ECLI:NL:RBZWB:2024:2421

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
C/02/414667 / FA RK 23/4702
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Pellikaan, kinderrechter
  • Can, griffier
  • R.G.J. van Kerkhof, waarnemend advocaat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de zorg- en opvoedingstaken, hoofdverblijf, vervangende toestemming inschrijving basisschool en benoeming bijzondere curator

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de zorg- en opvoedingstaken van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ouders, de man en de vrouw, zijn in een echtscheidingsprocedure verwikkeld en hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen. De rechtbank heeft eerder op 1 maart 2022 een beschikking gegeven waarin de zorg- en opvoedingstaken waren verdeeld. De man heeft verzocht om een wijziging van de vakantieregeling en de zorgregeling, terwijl de vrouw verweer voerde en ook zelfstandig verzoeken indiende, waaronder een wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige 2] en vervangende toestemming voor de wijziging van de basisschool.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 februari 2024 hebben partijen geprobeerd overeenstemming te bereiken, maar dit is niet volledig gelukt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een belangenstrijd bestaat tussen de ouders en de minderjarigen, wat aanleiding gaf tot de benoeming van een bijzondere curator. Deze curator, mr. J. Nederlof, zal de belangen van de minderjarigen behartigen en onderzoeken wat in hun belang is met betrekking tot de hoofdverblijfplaats, de basisschool en de zorgregeling.

De rechtbank heeft de beschikking van 1 maart 2022 gewijzigd voor wat betreft de verdeling van de schoolvakanties en feestdagen, en heeft de ouders en de minderjarigen gerechtigd verklaard tot contact met elkaar. De rechtbank heeft de behandeling van de overige verzoeken aangehouden tot het verslag van de bijzondere curator is ontvangen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/414667 / FA RK 23/4702
datum uitspraak: 7 maart 2024
beschikking betreffende wijziging verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, hoofdverblijf, vervangende toestemming inschrijving basisschool en benoeming bijzondere curator
in de zaak van
[de man] ,hierna te noemen: de man,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. K. van Doorn te Gilze,
tegen
[de vrouw] ,hierna te noemen: de vrouw
,
wonende te [plaats 2] ,
advocaat: mr. E.M.G. van Nuenen-Meulesteen te Hilvarenbeek.
Betreffende de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2015 te [plaats 1] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2017 te [plaats 1] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 3 oktober 2023 ontvangen verzoekschrift, met producties;
- het op 4 december 2023 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek;
- het op 15 januari 2024 ontvangen verweerschrift tegen zelfstandige verzoeken van mr. Van Doorn;
- het op 25 januari 2024 ontvangen antwoordformulier van [minderjarige 1] .
1.2
De mondelinge behandeling van de verzoeken heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 9 februari 2024. Bij die gelegenheid zijn partijen met hun advocaten verschenen, waarbij mr. R.G.J. van Kerkhof heeft waargenomen voor mr. K. van Doorn. Tevens was een medewerkster namens de Raad aanwezig.
1.3
[minderjarige 1] is in de gelegenheid gesteld om haar mening over de verzoeken te geven. Zij heeft aangegeven een gesprek te willen met de kinderrechter, welk gesprek op 2 februari 2024 heeft plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van deze rechtbank van
1 maart 2022 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 15 maart 2022 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Uit het huwelijk van partijen zijn de navolgende minderjarige kinderen geboren:
- [minderjarige 1] , geboren te [plaats 1] op [geboortedag 1] 2015 en
- [minderjarige 2] , geboren te [plaats 1] op [geboortedag 2] 2017.
2.3
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen. [minderjarige 1] heeft haar hoofdverblijf bij de vrouw. [minderjarige 2] heeft zijn hoofdverblijf bij de man.
