ECLI:NL:RBZWB:2024:2451

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
24/3079 OPIUMW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van sluiting van woning op basis van Opiumwet

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van de burgemeester van Halderberge. Dit besluit, genomen op 15 maart 2024, behelst de sluiting van een woning en een loods op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoekster, die samen met haar gezin in de woning verblijft, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 april 2024 behandeld, waarbij zowel verzoekster als de burgemeester en een derde partij aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester de sluiting van de woning niet kan handhaven, omdat er onvoldoende functioneel en organisatorisch verband is tussen de woning en de loods. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit voor de sluiting van de woning tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten aan verzoekster, die in totaal € 1.771,56 bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 april 2024 door mr. R.P. Broeders, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3079 OPIUMW
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 april 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats 1] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. T. Roggenkamp),
en

de burgemeester van de gemeente Halderberge,

(gemachtigde: [gemachtigde] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 1] uit [plaats 2] , eigenaar,
(gemachtigde: mr. E.C.J. Wouters).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van 15 maart 2024 (bestreden besluit). Met het bestreden besluit heeft de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet de eigenaar van de woning en de loods aan de [adres 1] en [adres 2] te [plaats 1] gelast deze panden per direct te sluiten en gesloten te houden, op straffe van toepassing van bestuursdwang. Verzoekster gebruikt samen met haar gezin de woning en staat volgens de Basisregistratie personen op het adres [adres 1] te [plaats 1] ingeschreven.
1.1.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster met haar gemachtigde, de gemachtigde van de burgemeester met [naam 2] en derde partij met zijn gemachtigde.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Is verzoekster belanghebbende bij het besluit tot sluiting van de panden?

3. Sluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet is een pandgerichte maatregel. Met het bestreden besluit heeft de burgemeester de eigenaar gelast de woning én de loods te sluiten. Het bestreden besluit is alleen aan de eigenaar bekend gemaakt.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had de burgemeester dit besluit ook aan verzoekster moeten bekendmaken. In beginsel is ook de gebruiker van een pand – onder welke titel dan ook – aan te merken als belanghebbende bij een dergelijk sluitingsbevel. In uitzonderlijke gevallen kan over het antwoord op de vraag of iemand als (al dan niet rechtmatig) gebruiker van een pand kan worden aangemerkt discussie bestaan. Bij een geschil daarover tussen die gebruiker en de eigenaar dient eventueel de civiele rechter uitsluitsel te geven. Van een dergelijk uitzonderlijk geval lijkt naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter hier geen sprake te zijn.
Is de burgemeester bevoegd tot sluiting van de panden?
4. Het is niet in geschil wat door de politie op 14 maart 2024 in de loods is aangetroffen. Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat in de woning geen zaken zijn aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met het in de loods aangetroffen drugslab. De burgemeester heeft volgens de toelichting ter zitting ook de woning gesloten omdat er naar zijn mening sprake is van een relatie en samenhang tussen de beide panden. Hij heeft er daarbij op gewezen dat beide panden in één overeenkomst in gebruik werden gegeven aan de [stichting] en dat de partner van verzoekster die overeenkomst namens de stichting heeft gesloten. Volgens de burgemeester is verder van belang dat de panden dicht bij elkaar liggen op hetzelfde perceel en benoemd dat de elektriciteit van de loods desverzocht in de woning werd uitgeschakeld.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dit een onvoldoende functioneel en organisatorisch verband tussen de loods en de woning om van één (samenhangend) geheel te kunnen spreken. De woning en loods zijn niet aan elkaar vastgebouwd, zijn apart toegankelijk en dus ook apart afsluitbaar. Dat laatste blijkt ook al omdat de burgemeester voor de loods een sluitingstermijn van 6 maanden heeft vastgelegd en voor de woning een termijn van 3 maanden. Ter zitting is verder uit de toelichting van de eigenaar gebleken dat de loods een eigen energiemeter heeft en dat de elektriciteit van de loods ook in de loods kan worden uitgeschakeld.
Omdat er uitgaande van deze gegevens een onvoldoende functioneel en organisatorisch verband is tussen de loods en de woning kan niet worden geoordeeld dat de burgemeester bevoegd is om ook de woning te sluiten.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het bestreden besluit voor zover dat op de sluiting van de woning ziet, tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
Gevolgen
6. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet de burgemeester het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Verzoekster krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten.
De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.
Daarnaast heeft verzoekster verzocht om vergoeding van haar reiskosten. Deze bedragen € 21,56 en ook deze kosten dient de burgemeester te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit voor zover dit ziet op de sluiting van de woning tot zes weken na het bekendmaken van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.771,56 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 april 2024 door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier. Het proces-verbaal van deze mondelinge uitspraak wordt geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.