Op 25 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster, wonende op een bepaald adres, had op 12 februari 2024 een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagname van twee honden, die op 24 januari 2024 onder haar in beslag waren genomen. De honden waren in beslag genomen door het Openbaar Ministerie. Tijdens de behandeling op 11 maart 2024 is klaagster gehoord, evenals de officier van justitie, mr. J. Castelein. De beslagene, de heer [beslagene], was niet verschenen.
Klaagster verzocht om teruggave van één van de honden, genaamd [hond 1], die volgens haar voornamelijk bij haar verbleef. De officier van justitie betoogde echter dat klaagster niet de eigenaar van de hond was en daarom niet om teruggave kon verzoeken. De eigenaar, de heer [beslagene], had geen klaagschrift ingediend. De rechtbank oordeelde dat klaagster geen belanghebbende was in de zin van de wet, omdat zij niet de rechthebbende was van de hond.
De rechtbank heeft vervolgens het klaagschrift niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank niet ingaat op de inhoud van het verzoek van klaagster. Deze beslissing is genomen door mr. J.P.M. Hopmans en is op dezelfde dag ter openbare terechtzitting uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.