ECLI:NL:RBZWB:2024:2477

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
C/02/402432 / FA RK 22-4651
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming erkenning en ouderlijk gezag in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verzoeken van een man om vervangende toestemming voor de erkenning van zijn minderjarige kinderen, alsook om gezamenlijk ouderlijk gezag. De rechtbank heeft de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om vervangende toestemming tot erkenning, omdat eerder al een beslissing was genomen en de man niet binnen de gestelde termijn tot erkenning was overgegaan. De rechtbank oordeelde dat de man niet de juridische vader is van de minderjarigen, waardoor hij niet bevoegd is tot het gezag. De rechtbank heeft wel een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de man recht heeft op omgang met de kinderen op vrijdag van 16.00 uur tot zaterdag 20.00 uur. De rechtbank benadrukte het belang van structuur en duidelijkheid voor de minderjarigen en riep de man op om gemaakte afspraken beter na te komen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/402432 / FA RK 22-4651
datum uitspraak: 8 april 2024
nadere beschikking
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.M.A. Leijser, gevestigd te Tilburg,
betreffende de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2014, hierna te noemen:
[minderjarige 1] , en
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2015, hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
beiden vertegenwoordigd door mr. N.M. Lindhout-Schot als bijzondere curator.
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M.P.J. Brouwers, gevestigd te Tilburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de brief van mr. Brouwers van 31 oktober 2023;
- de brief van mr. Leijser van 19 december 2023;
- de in deze zaak gegeven beschikking van 8 maart 2024 en alle daarin genoemde stukken;
- het verslag van de bijzondere curator van 19 maart 2024.
1.2
Het verzoek van de man is nader mondeling behandeld op 20 maart 2024. Bij die gelegenheid is verschenen mr. Leijser namens de man. Verder waren aanwezig de vrouw met haar advocaat. Tevens was aanwezig de bijzondere curator van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Ook was aanwezig een medewerker namens de Raad.

2.De nadere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 1 juni 2023 heeft de rechtbank, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw, aan de man toestemming verleend tot het erkennen van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat de man, binnen twee maanden nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, tot erkenning dient over te gaan bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Na het ongebruikt verstrijken van deze termijn komt de vervangende toestemming van de rechtbank te vervallen.
Daarnaast heeft de rechtbank tussen de man en de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een voorlopige omgangsregeling vastgesteld. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek van de man voor het overige aangehouden, in afwachting van nader bericht van de advocaten van partijen en van de GI over het verloop van de voorlopige omgangsregeling en de wijze waarop de behandeling van het verzoek van de man dient te worden voortgezet dan wel op welke wijze het verzoek kan worden afgedaan.
2.2.
Bij beschikking van 8 maart 2024 heeft de rechtbank mr. N.M. Lindhout-Schot (opnieuw) benoemd tot bijzondere curator over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
Aan de orde zijn de verzoeken van de man om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
I. aan de man, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw, toestemming wordt verleend tot het erkennen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
II. de man en de vrouw voortaan samen belast zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
III. tussen de man en de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een zorg- en contactregeling wordt vastgesteld, waarbij zij gerechtigd zullen zijn tot het hebben van contact met elkaar iedere vrijdag van 16.00 uur tot zaterdag 20.00 uur. Aan deze regeling zal geen uitvoering worden gegeven als de vrouw met de kinderen op vakantie gaat. Partijen zullen in onderling overleg afspraken maken over de in te halen dagen.
Tijdens de vakantie en feestdagen:
Zomervakantie: [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij ieder van de ouders drie weken. De oneven jaren heeft de man het recht om zijn voorkeur uit te spreken en in de even jaren de vrouw. De keuze dient 1 december medegedeeld te zijn aan de andere ouder.
Herfstvakantie: [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in de even jaren bij de vrouw en in de oneven jaren bij de man.
Kerstvakantie: de kerstvakantie wordt zo opgedeeld dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een kerstdag bij de vrouw verblijven en een kerstdag bij de man. De jaarwisseling brengen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de oneven jaren bij de vrouw door en in de even jaren bij de man. Voor de overige dagen wordt de reguliere regeling aangehouden.
Voorjaarsvakantie: [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in de even jaren bij de man en in de oneven jaren bij de vrouw.
Meivakantie: [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn bij ieder van de ouders 1 week. De oneven jaren heeft de man het recht om zijn voorkeur uit te spreken en in de even jaren heeft de vrouw dit recht. De voorkeur wordt uiterlijk op 1 december medegedeeld.
Studiedagen: op de vrijdagen dient de man voor opvang te zorgen. Op de overige dagen zorgt de vrouw voor opvang.
Verjaardagen, Vaderdag en Moederdag: conform de reguliere regeling.
Dan wel een andere regeling vast te stellen welke de rechtbank juist acht.
Vervangende toestemming erkenning
2.4.