2.4
Bij voornoemde beschikking van 1 maart 2022 heeft de rechtbank voorts een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald volgens een tweewekelijks rooster als volgt:
- de vrouw haalt de kinderen op maandag uit school en zij blijven bij haar tot
woensdagochtend (waarbij zij door de vrouw naar school worden gebracht);
- de man haalt de kinderen op woensdag uit school en zij blijven bij hem tot vrijdagochtend
(waarbij zij door de man naar school worden gebracht);
- de vrouw haalt de kinderen op vrijdag uit school en zij blijven bij haar tot
donderdagochtend (waarbij zij door de vrouw naar school worden gebracht);
- de man haalt de kinderen op donderdag uit school en zij blijven bij hem tot
maandagochtend (waarbij zij door de man naar school worden gebracht), alsmede
gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen waarbij de vakantie ingaat op de vrijdag na schooltijd, nader in onderling overleg door partijen te regelen.

3.De verzoeken

3.1
De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
primair
Een (nadere) vakantieregeling vast te stellen, die inhoudt:
- voorjaarsvakantie (1): blijft de reguliere zorgverdeling doorlopen;
- meivakantie (2): ieder een week, waarbij de kinderen in de week dat zij vanaf donderdag bij
de man verblijven de volledige week bij de man zijn. Het wisselmoment tijdens de vakantie
is op zondagmiddag 17:00 uur;
- zomervakantie (6): gedurende de oneven jaren verblijven de kinderen in week 1,4 en 5 bij
de man en in week 2,3 en 6 bij de vrouw. Gedurende de even jaren verblijven de kinderen
in week 2,3 en 6 bij de man en in week 1,4 en 5 bij de vrouw;
- herfstvakantie (1): blijft de reguliere zorgverdeling doorlopen;
- kerstvakantie (2): gedurende de even jaren verblijven de kinderen vanaf het begin van de
vakantie tot Tweede Kerstdag 12:00 uur bij de man en vanaf Tweede Kerstdag 12.00 uur tot
Nieuwjaarsdag bij de vrouw. Vanaf Nieuwjaarsdag 12:00 uur verblijven de kinderen in de
even jaren vervolgens weer bij de man. Gedurende de oneven jaren verblijven de kinderen
vanaf het begin van de vakantie tot Tweede Kerstdag 12:00 uur bij de vrouw en vanaf
Tweede Kerstdag 12:00 uur tot Nieuwsjaardag 12:00 uur bij de man. Vanaf Nieuwjaarsdag
12:00 uur verblijven de kinderen in de oneven jaren vervolgens weer bij de vrouw;
- vakanties vangen aan op vrijdagmiddag na school en eindigen op maandagochtend
schooltijd.
subsidiair
een andere in goede justitie door de rechtbank te bepalen vakantieregeling vast te stellen.
II. Andere beslissingen te nemen die de rechtbank in het belang van de minderjarigen geraden acht.
3.2
De vrouw voert verweer tegen het verzoek van de man en verzoekt dit verzoek gedeeltelijk af te wijzen en de verdeling van de vakanties en feestdagen als volgt vast te stellen:
- voorjaarsvakantie: akkoord;
- meivakantie: ieder een week;
- zomervakantie: de kinderen verblijven ieder jaar de laatste drie weken bij de vrouw en de
eerste drie weken bij de man;
- herfstvakantie: akkoord;
- kerstvakantie: in de even jaren verblijven de kinderen de eerste week bij de vrouw,
inclusief alle kerstdagen, en vanaf oud/nieuwjaar zijn de kinderen in de even jaren bij de
man tot en met het einde van de kerstvakantie. In de oneven jaren andersom.
Bij wijze van zelfstandig tegenverzoek verzoekt de vrouw:
1. te bepalen dat [minderjarige 2] vanaf de datum van de door de rechtbank te geven beschikking zijn
hoofdverblijfplaats bij de vrouw zal hebben;
2. de zorgregeling te wijzigen in die zin dat de regeling als vermeld onder punt 10 van het
verweerschrift zal gelden;
3. de vrouw vervangende toestemming te verlenen voor de wijziging van de basisschool
waar de kinderen onderwijs volgen vanaf het schooljaar 2024/2025 naar [basisschool]
in [plaats 2] ;
4. indien dat door de rechtbank wenselijk wordt geacht, een bijzondere curator te benoemen
om de werkelijke wensen en behoeften van de kinderen te achterhalen ten aanzien van de
zorgregeling en de wijziging van de basisschool.
