4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02/038355-23
Op grond van de aangiftes van het Kruidvat en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank de twee diefstallen bij het Kruidvat wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 02/086238-23
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] op 24 januari 2023 om 19:30 uur haar auto heeft geparkeerd aan de [straat] in [plaats] . Zij is vervolgens het [wijkcentrum] ingelopen. Daar heeft ze haar jas met de autosleutel in haar jaszak aan de kapstok opgehangen. Om 21:45 uur kwam [slachtoffer 1] er achter dat haar auto en autosleutels weg waren. Het wijkcentrum is gelegen in een appartementencomplex. Van het appartementencomplex zijn er camerabeelden die zicht geven op de gemeenschappelijke hal. Die hal heeft drie deuren, namelijk een elektrische deur die toegang geeft tot de hal vanaf de openbare weg, een automatische deur die toegang geeft tot de appartementen en een deur die toegang geeft tot het wijkcentrum. Uit de beelden blijkt dat verdachte om 20:49 uur de hal binnenloopt. Hij staat vervolgens om 20:49:30 uur voor de deur die toegang geeft tot het wijkcentrum. Om 20:51:14 uur komt hij vanaf die deur terug in beeld en staat hij met een sleutelbos in zijn handen en kijkt daarnaar. Vervolgens verlaat verdachte de hal. Buiten verdachte zijn er in die periode geen andere personen gezien die naar het wijkcentrum gingen of daar vandaan kwamen. Op 25 januari 2023 is verdachte om 11:30 uur onder invloed aangetroffen in de auto van [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft verklaard dat aan de overkant van de [straat] ene [naam 2] uit de [wijk] stond met een auto. Hij mocht de auto van deze [naam 2] lenen en had van hem de sleutels gekregen. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Verdachte heeft van [naam 2] geen achternaam of adres kunnen noemen en verdachte had hem, naar eigen zeggen, al twintig jaar niet gezien. Verder heeft verdachte verklaard dat hij in het appartementencomplex aan de [straat] woont en daarom op de beelden te zien is. Op de beelden is echter te zien dat verdachte vanaf de deur van het wijkcentrum komt en niet uit de deur die toegang geeft tot het appartementencomplex.
Gelet op de aangifte, de camerabeelden, de omstandigheid dat verdachte een korte tijd na de diefstal in de auto wordt aangetroffen, en de ongeloofwaardigheid van verdachte ’s verklaring terzake, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de autosleutel uit de jaszak van [slachtoffer 1] heeft gepakt en vervolgens haar auto heeft gestolen. Dat er één uur en achttien minuten aan camerabeelden ontbreekt, doet daar niets aan af. [slachtoffer 1] heeft in haar aangifte verklaard dat in de auto ook een ergonomische kruk en een DAB+ radio lagen. De rechtbank ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. Nadat verdachte de auto heeft gestolen en aangeefster de auto terug heeft gekregen, lagen deze spullen niet meer in de auto. De rechtbank acht bewezen dat verdachte ook deze spullen heeft gestolen. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan diefstal van de auto, de ergonomische kruk en DAP+ radio van [slachtoffer 1] , zoals primair ten laste is gelegd.
Parketnummer 02/092503-23
Feiten 1, 2 en 3
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 2] op 2 april 2023 omstreeks 11:30 uur zijn telefoon en portemonnee, met daarin onder andere zijn pinpas, in kleedkamer [nummer 1] van de voetbalvereniging [plaats 1] heeft gelegd. Om 13:55 uur kwam [slachtoffer 2] erachter dat zijn telefoon en portemonnee waren gestolen. Uit de camerabeelden van de voetbalvereniging blijkt dat verdachte tussen 12:44 uur en 13:19 uur bij de voetbalvereniging was.
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij daar was, omdat hij autopech had en naar de wc moest. Hij is naar een wc in de kleedkamer gegaan en heeft daar een telefoon gevonden. Die telefoon heeft hij meegenomen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij de telefoon op de wc in een kleedkamer heeft gevonden, ongeloofwaardig. In de kleedkamer is namelijk geen wc. Daarnaast is het onaannemelijk dat iemand anders de kleedkamer in gaat, de telefoon van [slachtoffer 2] pakt en die vervolgens op de wc achterlaat. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte de telefoon van [slachtoffer 2] uit kleedkamer [nummer 1] heeft meegenomen.
