Op 25 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een verzoekschrift op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. M.C.J. Heinen, had verzocht om een schadevergoeding van € 3.347,59 voor rechtsbijstandkosten, plus € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. J. Castelein, steunde het verzoek en stelde dat het volledig toegewezen kon worden.
De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat de verzoeker recht had op een schadevergoeding op basis van artikel 530 Sv, aangezien hij niet was veroordeeld en zijn zaak was geseponeerd. De rechtbank concludeerde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om het verzoek tot schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank vond het verzochte bedrag aan rechtsbijstand voldoende onderbouwd en besloot het volledige bedrag van € 4.027,59 toe te wijzen.
De beslissing werd genomen door mr. J.P.M. Hopmans, in aanwezigheid van griffier I.L. Bruijnooge, en werd uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op dezelfde dag. Tegen deze beslissing staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.