3.3
De man voert verweer tegen deze verzoeken, met uitzondering van het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator. Dienaangaande refereert de man zich aan het oordeel van de rechtbank. Voor wat betreft de reguliere zorgregeling heeft de man aanvullend verzocht de huidige zorgregeling te wijzigen, in die zin dat voortaan sprake zal zijn van een zuivere, gelijkwaardige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (co-ouderschap), waarbij de kinderen in de even weken bij de man zullen verblijven en de oneven weken bij de vrouw. Het wisselmoment zal plaatsvinden op maandag via school. Indien er geen school is op maandag dan zal het wisselmoment die dag om 10.00 uur plaatsvinden.
3.4
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent het gezamenlijk uitoefenen van het gezag op verzoek van de ouders of een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt dan een beslissing die zij in het belang van de kinderen vindt. In het tweede lid van artikel 1:253a BW is bepaald dat de rechtbank eveneens op verzoek van de ouders of van een van hen een regeling kan vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder andere de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken omvatten en de beslissing bij welke ouder een kind zijn hoofdverblijf heeft.
4.2
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 BW in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing inzake een zorgregeling wijzigen als de omstandigheden nadien zijn gewijzigd of als de rechtbank bij het vaststellen van die regeling van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
4.3
Voordat de rechtbank beslist, moet eerst onderzocht worden of de ouders het met elkaar eens kunnen worden.
4.4
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen grotendeels overeenstemming bereikt over de verdeling van de vakanties en feestdagen, namelijk als volgt:
-
voorjaarsvakantie: de reguliere zorgverdeling blijft doorlopen;
-
meivakantie: de minderjarigen verblijven in de even week bij de man en in de oneven week bij de vrouw, waarbij het wisselmoment zondag 12:00 uur is en de ouder waar de minderjarigen zijn de minderjarigen naar de andere ouder brengt;
-
herfstvakantie: de reguliere zorgverdeling blijft doorlopen;
-
kerstvakantie: in de oneven jaren verblijven de minderjarigen van kerstavond tot tweede kerstdag 12:00 uur bij de vrouw en vervolgens bij de man tot 1 januari 12:00 uur en in de even jaren verblijven de minderjarigen vanaf kerstavond tot tweede kerstdag 12:00 bij man, waarbij de man de minderjarigen naar de ouders van de vrouw brengt en op 1 januari 12:00 uur verblijven de minderjarigen weer bij de man.
4.5
Het is partijen niet gelukt om het geheel eens te worden over de verdeling van de zomervakantie. Zij zijn het erover eens dat ieder drie weken met de kinderen zal doorbrengen. Voorts zijn zij het erover eens dat de zomervakantie op vrijdag na school begint en dat het wisselmoment op vrijdag 12.00 uur zal zijn. Zij zijn het echter niet eens kunnen worden of de weken jaarlijks gewisseld zullen worden, dus dat de kinderen het ene jaar de eerste drie weken bij de een en de laatste drie weken bij de ander zijn en het andere jaar vice versa.
4.6
De vrouw wil niet wisselen. Zij wil dat de kinderen ieder jaar de laatste drie weken bij haar zullen zijn in de zomervakantie, omdat in haar woonplaats iedere zomervakantie in de laatste week activiteiten voor de kinderen georganiseerd worden waar de minderjarigen met plezier aan deelnemen.
4.7
De man wil wel wisselen. Ook in zijn woonplaats worden dergelijke activiteiten georganiseerd. Daarnaast heeft de huidige partner van de man ook een kind en geldt ten aanzien van dat kind ook een zorgregeling. Volgens die regeling verblijft het kind van de partner van de man in de even jaren de eerste drie weken bij de partner van de man en in de oneven jaren de laatste drie weken van de zomervakantie. Indien er niet gewisseld wordt, kunnen de minderjarigen maar eens in de twee jaar als samengesteld gezin een vakantie hebben.