Uit de camerabeelden van de Jumbo in [plaats 2] volgt dat verdachte daar met de pinpas van [slachtoffer 2] om 13:43 uur heeft gepind. Hieruit concludeert de rechtbank dat verdachte uit kleedkamer [nummer 1] niet alleen de telefoon van [slachtoffer 2] heeft meegenomen, maar ook diens portemonnee met daarin zijn pinpas.
Gelet op het korte tijdsbestek tussen het achterlaten van de spullen door [slachtoffer 2] en het pinnen door verdachte met de pinpas van [slachtoffer 2] en de verklaring van verdachte dat hij de telefoon heeft meegenomen acht de rechtbank bewezen dat verdachte de telefoon en portemonnee van [slachtoffer 2] uit kleedkamer [nummer 1] heeft gestolen en vervolgens met de pinpas heeft gepind bij de Jumbo. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat hij met een gestolen pinpas pinde acht de rechtbank eveneens ongeloofwaardig.
Binnen hetzelfde tijdsbestek, namelijk tussen 11:30 uur en 14:00 uur, is uit kleedkamer [nummer 2] bij de voetbalvereniging in [plaats 1] de portemonnee van [slachtoffer 3] gestolen. Uit de camerabeelden van de voetbalvereniging blijkt dat verdachte deze kleedkamer binnen is gegaan. Verdachte had geen valide reden om die kleedkamer binnen te gaan. Gelet daarop en op het feit dat verdachte ook een portemonnee uit kleedkamer [nummer 1] heeft gestolen, alles in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de portemonnee van [slachtoffer 3] heeft gestolen.
Feit 4
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 13 maart 2023 meerdere vleesverpakkingen uit de koeling bij de Albert Heijn heeft gepakt, deze in een tas heeft gestopt en die tas vervolgens onder het stuur van zijn scootmobiel heeft gezet. Verdachte is daarna verder de winkel in gereden en is uiteindelijk de kassa gepasseerd zonder daar producten aan te bieden.
Verdachte heeft verklaard dat hij de vleesverpakkingen niet heeft meegenomen, maar ze in een ander gangpad heeft achtergelaten omdat hij te weinig geld bij zich had. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Verdachte heeft meerdere dure vleesverpakkingen in zijn tas gedaan, terwijl hij € 50,00 leefgeld per week had. Toen hij de verpakkingen pakte en in de tas deed, wist hij dus al dat hij dit niet kon betalen. Voorts zijn de vleesverpakkingen niet meer aangetroffen in de Albert Heijn. Het waren vele verpakkingen, dus als deze in een gangpad waren achtergelaten, zou dat het personeel zijn opgevallen.
De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vleesverpakkingen bij de Albert Heijn heeft gestolen.
Parketnummer 02/141180-23
Feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 9 juni 2023 in het trappenhal van het [flatgebouw] een conflict heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 4] . Verdachte had hierbij een glazen fles in zijn handen, die door [slachtoffer 4] werd afgepakt. Vervolgens werd er over en weer geduwd en getrokken. Verdachte pakte de fles terug, waarna het handgemeen doorging. Vervolgens kwamen verdachte en [slachtoffer 4] in de hoek van de hal terecht. Verdachte had de fles in zijn rechterhand, tilde de fles op en sloeg met de fles op het hoofd van [slachtoffer 4] . Hierdoor raakte [slachtoffer 4] gewond aan zijn hoofd.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans was dat aan [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Het slaan met een fles op het hoofd van [slachtoffer 4] levert wel mishandeling op.
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer(exces). Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, hebben verdachte en [slachtoffer 4] over en weer geduwd en getrokken. Verdachte en [slachtoffer 4] hebben zich allebei aanvallend naar elkaar gedragen. Op het ene moment was verdachte meer aanvallend en op het andere moment [slachtoffer 4] . Verdachte kon echter op meerdere momenten weglopen, maar koos er uiteindelijk voor om [slachtoffer 4] met een fles op zijn hoofd te slaan. Het duwen/trekken en het slaan met de fles kunnen naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer op de confrontatie met [slachtoffer 4] gericht dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanval heeft gezocht. Dat [slachtoffer 4] zich ook aanvallend heeft gedragen, doet daar niet aan af. Naar het oordeel van de rechtbank komt verdachte reeds gelet op het feit dat hij zich aanvallend heeft gedragen, geen beroep op noodweer toe. In deze situatie was geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 4] . Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen. De rechtbank komt daarom niet toe aan het beroep op noodweerexces.
De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] heeft mishandeld.
Feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 27 mei 2023 in de hal van het appartementencomplex aan de [straat] een conflict heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 5] . Verdachte versperde de weg voor [slachtoffer 5] , die uit de lift wilde stappen. Hierop begon [slachtoffer 5] verdachte uit te dagen en gaf verdachte hem een duw. Zij namen daarna allebei meermalen een gevechtshouding aan en begonnen over en weer te trekken en te duwen. [verdachte] maakte een slaande beweging richting [slachtoffer 5] en [slachtoffer 5] schopte hem tegen zijn torso, waarna verdachte opnieuw een slaande beweging maakte richting het hoofd van [slachtoffer 5] , die afweerde. Daarna leek het conflict te zijn gestopt. Verdachte wees echter opnieuw naar [slachtoffer 5] , bleef wijzen en zich agressief gedragen. [slachtoffer 5] rende naar verdachte en gaf hem een klap met de vlakke hand in het gezicht. Daarna nam hij een gevechtshouding aan en sprong met gebalde vuisten op en neer Hierop liep verdachte naar [slachtoffer 5] en sloeg met zijn linker vuist op zijn neus. Hierdoor begon de neus van [slachtoffer 5] te bloeden.
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer(exces). Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld hebben verdachte en [slachtoffer 5] over en weer geduwd, getrokken en geslagen. Verdachte en [slachtoffer 5] hebben zich allebei aanvallend naar elkaar gedragen. Ze bleven elkaar opzoeken in het conflict. Zelfs nadat het conflict was beëindigd, zochten ze elkaar weer op. Verdachte kon echter op meerdere momenten weglopen, maar liet zich uitdagen en heeft [slachtoffer 5] uiteindelijk geslagen. Het blijven opzoeken van [slachtoffer 5] , het duwen/trekken en het slaan met de vuist kunnen naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zijnde gericht op de confrontatie met [slachtoffer 5] en het zoeken van de aanval. Dat [slachtoffer 5] zich ook aanvallend heeft gedragen, doet daar niet aan af. Naar het oordeel van de rechtbank komt verdachte reeds gelet op het feit dat hij zich aanvallend heeft gedragen, geen beroep op noodweer toe. In deze situatie was geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 5] . Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen. De rechtbank komt daarom niet toe aan het beroep op noodweerexces.
De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 5] heeft mishandeld.
Parketnummer 02/040641-24
Feit 1
Op grond van de aangifte van dierenspeciaalzaak [slachtoffer 6] , de camerabeelden van [slachtoffer 6] en de verklaring van verdachte dat hij op die beelden te zien is, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een lampje voor aan een hondenriem heeft gestolen.
Feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte tegen verbalisant [slachtoffer 7] heeft gezegd: ‘Ik kom je thuis halen’, ‘Ik hang jou op’ en ‘mijn vrouw en kinderen zijn dood en dat ga ik bij jou ook doen’. Verbalisant [slachtoffer 7] acht verdachte hiertoe in staat, omdat hij verdachte al langer kent en deze naar zijn zeggen niets meer te verliezen heeft. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat bij [slachtoffer 7] in redelijkheid de vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee is gedreigd. De rechtbank acht daarom het feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Op grond van de aangifte van [winkel] en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank de diefstal bij [winkel] wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
Op grond van de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [slachtoffer 7] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 8] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze verbalisanten heeft beledigd.
Feit 5
Op grond van de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 8] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid. Nadat verbalisant [slachtoffer 9] tegen verdachte heeft gezegd dat hij is aangehouden, pakte verbalisant [slachtoffer 8] de rechterarm van verdachte en bracht verdachte met zijn buik op de motorkap van het politievoertuig. Verdachte heeft zich tegen deze aanhouding verzet door meerdere keren zijn rechterarm los te trekken. De rechtbank is van oordeel dat dit voldoende is voor het zich met geweld verzetten tegen de aanhouding.