Aan zijn (aanvullende) verzoek tot vervangende toestemming erkenning legt de man ten grondslag, dat hij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet binnen de in de beschikking van 1 juni 2023 gestelde termijn heeft erkend. De man wenst alsnog tot erkenning over te kunnen gaan, nu de vervangende toestemming van de rechtbank inmiddels is komen te vervallen. Volgens de man heeft hij inmiddels begeleiding, waardoor er op kan worden vertrouwd dat de erkenning van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de gemeente dit keer wel zijn doorgang zal gaan vinden.
2.5.
De vrouw betreurt dat de man de erkenning inmiddels nog niet geregeld heeft en zijn reden daarvoor wat onduidelijk blijft. Naar de mening van de vrouw heeft de man voldoende de tijd gehad om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] alsnog te kunnen erkennen. De vrouw heeft er geen vertrouwen in dat wanneer aan de man een nieuwe termijn zal worden toegekend, waarbinnen hij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] alsnog zal kunnen erkennen, hij dat dit keer wel zal gaan nakomen. Tijdens de mondelinge behandeling is de man ook niet verschenen.
2.6.
De bijzondere curator hoort de vrouw geen inhoudelijke argumenten naar voren brengen waarom de man [minderjarige 1] en [minderjarige 2] indien hem een tweede kans wordt gegeven niet zou mogen erkennen. De bijzonder curator acht het in het belang van de minderjarigen, dat aan de man alsnog vervangende toestemming voor de erkenning van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt verleend, met oplegging van eenzelfde termijn waarbinnen dat zal moeten gebeuren.
2.7.
De rechtbank stelt vast dat in deze procedure aan de man reeds vervangende toestemming voor de erkenning van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is verleend en dat daarop bij beschikking van 1 juni 2023 reeds een eindbeslissing is gegeven. Derhalve ligt het niet op de weg om op dat verzoek in deze procedure wederom te gaan beslissen. De rechtbank zal daarom de man niet-ontvankelijk verklaren in zijn gedane verzoek. Zoals de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling reeds naar voren heeft gebracht, ligt het op de weg van de man om een nieuwe procedure op te starten en daarin te verzoeken om hem wederom vervangende toestemming voor de erkenning van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlenen.
2.8.
Nu bij deze beschikking wordt beslist op het afstammingsverzoek, is de taak van de bijzondere curator in deze procedure afgerond.
Ouderlijk gezag
2.9.
De man handhaaft zijn verzoek om hem mede met het ouderlijk gezag te belasten over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De vrouw verzet zich daartegen. Zij acht de situatie nog te pril.
2.10.
Ingevolge artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Uit het tweede lid van voornoemd artikel volgt dat indien dit verzoek ertoe strekt de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten en de andere ouder met dit gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.11.
Nu de man [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog niet (binnen de daartoe gestelde termijn) heeft erkend is hij niet de juridische vader van de minderjarigen en is hij niet bevoegd tot het gezag.
2.12.
Derhalve behoort de man in dit verzoek niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Zoals tijdens de mondelinge behandeling met alle aanwezigen besproken, ligt het ook wat dit verzoek betreft op de weg van de man om zich daartoe desgewenst opnieuw met een verzoek tot de rechtbank te gaan wenden.
Omgangsregeling
2.13.
Ingevolge artikel 1:377a lid 1 BW heeft de niet met het gezag belaste ouder het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Op grond van lid 2 van dat artikel stelt de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
2.14.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen – na een tweede schorsing – als overeenstemming bereikt dat de in de beschikking van 1 juni 2024 opgenomen voorlopige omgangsregeling (behoudens de omgang op de woensdag) tussen enerzijds de man en anderzijds [minderjarige 1] en [minderjarige 2] als definitieve regeling kan worden vastgesteld. Met de Raad acht de rechtbank deze regeling in het belang van de minderjarigen. Om die reden zal de overeengekomen regeling als na te melden worden vastgesteld. De rechtbank merkt hierbij nadrukkelijk op dat haar op grond van de stukken en de mondelinge behandeling het gevoel bekruipt, dat de man de voorlopige omgangsregeling in de afgelopen periode verre van voldoende is nagekomen. Zij roept de man op gemaakte afspraken veel beter te gaan nakomen, omdat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de man erg graag zien en voor de minderjarigen structuur en duidelijkheid van zeer groot belang is.
Proceskosten
2.15.
Nu partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad en het geschil betrekking heeft op hun beider kinderen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek om hem vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te erkennen;
3.2.
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek om hem mede te belasten met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
3.3.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man gerechtigd is tot omgang met [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
- van vrijdag 16.00 uur tot zaterdag 20.00 uur, waarbij de man op zaterdag met
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar zwemles gaat;
- waarbij de man [minderjarige 1] en [minderjarige 2] beneden in het appartementencomplex, waarin de vrouw woonachtig is, ophaalt en weer terugbrengt
- indien de man verhinderd is om de omgang na te komen, dan informeert hij de vrouw daarover uiterlijk 24 uur voor aanvang van het omgangsmoment;
3.4.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Sumner, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2024, in tegenwoordigheid van Van Dongen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.