober 2022 zijn belanghebbenden door de rechtbank in de gelegenheid gesteld te motiveren waarom het beroep na afloop van de termijn is ingediend of om met stukken te onderbouwen dat het geschrift van 1 juni 2022 aan de rechtbank is verzonden.
4.2.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. [1] Deze termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van een uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. [2] Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift eveneens tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen. [3]
4.3.
De gemachtigde heeft gesteld dat hij pro forma beroep heeft ingesteld op 1 juni. Dat stuk is door de rechtbank niet ontvangen. Gemachtigde heeft aangevoerd dat de bezorging door PostNL van (aangetekende) stukken te wensen overlaat. Ter zitting is komen vast te staan dat de gemachtigde geen postregistratie bijhoudt en dat het geschrift van 1 juni 2022 niet per aangetekende post is verstuurd.
4.4.
De dagtekening van de bestreden uitspraak op bezwaar is 1 juni 2022. Het is de rechtbank niet gebleken dat deze uitspraak op bezwaar pas na die datum is verzonden. Niet in geschil is dat de uitspraak op bezwaar van 1 juni 2022 op de juiste wijze bekend is gemaakt. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is daarmee aangevangen op 2 juni 2022 en is geëindigd op 13 juli 2022. De rechtbank is van oordeel dat het geschrift van 3 augustus 2022 als het beroepschrift moet worden aangemerkt nu belanghebbenden niet aannemelijk hebben gemaakt dat het geschrift van 1 juni 2022 vóór 14 juli 2022 ter post is bezorgd. Door het beroepschrift niet per aangetekende post te verzenden hebben belanghebbenden het risico genomen dat zij in bewijsnood zouden komen indien hun beroepschrift niet, dan wel niet tijdig, door de rechtbank zou worden ontvangen. Dat pas na afloop van de beroepstermijn door belanghebbenden is geïnformeerd naar de ontvangst van het geschrift van 1 juni 2022 komt voor hun rekening en risico. Nu de beroepstermijn op 13 juli 2022 is geëindigd, is het beroepschrift dat op 3 augustus 2022 is ontvangen niet tijdig ingediend.
4.5.
Bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. [4] Niet aannemelijk is geworden dat er feiten of omstandigheden zijn die meebrengen dat de termijnoverschrijding redelijkerwijs niet aan belanghebbenden kunnen worden toegerekend.
4.6.
Gelet op dat wat hiervoor is overwogen, komt de rechtbank niet toe aan de beantwoording van de vraag of de inspecteur de belastingrente van € 35.267 terecht en tot het juiste bedrag in rekening heeft gebracht.

Conclusie en gevolgen

4.7.
Het beroep is niet-ontvankelijk. De inhoudelijke behandeling van het beroep blijft dus achterwege. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier op 16 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 6:7 van de Awb.
2.Artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
3.Artikel 6:9 van de Awb.
4.Artikel 6:11 van de Awb.