ECLI:NL:RBZWB:2024:2483

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
23-030061
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift 552a Sv gegrond verklaard met betrekking tot inbeslagname bromscooter

Op 25 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) werd behandeld. De klager, geboren in 2004 en vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. G. Demir, had bezwaar gemaakt tegen de inbeslagname van zijn bromscooter op 11 augustus 2023. Klager stelde dat de inbeslagname onterecht was en verzocht om teruggave van het voertuig, dat inmiddels zou zijn vernietigd. De waarde van de bromscooter werd door klager geschat op € 1.300,00, terwijl de officier van justitie de waarde op € 300,00 had vastgesteld en verzocht om het klaagschrift ongegrond te verklaren.

Tijdens de zitting op 11 maart 2024 zijn zowel de klager als de officier van justitie gehoord. Klager betwistte de mankementen aan de bromscooter en voerde aan dat het voertuig recentelijk was voorzien van nieuwe onderdelen. De rechtbank overwoog dat het beslag op het voertuig was gelegd op grond van artikel 94 Sv en dat de raadkamer bevoegd was om het klaagschrift te behandelen. De rechtbank concludeerde dat het belang van strafvordering niet langer vereiste dat het beslag werd voortgezet, aangezien de klager geen relevante justitiële documentatie had en de waarde van de scooter niet hoogst onwaarschijnlijk was dat deze verbeurd zou worden verklaard.

De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de bromscooter aan klager. Aangezien de scooter inmiddels vernietigd was, diende het openbaar ministerie de waarde van de scooter aan de klager te vergoeden. Deze beslissing werd genomen door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in aanwezigheid van griffier I.L. Bruijnooge, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
raadkamernummer : 23-030061
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[beslagene],
geboren op [geboortedag] 2004,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. G. Demir, advocaat te Breda (Smederijstraat 2, 4814 DB Breda),
hierna te noemen: de klager, tevens beslagene.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift, dat - ondertekend door of namens klager - tijdig is ingediend ter griffie van het op grond van artikel 552a Sv bevoegde gerecht;
  • de kennisgeving inbeslagneming;
  • de conclusie van het openbaar ministerie d.d. 11 december 2023;
  • de overige stukken.
Op 11 maart 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de gemachtigd raadsman mr. G. Demir advocaat te Gilze en de officier van justitie, mr. J. Castelein gehoord.

2.De standpunten

Klager heeft aangevoerd dat op 11 augustus 2023 zijn bromscooter in beslag is genomen. Klager wordt bezwaard door de inbeslagneming en het voortduren daarvan, alsmede door het uitblijven van een last tot teruggave van het goed. Het belang van strafvordering verzet zich niet tegen de gevraagde teruggave. Klager verzoekt het klaagschrift gegrond te verklaren en het voertuig aan hem terug te geven. Klager heeft bericht ontvangen dat het voertuig inmiddels zou zijn vernietigd. Klager stelt zich op het standpunt dat het beslag blijft rusten op de waarde van het voertuig. Klager schat de waarde op € 1.300,00.
Namens klager is tijdens de behandeling in raadkamer aangevoerd dat de in het proces-verbaal opgenomen mankementen van de bromscooter door hem worden betwist. De bromscooter is recent van nieuwe onderdelen voorzien, maar de reparatie was nog niet geheel voltooid. De raadsman legt daartoe stukken ter onderbouwing over. De bromscooter vertegenwoordigt een aanzienlijke waarde en klager kan de geldelijke opbrengst goed gebruiken, zodat het persoonlijk belang van klager dient te prevaleren boven het strafvorderlijk belang.
De officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd dat uit het dossier naar voren komt dat de scooter in zeer slechte staat verkeerde. De diverse mankementen zijn uitgebreid in het proces-verbaal opgenomen. De scooter is inmiddels vernietigd en de waarde is bepaald op
€ 300,00. De officier van justitie persisteert bij hetgeen is opgenomen in de schriftelijke conclusie. Gezien de staat waarin de scooter verkeerde is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend de scooter verbeurd zal verklaren. De officier van justitie verzoekt het klaagschrift ongegrond te verklaren.
De raadsman voert aan dat de door de officier van justitie genoemde waarde veel te laag is. De raadsman persisteert bij hetgeen in het klaagschrift en ter zitting is aangevoerd.

3.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
Het beslag op het voertuig is gelegd op grond van artikel 94 Sv.
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
De rechtbank dient na te gaan of het belang van strafvordering verlangt dat het beslag wordt voortgezet. Hiervan is sprake wanneer het in beslag houden van het voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk voordeel aan te tonen dan wel wanneer niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
Uit het dossier komt naar voren dat verzoeker met een scooter, welke niet aan de veiligheidseisen voldoet heeft deelgenomen aan het verkeer. Verzoeker betwist niet dat de scooter nog nadere reparatie behoefde. Op grond van het huidige dossier is de rechtbank van oordeel dat de verdenking dat verzoeker met een ondeugdelijke scooter heeft deelgenomen aan het verkeer een terechte verdenking is. De rechtbank is van oordeel dat omdat verzoeker geen relevante justitiële documentatie heeft en gezien de waarde die de inbeslaggenomen scooter vertegenwoordigt, het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat bij het ontbreken van strafvorderlijk belang het beslag dient te worden opgeheven, zodat de rechtbank het klaagschrift gegrond zal verklaren en de teruggave van de scooter aan klager zal gelasten.
Ter zitting is vast komen te staan dat de scooter vernietigd is, zodat klager recht heeft op de waarde van deze scooter, het openbaar ministerie moet de waarde van de scooter aan verdachte vergoeden.

4.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van:
- Goednummer: PL2000-2023204187-2606311, bromscooter merk Yahama Sa14 [kenteken],
aan klager.
Deze beslissing is op 25 maart 2025 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2025.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering