ECLI:NL:RBZWB:2024:2414

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
BRE 23/10801 GEMWT
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek met betrekking tot parkeervlakken en verkeersveiligheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om handhaving door het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom beoordeeld. Eiser, eigenaar van een woning met oprit, had verzocht om handhaving omdat voertuigen voor zijn inrit zouden parkeren. Het college had dit verzoek afgewezen, wat eiser aanvocht. De rechtbank constateert dat het college op 5 oktober 2023 het verzoek om handhaving had afgewezen en dat eiser hiertegen bezwaar had gemaakt. Tijdens de zitting op 7 maart 2024 waren zowel eiser als zijn gemachtigde aanwezig, evenals de gemachtigde van het college.

De rechtbank beoordeelt of er sprake is van een overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 en de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Bergen op Zoom. Eiser stelt dat de geparkeerde voertuigen hinder veroorzaken en dat er geen verkeersborden zijn die het parkeervlak aanduiden. De rechtbank oordeelt dat de vlakken met grasbetontegels, die zijn aangelegd als onderdeel van een herinrichting, bestemd zijn voor parkeren. De rechtbank concludeert dat er geen overtreding is van de WVW 1994 of de APV, omdat de geparkeerde voertuigen zich op de daarvoor bestemde parkeervakken bevinden en er geen belemmering is voor de bruikbaarheid van de weg. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van het handhavingsverzoek door het college.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10801 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.V. Lie-A-Lien),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, het college (gemachtigde: mr. B. Wouters).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over het afwijzen van zijn verzoek om handhaving.
1.1.
Met het bestreden besluit van 5 oktober 2023 is de afwijzing van zijn verzoek om handhaving in stand gelaten.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft op het verweerschrift gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser met zijn echtgenote en zijn gemachtigde en namens het college de gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser is eigenaar van de woning met oprit aan de [adres] in [plaats] .
2.1.
Als onderdeel van een herinrichting, met een voorafgaand participatietraject, is ter hoogte van de woning van eiser de parallelweg verwijderd en zijn onder meer vlakken met grasbetontegels aangelegd. Eén vlak is aangelegd voor de woning van eiser, naast de stoeptegels waarover eiser vanuit de [straat] zijn perceel kan bereiken.
2.2.
Eiser heeft op 10 december 2022, 16 december 2022 en 1 januari 2023 meldingen van foutief geparkeerde auto’s gedaan, voorafgaand aan het verzoek om handhaving.
2.3.
Op 23 januari 2023 heeft eiser een verzoek om handhaving ingediend omdat voertuigen voor zijn in/uitrit parkeren. Een toezichthouder heeft op 27 februari 2023, 7 maart 2023 en 17 maart 2023 controles uitgevoerd waarbij volgens de toezichthouder geen overtredingen zijn geconstateerd. De toezichthouder constateerde dat voertuigen geparkeerd stonden op parkeerplekken en dat deze geparkeerde auto’s niet voor hinder en/of gevaar zorgden.
2.4.
Met het besluit van 12 mei 2023 heeft het college het verzoek om handhaving afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.5.
Met het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek om handhaving door het college. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is er sprake van een overtreding op grond van de WVW 1994/het RVV 1990?
6. Het college is alleen bevoegd om handhavend op te treden, wanneer sprake is van een overtreding van een wettelijk voorschrift. [1]
6.1.
Op grond van artikel 170, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) kan het college een last onder bestuursdwang opleggen indien een bepaling uit het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) is overtreden en verwijdering van een voertuig noodzakelijk is in verband met het belang van de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
6.2.
Volgens eiser zijn er overtredingen begaan op grond van artikel 24, eerste lid, sub b en artikel 10 van het RVV 1990, omdat voertuigen voor zijn oprit danwel op het trottoir of in de groenstrook parkeren. Er zijn geen verkeersborden ter plaatse waaruit blijkt dat het vlak van grasbetontegels geldt als parkeergelegenheid. Het stuk grond is geen parkeervlak maar iets anders, bijvoorbeeld een trottoir, zo stelt eiser. Er is geen verkeersbord aanwezig, zoals bedoeld in artikel 24, eerste lid onder d, en vierde lid, van het RVV 1990. Het onderscheid in materiaalgebruik maakt dat volgens hem ook niet anders. Bovendien is er sprake van een fysieke belemmering, omdat de trottoirband niet is verlaagd ter hoogte van de grasbetontegels. Verder zijn de parkeervlakken van 1,80 meter volgens eiser te smal voor een auto.
6.3.
Het college stelt dat de gesignaleerde auto’s geparkeerd stonden in de daarvoor bedoelde parkeervoorziening. Er wordt niet fout geparkeerd op het gras, de stoep, of op de oprit van eiser. Er is dus geen sprake van een overtreding. Hierom is het college niet bevoegd om handhavend op te treden middels toepassing van de wegsleepbevoegdheid uit artikel 170, eerste lid, WVW.
Kwalificatie grasbetontegels
6.4.
Artikel 10, eerste lid, van het RVV 1990 bepaalt dat bestuurders van motorvoertuigen de rijbaan gebruiken. Zij mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.
6.5.
In geschil is hoe de plaats waar de voertuigen worden geparkeerd moet worden gekwalificeerd. Van belang is hoe het betreffende vlak zich voor de gemiddelde weggebruiker voordoet (het criterium van de uiterlijke verschijningsvorm). [2]
6.6.
De rechtbank stelt aan de hand van de foto’s vast dat het vlak andere tegels heeft dan het aangelegen trottoir en dan de naastgelegen tegels. Dit vlak en de overige vlakken voor de naastgelegen woningen zijn gemaakt van donkergrijze grasbetontegels in de vorm van een rechthoek. Dit rechthoekige vlak is 1,80 meter breed en ongeveer 4 à 5 meter lang. De vlakken zijn verticaal naast de toegang van de oprit gelegen. Voor deze vlakken is een trottoir en een fietsstrook gesitueerd. De trottoirband is verlaagd, maar alleen precies voor de oprit, niet recht voor het vlak grasbetontegels.
6.7.
De rechtbank is van oordeel dat de vlakken, waaronder die voor eisers woning, naar hun uiterlijke verschijningsvorm bestemd zijn voor parkeren. Hierna wordt toegelicht hoe de rechtbank tot dit oordeel komt.
6.8.
De rechtbank stelt vast dat de rechthoekige vlakken met grasbetontegels ongeveer ter grootte van een auto zijn gevormd. De rechtbank is het met eiser eens dat de vlakken voor een auto relatief smal zijn, maar op de foto’s in het dossier is te zien dat auto’s van een gemiddelde grootte kunnen parkeren binnen de begrenzingen van het vlak. Het college heeft ook verder voldoende aannemelijk gemaakt dat de vlakken zich voor een gemiddelde weggebruiker voordoen als een voor parkeren bestemd vak. Hoewel de trottoirband niet ter hoogte aan het stuk grond met grasbetontegels is verlaagd, kunnen bestuurders deze parkeervakken via de verlaagde trottoirband en het tussenliggende fietspad en voetpad bereiken. Er is geen sprake van een dusdanige fysieke barrière waardoor het vlak met grasbetontegels voor de gemiddelde weggebruiker niet voorkomt als een parkeervak. Het plaatsen van een verkeersbord is niet noodzakelijk om een weggedeelte te kunnen kwalificeren als parkeervak. De bedoeling van de planwetgever maakt ook geen onderdeel uit van deze beoordeling. Het gaat er enkel om hoe het weggedeelte zich voor een gemiddelde weggebruiker voordoet.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college terecht vastgesteld dat er geen sprake is geweest van een overtreding. Dit betekent dat de rechtbank verder niet toekomt aan de vraag of wegslepen al dan niet noodzakelijk was gelet op de verkeersveiligheid.
Is er sprake van een overtreding van de APV van Bergen op Zoom?
7. Eiser stelt dat er sprake is van een overtreding van de artikelen 2:10 en 5:11 van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Bergen op Zoom (de APV). Het college had volgens hem op grond van de APV moeten handhaven. De geparkeerde auto’s zorgen voor hinder omdat de bruikbaarheid van de weg wordt belemmerd.
