ECLI:NL:RBZWB:2024:2487

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
02/294728-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag en zware mishandeling na steekincident tussen buren

Op 16 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een gewelddadige confrontatie op 13 november 2022 tussen de verdachte en de aangever, die buren waren op een woonwagenkamp. Tijdens deze confrontatie raakte de aangever gewond door een steekwond in de borstkas, terwijl de verdachte ook letsel opliep. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk de aangever zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen, maar de verdediging betwistte dit en vroeg om vrijspraak wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank heeft de zaak op 2 april 2024 inhoudelijk behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het doden van de aangever of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De aard van de verwonding en het gebrek aan bewijs over de herkomst van het mes leidden tot de conclusie dat de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan de tenlastegelegde feiten.

Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de poging tot doodslag en zware mishandeling. Tevens werd de benadeelde partij, de aangever, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade voortvloeide. De rechtbank gelastte ook de teruggave van het in beslag genomen mes aan de rechthebbende en hefte de voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/294728-22
vonnis van de meervoudige kamer van 16 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman: mr. J. van Wijk, advocaat te Eindhoven

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 april 2024, waarbij de officier van justitie mr. U.D. Colak en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om [aangever] te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om [aangever] (hierna: aangever) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Voor de poging doodslag bestaat onvoldoende bewijs, zodat daarvan vrijspraak moet volgen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging meent dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat in de nacht van 13 november 2022 een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen aangever ([aangever] ) en verdachte ( [verdachte] ) op het woonwagenkamp aan de [adres] in [geboorteplaats] . Verdachte en aangever woonden op dit woonwagenkamp en waren buren van elkaar. Die bewuste nacht is een conflict tussen hen ontstaan en hebben er gewelddadigheden plaatsgevonden, waarbij zij allebei wapens in de hand hebben genomen in de vorm van een mes en/of een slagwapen. Bij dit conflict zijn aangever en verdachte gewond geraakt. Aangever heeft een wond in zijn linkerborstkas opgelopen als gevolg waarvan een klaplong is ontstaan. Bij verdachte is letsel aan zijn hoofd en zijn flinke (bijt)verwondingen aan zijn armen geconstateerd die vermoedelijk waren ontstaan door de hond van aangever. Verdachte heeft verklaard dat hij op enig moment een mes in zijn handen had en dat hij daarmee misschien aangever heeft geraakt. Uit deze verklaring, in samenhang met de vaststaande feiten beschouwd, leidt de rechtbank af dat verdachte de wond in de linkerborstkas van aangever heeft aangebracht met een mes.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte de wond aan de linker-borstkas van aangever
opzettelijk, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft toegebracht.
In geval vast zou komen te staan dat verdachte met dit mes op zak de confrontatie met aangever heeft opgezocht, zou, (voorwaardelijk) opzet van verdachte kunnen worden aangenomen. Op basis van het dossier kan echter niet worden vastgesteld waar het mes vandaan kwam en op welk moment het mes in de handen van verdachte terecht is gekomen.
De rechtbank stelt verder vast dat de aard van de verwonding van aangever, te weten een steekwond van 1 tot 1,5 centimeter breed, niet onmiskenbaar duidt op een hard steken met een mes waaruit het (voorwaardelijk) opzet zou kunnen worden afgeleid.
Voor het overige bevat het dossier ook geen bewijsmiddelen waaruit het (voorwaardelijk) opzet afgeleid kan worden.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het doden van aangever of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte daarom integraal vrijspreken.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever] vordert een schadevergoeding van € 7.246,80.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De overwegingen omtrent het beslag.

6.1
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in beslag genomen mes (goednummer 2524980) aan de rechthebbende.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [aangever] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het inbeslaggenomen mes (goednummer 2524980);
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. M. Veldhuizen en
mr. L. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 april 2024.
Mr. Sterk en mr. Veldhuizen zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.