ECLI:NL:RBZWB:2024:2482

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
23-028065 en 23-028066
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding op grond van artikel 530 en 533 Sv na vrijspraak

Op 25 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift op grond van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1994 en vertegenwoordigd door mr. J.E. de Glopper, had verzocht om schadevergoeding van de Staat voor kosten die hij had gemaakt in verband met zijn ondergane inverzekeringstelling en andere kosten. De rechtbank heeft de verzoeken gedeeltelijk toegewezen. De verzoeker had een vergoeding van € 390,00 gevraagd voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling, wat door de rechtbank werd toegewezen. Daarnaast vroeg hij een bedrag van € 5.358,20 voor inkomstenderving en andere kosten, maar dit verzoek werd grotendeels afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

De rechtbank overwoog dat de gevraagde vergoeding voor inkomstenderving niet voldoende was onderbouwd en dat de kosten voor de parkeerboete niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat verzoeker deze had kunnen aanvechten. De rechtbank heeft wel de gevraagde reiskosten en parkeerkosten toegewezen, maar de kosten voor rechtskundige bijstand werden gematigd. Uiteindelijk werd een totaalbedrag van € 3.392,81 aan schadevergoeding toegekend, bestaande uit verschillende onderdelen, waaronder de forfaitaire vergoeding voor de indiening van het verzoekschrift.

De beslissing is genomen door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in aanwezigheid van griffier I.L. Bruijnooge, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-124831-23
raadkamernummers : 23-028065 en 23-028066
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op de verzoeken op grond van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[de verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.E. de Glopper, advocaat te Goes (Wulfaertstraat 3, 4461 HS Goes),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 390,00 € 390,00 voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van € 5.358,20 zijnde de kosten met betrekking:
-Inkomstenderving mislopen salaris € 800,00;
-Inkomstenderving 1 dag verlof behandeling strafzaak: €276,00
-Parkeerboete nav aanhouding € 75,00;
-Parkeerkosten € 6,27;
-Reiskosten ivm ophalen bedrijfsauto: €5,70;
-Reiskosten ivm zitting: € 54,81;
-Kosten rechtskundige bijstand: € 3.460,42
-Forfaitaire vergoeding: € 680;
  • het aantekening mondeling vonnis d.d. 24 augustus 2023 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 11 maart 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. J. Castelein en de gemachtigd raadsvrouw mr. J.E. de Glopper gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen doch niet bij de behandeling in raadkamer verschenen.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek gedeeltelijk kan worden toegewezen. De door verzoeker gevraagde vergoeding van € 390,00 wegens ondergane inverzekeringstelling kan worden toegewezen. De door verzoeker gevraagde vergoedingen met betrekking tot inkomstenderving moet worden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De gevraagde reiskosten kunnen worden toegewezen met dien verstande dat een bedrag van € 0,28 cent de kilometer het standaardtarief is wat wordt toegekend. De door verzoeker gevraagde parkeerkosten kunnen worden toegewezen. De door verzoeker gevraagde vergoeding voor een parkeerboete moet worden afgewezen. Deze post is niet onderbouwd en het had op de weg van verzoeker gelegen deze kosten middels een bezwaarschrift te weerleggen. Met betrekking tot de kosten voor rechtskundige bijstand stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat deze moeten worden gematigd. De gedeclareerde uren nadat verzoeker is vrijgesproken komen slechts voor maximaal een half uur voor vergoeding in aanmerking. Tevens heeft de raadsvrouw kosten opgevoerd met betrekking tot het opstellen van dit verzoekschrift, welke vallen onder de forfaitaire vergoeding.
De raadsvrouw heeft namens verzoeker betoogd dat de gevraagde kosten voor inkomstenderving wel voor vergoeding in aanmerking komen. Verzoeker is door de onterechte detentie salaris misgelopen, zodat hij recht heeft op het gevraagde bedrag. De gevraagde reiskosten kunnen worden aangepast tot een bedrag van € 0,28 cent de kilometer. Met betrekking tot de gevraagde kosten voor de parkeerboete stelt de raadsvrouw dat zij geen nadere onderbouwing heeft, doch handhaaft zij het in het verzoekschrift gevraagde bedrag alsmede de daarin genoemde motivatie. Met betrekking tot de kosten voor rechtskundige bijstand betoogt de raadsvrouw dat zij meer dan een half uur tijd kwijt was aan het geven van uitleg aan verzoeker omtrent de beslissing van de rechtbank. De raadsvrouw is het met de officier van justitie eens dat er een doublure zit als het gaat om de kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank deze te matigen.

3.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
3 dagen in verzekeringdoorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 390,00.
Het verzochte bedrag aan inkomstenderving is onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank de gevraagde vergoeding zal afwijzen.
De kosten met betrekking tot de parkeerboete zijn onvoldoende onderbouwd, tevens had verzoeker middels het maken van bezwaar de parkeerboete kunnen aanvechten, zodat deze niet voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal de gevraagde vergoeding afwijzen.
Het verzochte bedrag aan parkeerkosten ter grootte van
€ 6,27is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Het verzochte bedrag aan reiskosten ter grootte van € 60,51 is in voldoende mate onderbouw. De rechtbank zal dit conform het verzoek van de raadsvrouw aanpassen tot een bedrag van
€ 58,62. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van € 3.460,42 komt de rechtbank bovenmatig voor. Gelet op de te ruime tijdsbesteding nadat de rechtbank vonnis gewezen had en de naar op zitting bleek ten onrechte gevraagde kosten voor het opstellen en indienen van het verzoek om schadevergoeding acht de rechtbank een bedrag van
€ 2.647,92redelijk en billijk.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

4.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 390,00;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 3.392,81,bestaande uit € 6,27 ivm parkeerkosten, € 58,62 ivm reiskosten, € 2.647,92 ivm kosten rechtskundige bijstand en de forfaitaire vergoeding van € 680,00.
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
454,89 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer 1] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Zeeuwse Advocaten, onder vermelding van “[kenmerk]”.
bepaalt dat een bedrag van € 3.327,92 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer 2] ten name Advocatenkantoor Zeeland te Goes, onder vermelding van “[kenmerk]”.
Deze beslissing is op 25 maart 2024 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).