4.8
De rechtbank is van oordeel dat een jaarlijkse wisseling van de weken het meest in het belang van de minderjarigen is. De rechtbank zal daarom bepalen dat de minderjarigen in de even jaren de eerste drie weken van de zomervakantie bij de man verblijven en de laatste drie weken bij de vrouw. In de oneven jaren verblijven de minderjarigen de eerste drie weken bij de vrouw en de laatste drie weken bij de man. De minderjarigen hebben op deze manier ieder jaar de mogelijkheid om de laatste week van de zomervakantie deel te nemen aan de activiteitenweek bij/met een ouder en daarnaast kunnen zij ieder jaar drie weken zomervakantie doorbrengen als samengesteld gezin bij de man.
4.9
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de beschikking van 1 maart 2022 als hierna in het dictum is vermeld wijzigen voor zover het de verdeling van de schoolvakanties en feestdagen betreft.
4.1
In geschil is nog de door de vrouw verzochte wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige 2] en haar verzoek om vervangende toestemming om de minderjarigen van basisschool te laten wisselen, alsmede de verzoeken van beide partijen om de reguliere zorgregeling te wijzigen. Partijen komen hier niet uit en stellen beiden dat hun visie het meest in het belang van de minderjarigen is. Ter zitting is de mogelijkheid van benoeming van een bijzondere curator besproken.
4.11
Artikel 1:250 van het BW bepaalt – voor zover hier van belang – het volgende. Wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van een minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarigen, benoemt de rechtbank, indien dit in het belang van de minderjarigen noodzakelijk wordt geacht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator om de minderjarigen ter zake, zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen.
4.12
Gebleken is dat zich in deze procedure met betrekking tot de minderjarigen een belangenstrijd in de zin van voormeld artikel voordoet, welke strijd zich toespitst op:
- het hoofdverblijf van [minderjarige 2] ;
- de door de vrouw gewenste wijziging van de basisschool van de minderjarigen;
- de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
4.13
De ouders blijken niet in staat daarover onderling overeenstemming te bereiken, daarbij rekening houdend met de belangen van de minderjarigen, zodat er sprake is van een strijd tussen het belang van de ouders en de belangen van de minderjarigen.
4.14
De rechtbank acht het dan ook in het belang van de minderjarigen dat een bijzondere curator:
- hun belangen behartigt;
- kan bezien in hoeverre toewijzing dan wel afwijzing van de verzoeken van de ouders in het belang van de minderjarigen moet worden geacht.
4.15
Partijen hebben aangegeven dat ze kunnen instemmen met het benoemen van een bijzondere curator, waarbij de advocaat van de man de voorkeur voor een gedragsdeskundige heeft uitgesproken. De rechtbank heeft echter geen gedragsdeskundige als bijzondere curator beschikbaar gevonden. Om die reden ziet zij zich genoodzaakt om een advocaat aan te stellen als bijzondere curator.
4.16
Mr. J. Nederlof, advocaat, kantoorhoudende te Tilburg , is bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator op te treden en zal hiertoe door de rechtbank worden benoemd. Voor de duur van de procedure (in eerste aanleg) dient de bijzondere curator de belangen van de minderjarigen te behartigen.
4.17
De bijzondere curator dient te onderzoeken:
-of het belang van [minderjarige 2] gediend is met een wijziging van zijn hoofdverblijf;
-wat de werkelijke wensen en behoeften zijn van de minderjarigen ten aanzien van de basisschool en of het in het belang van de minderjarigen is dat zij (zoals de vrouw wenst) van basisschool wisselen;
- wat de werkelijke wensen en behoeften zijn van de minderjarigen ten aanzien van de reguliere zorgregeling, waarbij in het bijzonder oog dient te zijn voor de vraag of de huidige zorgregeling voldoende tegemoet komt aan de belangen van de minderjarigen of dat deze in hun belang gewijzigd dient te worden.
4.18
Voorts kan de bijzondere curator in kaart brengen wat de minderjarigen nodig hebben om uit het loyaliteitsconflict waarin zij kennelijk verkeren, te komen en niet langer last te hebben van de onderlinge strijd tussen de ouders.