7.1.
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet inwerking getreden. Op grond van artikel 2:10 van de APV is het verboden op of aan de weg of een weggedeelte voorwerpen te plaatsen en/of de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als dat gebruik of die voorwerpen schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg. Op grond van artikel 5:11 van de APV is het verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook. Op grond van artikel 22.8 van de Omgevingswet gelden zodanige bepalingen als een verbod om zonder omgevingsvergunning of ontheffing een activiteit te verrichten als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Omgevingswet.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat deze APV-bepalingen niet zijn overtreden om de volgende redenen. De rechtbank leest artikel 2:10 van de APV zo dat de reikwijdte beperkt is tot voorwerpen. Auto’s vallen buiten deze reikwijdte. Verder is niet gebleken dat het stuk grond anders wordt gebruikt dan de overeenkomstig publieke functie, namelijk anders dan een openbare parkeerplaats. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat de bruikbaarheid van de weg wordt belemmerd. Toch begrijpt de rechtbank de hinder die eiser en zijn partner ervaren als gevolg van de nieuwe indeling van de straat, ondanks dat van gemeentewege getracht is om – na een intensief participatietraject – balans te vinden bij het tegemoetkomen aan verschillende opgaven. De ervaren hinder kan in deze zaak echter niet tot een andere uitkomst leiden.
7.3.
Er is reeds geconstateerd dat de auto’s geparkeerd zijn op de daartoe bestemde parkeervakken en geen park, plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook. Artikel 5:11 van de APV is dus ook niet overtreden.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepsgronden slagen niet. Het college heeft terecht het handhavingsverzoek afgewezen.
9. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Hooghiemstra, griffier op 18 april 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 5:4
De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie bestaat slechts voor zover zij bij of krachtens de wet is verleend.
Een bestuurlijke sanctie wordt slechts opgelegd indien de overtreding en de sanctie bij of krachtens een aan de gedraging voorafgaand wettelijk voorschrift zijn omschreven.
Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994)
Artikel 170
1. Tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, behoort de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met
a. het belang van de veiligheid op de weg, of
b. het belang van de vrijheid van het verkeer, of
c. het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)
Artikel 10
Andere bestuurders dan die genoemd in de artikelen 5 tot en met 8 gebruiken de rijbaan. Deze bestuurders en voetgangers die een aanhangwagen voortbewegen die kennelijk bestemd is om door een motorvoertuig te worden voortbewogen, mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.
Andere bestuurders dan fietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig mogen fietsstroken met doorgetrokken strepen niet gebruiken.
Artikel 24, voor zover relevant
Lid 1: De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:
a. voor een inrit of een uitrit;
Lid 4: Indien een parkeergelegenheid, aangeduid met een van de verkeersborden E4 tot en met E10, E12 of E13 van bijlage 1, is voorzien van parkeervakken, mag slechts in die vakken worden geparkeerd.
Artikel 65
Ingeval een weg is verdeeld in rijstroken, kan de toepassing van een verkeersbord worden beperkt tot één of meer rijstroken.
De verkeersborden E1, E2 en E3 van bijlage I gelden slechts voor de zijde van de weg alwaar zij zijn geplaatst.
Het parkeren van een voertuig en het plaatsen van een fiets en van een bromfiets is echter toegestaan op de daartoe bestemde weggedeelten.
Bijlage 1 RVV 1990 hoofdstuk E. Parkeren en stilstaan
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Bergen op Zoom inhoudende de Algemene plaatselijke Verordening
Artikel 2:10, voor zover relevant
1. Het is verboden op of aan de weg of een weggedeelte voorwerpen te plaatsen en/of de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als dat gebruik of die voorwerpen:
a. schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg; of
b. niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Artikel 5:11
Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.
Dit verbod is niet van toepassing op:
c. de weg;
d. voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan openbaar lichaam;
e. voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.
3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

Voetnoten

1.Artikel 5:4, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).