In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat het college van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag volgens artikel 32 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (Wet Bag). Het college heeft op 5 januari 2024 alsnog een besluit genomen, maar eiser heeft zijn beroep ingesteld omdat hij meent dat het college niet tijdig heeft gehandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser niet heeft voldaan aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor het indienen van een beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank stelt vast dat de brief van 23 augustus 2023, die eiser heeft gestuurd, niet als een ingebrekestelling kan worden beschouwd. Hierdoor is het beroepschrift niet tijdig ingediend, en de rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk. Daarnaast verwijst de rechtbank het beroep tegen het besluit van 5 januari 2024 naar het college ter behandeling als bezwaar, omdat de inhoudelijke standpunten van partijen nog niet voldoende zijn besproken. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat eiser het griffierecht niet vergoed krijgt.