ECLI:NL:RBZWB:2024:2479

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
23-030324 en 23-030325
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 530 en 533 Sv

Op 25 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 02-067669-22. De rechtbank behandelde verzoeken van een verzoeker, geboren in 1999, die een schadevergoeding vroeg op basis van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker had een vergoeding van € 130,00 gevraagd voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en een bedrag van € 340,00 of € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift.

Tijdens de zitting op 11 maart 2024 zijn zowel de verzoeker als de officier van justitie, mr. J. Castelein, gehoord. De officier van justitie stelde dat het verzoek moest worden afgewezen, omdat de verzoeker nimmer in verzekering was gesteld en derhalve geen recht had op de gevraagde vergoeding. De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat de verzoeker niet in aanmerking kwam voor een schadevergoeding op grond van artikel 533 Sv, aangezien hij niet in verzekering was gesteld.

De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot toekenning van een schadevergoeding moest worden afgewezen. Tevens werd het verzoek tot een forfaitaire vergoeding voor de kosten van het indienen en behandelen van het verzoekschrift afgewezen. De beslissing werd genomen door mr. J.P.M. Hopmans en is op 25 maart 2024 uitgesproken in een openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-067669-22
raadkamernummers: 23-030324 en 23-030325
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op de verzoeken op grond van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteland] ,
wonende op het [woonadres] ,
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
  • het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
  • het aantekening mondeling vonnis d.d. 4 september 2023 waarin verzoeker is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 11 maart 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. J. Castelein en verzoeker gehoord.

2.De standpunten

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. Verzoeker is nimmer in verzekering gesteld, zodat hij geen recht heeft op een vergoeding op grond van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering. Dat maakt tevens dat verzoeker geen recht heeft op de forfaitaire vergoeding, zodat het verzoek in zijn geheel moet worden afgewezen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de toelichting hem duidelijk is en dat hij hiervan niet op de hoogte was en er vanuit ging dat hij recht had op de door hem gevraagde vergoeding.
De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Verzoeker vraagt een vergoeding voor 1 dag omdat hij één dag is opgehouden voor verhoor. Ingevolge artikel 533 Sv heeft een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd recht op een schadevergoeding voor die dagen die onterecht in detentie zijn doorgebracht. Verzoeker is nimmer in verzekering gesteld, zodat hij niet voor een vergoeding op grond van artikel 533 Sv in aanmerking komt. Het verzoek zal worden afgewezen.
Nu het verzoek tot toekennen van een vergoeding wordt afgewezen, wijst de rechtbank ook het verzoek tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding voor het indienen en de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer af.

4.De beslissing

De rechtbank:
De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding af.
Deze beslissing is op 25 maart 2024 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).