4.19
Indien de bijzondere curator daartoe aanleiding ziet, dan staat het hem eveneens vrij een advies uit te brengen over de benodigde hulpverlening ten behoeve van de minderjarigen.
4.2
Tevens dient de bijzondere curator te onderzoeken of een minnelijke regeling tot de mogelijkheden behoort.
4.21
Indien de bijzondere curator niet buiten rechte een oplossing weet te bereiken, kan hij de minderjarigen in rechte vertegenwoordigen en met betrekking tot de verzoeken een advies aan de rechtbank uitbrengen in de vorm van een verslag van bevindingen. Desgewenst kan de bijzondere curator als vertegenwoordiger van de minderjarigen een zelfstandig verzoek indienen.
4.22
De bijzondere curator wordt verzocht gesprekken te voeren met de minderjarigen, de man en de vrouw individueel en bij voorkeur ook met de ouders gezamenlijk ofwel de ouder(s) en de minderjarigen gezamenlijk. De bijzondere curator wordt tevens in overweging gegeven gesprekken te voeren met de betrokken docent/mentor van de basisschool van de kinderen.
4.23
Het staat de bijzondere curator vrij gesprekken te voeren met overige betrokken personen, die informatie over de minderjarigen kunnen verschaffen.
4.24
De rechtbank wijst de ouders er op dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator te geven instructies gevolg te geven.
4.25
Voorts verzoekt de rechtbank de bijzondere curator de leidraad werkwijze en verslag bijzondere curator ex artikel 1:250 BW in acht te nemen.
4.26
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 1 maart 2022 voor zover het de verdeling van de schoolvakanties en feestdagen betreft en bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat partijen en genoemde minderjarigen gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
-
voorjaarsvakantie: de reguliere zorgverdeling blijft doorlopen;
-
meivakantie: de minderjarigen verblijven in de even week bij de man en in de oneven week bij de vrouw, waarbij het wisselmoment zondag 12:00 uur is en de ouder waar de minderjarigen zijn de minderjarigen naar de andere ouder brengt;
-
zomervakantie: in de even jaren verblijven de minderjarigen de eerste drie weken bij de man en de laatste drie weken bij de vrouw en in de oneven jaren verblijven de minderjarigen de eerste drie weken bij de vrouw en de laatste drie weken bij de man.
De zomervakantie begint op vrijdag na school en het wisselmoment (na drie weken) is op vrijdag 12.00 uur;
-
herfstvakantie: de reguliere zorgverdeling blijft doorlopen;
-
kerstvakantie: in de oneven jaren verblijven de minderjarigen van kerstavond tot tweede kerstdag 12:00 uur bij de vrouw en vervolgens bij de man tot 1 januari 12:00 uur en in de even jaren verblijven de minderjarigen vanaf kerstavond tot tweede kerstdag 12:00 bij man, waarbij de man de minderjarigen naar de ouders van de vrouw brengt en op 1 januari 12:00 uur verblijven de minderjarigen weer bij de man;
5.2
benoemt – met inachtneming van het hiervoor overwogene – over de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren te [plaats 1] op [geboortedag 1] 2015 en
- [minderjarige 2] , geboren te [plaats 1] op [geboortedag 2] 2017,
tot bijzondere curator:
mr. J. Nederlof, advocaat, kantoorhoudende te Tilburg ;
5.3
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking, alsmede het verzoekschrift en de verweerschriften aan de bijzondere curator zal toesturen;
5.4
bepaalt dat de advocaten van partijen de bijzondere curator het raadsrapport zullen toesturen;
5.5
verzoekt de bijzondere curator binnen acht weken na heden aan de rechtbank schriftelijk verslag te doen van zijn bevindingen en daarbij een standpunt over de verzoeken in te nemen;
5.6
houdt de behandeling van de verzoeken met betrekking tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] , vervangende toestemming voor wijziging van de basisschool en wijziging van de reguliere zorgregeling aan tot
2 mei 2024 PRO FORMA, in afwachting van het verslag van de bijzondere curator;
5.7
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Pellikaan, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2024 in tegenwoordigheid van mr. Can, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.