Op 25 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) werd behandeld. De klager, geboren in 2004 en vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. G. Demir, had bezwaar gemaakt tegen de inbeslagname van zijn bromscooter op 11 augustus 2023. Klager stelde dat de inbeslagname onterecht was en verzocht om teruggave van het voertuig, dat inmiddels zou zijn vernietigd. De waarde van de bromscooter werd door klager geschat op € 1.300,00, terwijl de officier van justitie de waarde op € 300,00 had vastgesteld en verzocht om het klaagschrift ongegrond te verklaren.
Tijdens de zitting op 11 maart 2024 zijn zowel de klager als de officier van justitie gehoord. Klager betwistte de mankementen aan de bromscooter en voerde aan dat het voertuig recentelijk was voorzien van nieuwe onderdelen. De rechtbank overwoog dat het beslag op het voertuig was gelegd op grond van artikel 94 Sv en dat de raadkamer bevoegd was om het klaagschrift te behandelen. De rechtbank concludeerde dat het belang van strafvordering niet langer vereiste dat het beslag werd voortgezet, aangezien de klager geen relevante justitiële documentatie had en de waarde van de scooter niet hoogst onwaarschijnlijk was dat deze verbeurd zou worden verklaard.
De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de bromscooter aan klager. Aangezien de scooter inmiddels vernietigd was, diende het openbaar ministerie de waarde van de scooter aan de klager te vergoeden. Deze beslissing werd genomen door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in aanwezigheid van griffier I.L. Bruijnooge, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 maart 2025.