ECLI:NL:RBZWB:2024:2478

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
24-003249
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslaglegging en teruggave van een motorscooter in het kader van een klaagschrift op grond van artikel 552a Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 maart 2024 uitspraak gedaan in een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Klaagster, geboren in 1978 en vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N. Wouters, verzocht om opheffing van het beslag op haar motorscooter, die in beslag was genomen bij de aanhouding van haar zoon, beslagene. De motorscooter, die een erfstuk van emotionele waarde voor klaagster is, werd in beslag genomen op 17 december 2023. Beslagene, die niet bij de behandeling in raadkamer aanwezig was, wordt verdacht van verschillende verkeersdelicten, waaronder rijden zonder rijbewijs en onder invloed van drugs. De officier van justitie stelde dat het beslag gehandhaafd moest blijven, omdat het niet onwaarschijnlijk is dat de strafrechter de motorscooter later verbeurd zal verklaren.

De rechtbank overwoog dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat het beslag op de motorscooter was gelegd op grond van artikel 94 Sv. De rechtbank diende te beoordelen of het belang van de strafvordering vereiste dat het beslag werd voortgezet. De rechtbank concludeerde dat er redelijke verdenkingen waren op grond van de Wegenverkeerswet 1994, maar dat klaagster niet buiten redelijke twijfel als eigenaar van de motorscooter kon worden aangemerkt. Klaagster had verzuimd om haar eigendom met nadere stukken te onderbouwen en was bovendien niet in het bezit van een rijbewijs. Gezien deze omstandigheden verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond.

De beslissing werd genomen door rechter mr. J.P.M. Hopmans, in aanwezigheid van griffier I.L. Bruijnooge, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie of door de klaagster.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
raadkamernummer : 24-003249
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klaagster],
geboren op [geboortedag] 1978,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. N. Wouters advocaat te Middelburg, (Postbus 275, 4330 AG Middelburg),
hierna te noemen: de klaagster
Beslagene is [beslagene],
[adres],
[postcode] [plaats]

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 17 december 2023 onder beslagene in beslag is genomen: een motorscooter, [kenteken]
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 6 februari 2024 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van het Openbaar Ministerie;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 11 maart 2024. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. J. Castelein, klaagster en haar raadsvrouw mr. N. Wouters.
Beslagene is hoewel behoorlijk opgeroepen niet bij de behandeling in raadkamer verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave van de motorscooter aan klaagster.
Tijdens de behandeling in raadkamer is namens klaagster aangevoerd dat haar motorscooter in beslag is genomen bij de aanhouding van beslagene. Beslagene is de zoon van klaagster. De motorscooter is een erfstuk van grote emotionele waarde voor klaagster. Klaagster had geen toestemming gegeven voor het gebruik van de scooter. Klaagster heeft nog geen rijbewijs, maar is daar mee bezig.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het beslag gehandhaafd moet worden.
Beslagene wordt verdacht van rijden met valse kentekenplaten, rijden zonder rijbewijs, gevaarlijk rijgedrag en rijden onder invloed van drugs en de inbeslaggenomen scooter heeft beslagene daarbij gebruikt. De motorscooter staat op naam van klaagster, maar beslagene heeft bij de politie verklaard dat deze motorscooter zijn liefde en zijn hobby is en het enige is waar hij nog plezier van heeft. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat beslagene de gebruiker van de motorscooter is. Het is dan ook niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend de motorscooter verbeurd zal verklaren. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het beslag op de motorscooter is gelegd op grond van artikel 94 Sv.
De rechtbank dient na te gaan of het belang van strafvordering verlangt dat het beslag wordt voortgezet. Hiervan is sprake wanneer het in beslag houden van de motorscooter kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk voordeel aan te tonen dan wel wanneer niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingszaak te treden.
Onder beslagene is op 17 december 2023 een motorscooter in beslag genomen wegens vier verdenkingen op grond van de Wegenverkeerswet 1994. De motorscooter staat op naam van klaagster. Op basis van de thans voorhanden zijnde stukken is er sprake van redelijke verdenkingen op grond van de Wegenverkeerswet 1994.
Klaagster stelt eigenaar/rechthebbende van de motorscooter te zijn en vraagt om teruggave. Het strafrechtelijk onderzoek is niet tegen haar gericht en zij is niet de beslagene. Beoordeeld moet worden of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat de klaagster als eigenaar/rechthebbende van de motorscooter moet worden aangemerkt en zo ja, of zich de situatie als bedoeld in artikel 94a, vierde of vijfde lid, Sv voordoet.
Klaagster stelt dat zij de motorscooter van haar vader heeft geërfd, maar zij heeft verzuimd dit met nadere stukken te onderbouwen. Klaagster is evenmin in het bezit van een rijbewijs om de motorscooter te kunnen besturen. Beslagene heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat de scooter zijn hobby is en dat hij deze daarom graag terug wilt. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de klaagster niet buiten redelijke twijfel als eigenaar kan worden aangemerkt, zodat het beklag ongegrond moet worden verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 25 maart 2024 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering