ECLI:NL:RBZWB:2024:2404

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
02-038355-23_02-086238-23_02-092503-23_02-141180-23_02-040641-24_02-190607-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere diefstallen, mishandelingen, bedreigingen en wederspannigheid met oplegging van ISD-maatregel

Op 11 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstallen, mishandelingen, belediging van ambtenaren, bedreiging van een ambtenaar en wederspannigheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar. De zaak is inhoudelijk behandeld op 28 maart 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstallen van parfums bij Kruidvat, een auto en andere goederen van verschillende slachtoffers, alsook mishandelingen van twee slachtoffers. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie gevolgd en de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een patroon van recidive vertoont en dat eerdere interventies niet hebben geleid tot gedragsverandering. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd om de maatschappij te beschermen tegen het recidiverende gedrag van de verdachte. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder slachtoffers van diefstal en mishandeling. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de ISD-maatregel wordt opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/038355-23
02/086238-23 (gev.ttz)
02/092503-23 (gev.ttz)
02/141180-23 (gev.ttz)
02/040641-24 (gev.ttz)
02/190607-22 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 11 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Rotterdam,
raadsvrouw mr. M. Timmermans-Roelands, advocaat te Bergen op Zoom.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 maart 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I. Klein, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
parketnummer: 02/038355-23
feit 1 en 2: parfums heeft gestolen bij het Kruidvat;
parketnummer: 02/086238-23
dat verdachte een auto, een ergonomische kruk, DAB+ radio en parrot voor handsfree bellen heeft gestolen van [slachtoffer 1] dan wel dat hij de auto heeft geheeld;
parketnummer: 02/092503-23
feit 1: de portemonnee en telefoon van [slachtoffer 2] heeft gestolen;
feit 2: de portemonnee van [slachtoffer 3] heeft gestolen;
feit 3: heeft gepind met een gestolen pinpas van [slachtoffer 2] ;
feit 4: vleesverpakkingen heeft gestolen bij de Albert Heijn;
parketnummer: 02/141180-23
feit 1: heeft geprobeerd om [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat hij [slachtoffer 4] heeft mishandeld;
feit 2: [slachtoffer 5] heeft mishandeld;
parketnummer: 02/040641-24
feit 1: een lampje voor aan een hondenriem van [slachtoffer 6] heeft gestolen;
feit 2: hoofdagent [slachtoffer 7] heeft bedreigd;
feit 3: kledingstukken en een shopper van [winkel] heeft gestolen;
feit 4: verbalisanten [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] heeft beledigd;
feit 5: zich bij zijn aanhouding heeft verzet.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 02/038355-23
De officier van justitie acht beide diefstallen bij het Kruidvat bewezen. Zij baseert zich daarbij op de aangiftes van het Kruidvat, de camerabeelden van het Kruidvat, waarop verdachte door verbalisanten is herkend en de bekennende verklaring van verdachte.
Parketnummer 02/086238-23
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte de auto van [slachtoffer 1] heeft gestolen. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer 1] , de camerabeelden van het [wijkcentrum] en de omstandigheid dat verdachte een dag later als bestuurder in de auto is aangetroffen.
Parketnummer 02/092503-23
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte de telefoon en portemonnee van [slachtoffer 2] heeft gestolen en vervolgens met de pinpas van [slachtoffer 2] heeft gepind (feiten 1 en 3). Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer 2] , de verklaring van [naam 1] en de camerabeelden van de voetbalvereniging [plaats 1] en de Jumbo. De officier van justitie vordert vrijspraak van de diefstal van de portemonnee van [slachtoffer 3] (feit 2), omdat daar onvoldoende bewijs voor is. Zij acht de diefstal van de vleesverpakkingen bij de Albert Heijn (feit 4) bewezen op grond van de aangifte van de Albert Heijn en de camerabeelden van in de winkel, waarop verdachte door verbalisanten is herkend.
Parketnummer 02/141180-23
De officier van justitie vordert vrijspraak van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Wel acht zij bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] heeft mishandeld door met een fles op zijn hoofd te slaan. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer 4] en de camerabeelden, waarop de mishandeling te zien is. De officier van justitie acht de mishandeling van [slachtoffer 5] ook bewezen (feit 2) en baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer 5] en de camerabeelden van de mishandeling. Voor beide mishandelingen komt aan verdachte geen beroep op noodweer toe, omdat hij had kunnen weglopen en disproportioneel heeft gehandeld.
Parketnummer 02/040641-24
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten bewezen. Voor de bewezenverklaring van de diefstal bij de dierenspeciaalzaak [slachtoffer 6] (feit 1) baseert de officier van justitie zich op de aangifte van [slachtoffer 6] en de camerabeelden van de winkel, waarop verdachte is herkend door verbalisanten. De diefstal bij [winkel] (feit 3) kan bewezen worden op grond van de aangifte van [winkel] en de processen-verbaal van bevindingen, waaruit volgt dat de verbalisanten de kledingstukken hebben aangetroffen op de plek waar verdachte is aangehouden. Uit die processen-verbaal van bevindingen blijkt ook dat verdachte verbalisant [slachtoffer 7] heeft bedreigd (feit 2), verbalisanten [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] heeft beledigd (feit 4) en zich heeft verzet tegen zijn aanhouding (feit 5).
4.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 02/038355-23
Voor de bewezenverklaring van de twee diefstallen bij het Kruidvat refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 02/086238-23
De verdediging bepleit vrijspraak van de primair ten laste gelegde diefstal van de auto van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft de auto niet gestolen, maar geleend van [naam 2] en van hem de sleutels gekregen. Het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden van het [wijkcentrum] worden beschreven, kan niet voor het bewijs worden gebruikt, omdat er één uur en achttien minuten aan beeldmateriaal ontbreekt. Verdachte is op de camerabeelden te zien, maar dit is bij zijn eigen woning. Voor de bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde heling refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 02/092503-23
De verdediging stelt zich op het standpunt dat onder feit 1 bewezen kan worden verklaard dat verdachte de telefoon en pinpas van [slachtoffer 2] heeft meegenomen. Voor het overige onder feit 1 en feit 2 bepleit de verdediging vrijspraak vanwege onvoldoende bewijs. Verdachte dient ook te worden vrijgesproken van feit 3, omdat hij dacht dat de pinpas van [naam 1] was. Er dient bovendien vrijspraak te volgen voor feit 4, omdat verdachte de vleesverpakkingen in de winkel heeft achtergelaten.
Parketnummer 02/141180-23
De verdediging bepleit vrijspraak van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Verdachte heeft geen opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 4] . Daarnaast komt aan verdachte een beroep op noodweer toe. Hij wilde namelijk zijn arm lostrekken en heeft daardoor [slachtoffer 4] geraakt. Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte daarmee disproportioneel heeft gehandeld, dan komt aan verdachte een beroep op noodweerexces toe. De verdediging bepleit ook vrijspraak voor feit 2. Verdachte heeft niet met opzet gehandeld. Ook voor dit feit komt aan verdachte een beroep op noodweer(exces) toe. Verdachte heeft zichzelf verdedigd.
Parketnummer 02/040641-24
Voor de bewezenverklaring van de feiten 1, 3 en 4 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 2, omdat bij [slachtoffer 7] niet de redelijke vrees is ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd, gepleegd zou worden. De verbalisant kende verdachte namelijk al en verdachte was dronken. Ook bepleit de verdediging vrijspraak voor feit 5. Verdachte heeft geen geweld gebruikt of gedreigd met geweld bij zijn aanhouding.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02/038355-23
Op grond van de aangiftes van het Kruidvat en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank de twee diefstallen bij het Kruidvat wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 02/086238-23
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] op 24 januari 2023 om 19:30 uur haar auto heeft geparkeerd aan de [straat] in [plaats] . Zij is vervolgens het [wijkcentrum] ingelopen. Daar heeft ze haar jas met de autosleutel in haar jaszak aan de kapstok opgehangen. Om 21:45 uur kwam [slachtoffer 1] er achter dat haar auto en autosleutels weg waren. Het wijkcentrum is gelegen in een appartementencomplex. Van het appartementencomplex zijn er camerabeelden die zicht geven op de gemeenschappelijke hal. Die hal heeft drie deuren, namelijk een elektrische deur die toegang geeft tot de hal vanaf de openbare weg, een automatische deur die toegang geeft tot de appartementen en een deur die toegang geeft tot het wijkcentrum. Uit de beelden blijkt dat verdachte om 20:49 uur de hal binnenloopt. Hij staat vervolgens om 20:49:30 uur voor de deur die toegang geeft tot het wijkcentrum. Om 20:51:14 uur komt hij vanaf die deur terug in beeld en staat hij met een sleutelbos in zijn handen en kijkt daarnaar. Vervolgens verlaat verdachte de hal. Buiten verdachte zijn er in die periode geen andere personen gezien die naar het wijkcentrum gingen of daar vandaan kwamen. Op 25 januari 2023 is verdachte om 11:30 uur onder invloed aangetroffen in de auto van [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft verklaard dat aan de overkant van de [straat] ene [naam 2] uit de [wijk] stond met een auto. Hij mocht de auto van deze [naam 2] lenen en had van hem de sleutels gekregen. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Verdachte heeft van [naam 2] geen achternaam of adres kunnen noemen en verdachte had hem, naar eigen zeggen, al twintig jaar niet gezien. Verder heeft verdachte verklaard dat hij in het appartementencomplex aan de [straat] woont en daarom op de beelden te zien is. Op de beelden is echter te zien dat verdachte vanaf de deur van het wijkcentrum komt en niet uit de deur die toegang geeft tot het appartementencomplex.
Gelet op de aangifte, de camerabeelden, de omstandigheid dat verdachte een korte tijd na de diefstal in de auto wordt aangetroffen, en de ongeloofwaardigheid van verdachte ’s verklaring terzake, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de autosleutel uit de jaszak van [slachtoffer 1] heeft gepakt en vervolgens haar auto heeft gestolen. Dat er één uur en achttien minuten aan camerabeelden ontbreekt, doet daar niets aan af. [slachtoffer 1] heeft in haar aangifte verklaard dat in de auto ook een ergonomische kruk en een DAB+ radio lagen. De rechtbank ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. Nadat verdachte de auto heeft gestolen en aangeefster de auto terug heeft gekregen, lagen deze spullen niet meer in de auto. De rechtbank acht bewezen dat verdachte ook deze spullen heeft gestolen. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan diefstal van de auto, de ergonomische kruk en DAP+ radio van [slachtoffer 1] , zoals primair ten laste is gelegd.
Parketnummer 02/092503-23
Feiten 1, 2 en 3
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 2] op 2 april 2023 omstreeks 11:30 uur zijn telefoon en portemonnee, met daarin onder andere zijn pinpas, in kleedkamer [nummer 1] van de voetbalvereniging [plaats 1] heeft gelegd. Om 13:55 uur kwam [slachtoffer 2] erachter dat zijn telefoon en portemonnee waren gestolen. Uit de camerabeelden van de voetbalvereniging blijkt dat verdachte tussen 12:44 uur en 13:19 uur bij de voetbalvereniging was.
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij daar was, omdat hij autopech had en naar de wc moest. Hij is naar een wc in de kleedkamer gegaan en heeft daar een telefoon gevonden. Die telefoon heeft hij meegenomen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij de telefoon op de wc in een kleedkamer heeft gevonden, ongeloofwaardig. In de kleedkamer is namelijk geen wc. Daarnaast is het onaannemelijk dat iemand anders de kleedkamer in gaat, de telefoon van [slachtoffer 2] pakt en die vervolgens op de wc achterlaat. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte de telefoon van [slachtoffer 2] uit kleedkamer [nummer 1] heeft meegenomen.
Uit de camerabeelden van de Jumbo in [plaats 2] volgt dat verdachte daar met de pinpas van [slachtoffer 2] om 13:43 uur heeft gepind. Hieruit concludeert de rechtbank dat verdachte uit kleedkamer [nummer 1] niet alleen de telefoon van [slachtoffer 2] heeft meegenomen, maar ook diens portemonnee met daarin zijn pinpas.
Gelet op het korte tijdsbestek tussen het achterlaten van de spullen door [slachtoffer 2] en het pinnen door verdachte met de pinpas van [slachtoffer 2] en de verklaring van verdachte dat hij de telefoon heeft meegenomen acht de rechtbank bewezen dat verdachte de telefoon en portemonnee van [slachtoffer 2] uit kleedkamer [nummer 1] heeft gestolen en vervolgens met de pinpas heeft gepind bij de Jumbo. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat hij met een gestolen pinpas pinde acht de rechtbank eveneens ongeloofwaardig.
Binnen hetzelfde tijdsbestek, namelijk tussen 11:30 uur en 14:00 uur, is uit kleedkamer [nummer 2] bij de voetbalvereniging in [plaats 1] de portemonnee van [slachtoffer 3] gestolen. Uit de camerabeelden van de voetbalvereniging blijkt dat verdachte deze kleedkamer binnen is gegaan. Verdachte had geen valide reden om die kleedkamer binnen te gaan. Gelet daarop en op het feit dat verdachte ook een portemonnee uit kleedkamer [nummer 1] heeft gestolen, alles in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de portemonnee van [slachtoffer 3] heeft gestolen.
Feit 4
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 13 maart 2023 meerdere vleesverpakkingen uit de koeling bij de Albert Heijn heeft gepakt, deze in een tas heeft gestopt en die tas vervolgens onder het stuur van zijn scootmobiel heeft gezet. Verdachte is daarna verder de winkel in gereden en is uiteindelijk de kassa gepasseerd zonder daar producten aan te bieden.
Verdachte heeft verklaard dat hij de vleesverpakkingen niet heeft meegenomen, maar ze in een ander gangpad heeft achtergelaten omdat hij te weinig geld bij zich had. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Verdachte heeft meerdere dure vleesverpakkingen in zijn tas gedaan, terwijl hij € 50,00 leefgeld per week had. Toen hij de verpakkingen pakte en in de tas deed, wist hij dus al dat hij dit niet kon betalen. Voorts zijn de vleesverpakkingen niet meer aangetroffen in de Albert Heijn. Het waren vele verpakkingen, dus als deze in een gangpad waren achtergelaten, zou dat het personeel zijn opgevallen.
De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vleesverpakkingen bij de Albert Heijn heeft gestolen.
Parketnummer 02/141180-23
Feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 9 juni 2023 in het trappenhal van het [flatgebouw] een conflict heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 4] . Verdachte had hierbij een glazen fles in zijn handen, die door [slachtoffer 4] werd afgepakt. Vervolgens werd er over en weer geduwd en getrokken. Verdachte pakte de fles terug, waarna het handgemeen doorging. Vervolgens kwamen verdachte en [slachtoffer 4] in de hoek van de hal terecht. Verdachte had de fles in zijn rechterhand, tilde de fles op en sloeg met de fles op het hoofd van [slachtoffer 4] . Hierdoor raakte [slachtoffer 4] gewond aan zijn hoofd.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans was dat aan [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Het slaan met een fles op het hoofd van [slachtoffer 4] levert wel mishandeling op.
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer(exces). Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, hebben verdachte en [slachtoffer 4] over en weer geduwd en getrokken. Verdachte en [slachtoffer 4] hebben zich allebei aanvallend naar elkaar gedragen. Op het ene moment was verdachte meer aanvallend en op het andere moment [slachtoffer 4] . Verdachte kon echter op meerdere momenten weglopen, maar koos er uiteindelijk voor om [slachtoffer 4] met een fles op zijn hoofd te slaan. Het duwen/trekken en het slaan met de fles kunnen naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer op de confrontatie met [slachtoffer 4] gericht dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanval heeft gezocht. Dat [slachtoffer 4] zich ook aanvallend heeft gedragen, doet daar niet aan af. Naar het oordeel van de rechtbank komt verdachte reeds gelet op het feit dat hij zich aanvallend heeft gedragen, geen beroep op noodweer toe. In deze situatie was geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 4] . Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen. De rechtbank komt daarom niet toe aan het beroep op noodweerexces.
De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] heeft mishandeld.
Feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 27 mei 2023 in de hal van het appartementencomplex aan de [straat] een conflict heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 5] . Verdachte versperde de weg voor [slachtoffer 5] , die uit de lift wilde stappen. Hierop begon [slachtoffer 5] verdachte uit te dagen en gaf verdachte hem een duw. Zij namen daarna allebei meermalen een gevechtshouding aan en begonnen over en weer te trekken en te duwen. [verdachte] maakte een slaande beweging richting [slachtoffer 5] en [slachtoffer 5] schopte hem tegen zijn torso, waarna verdachte opnieuw een slaande beweging maakte richting het hoofd van [slachtoffer 5] , die afweerde. Daarna leek het conflict te zijn gestopt. Verdachte wees echter opnieuw naar [slachtoffer 5] , bleef wijzen en zich agressief gedragen. [slachtoffer 5] rende naar verdachte en gaf hem een klap met de vlakke hand in het gezicht. Daarna nam hij een gevechtshouding aan en sprong met gebalde vuisten op en neer Hierop liep verdachte naar [slachtoffer 5] en sloeg met zijn linker vuist op zijn neus. Hierdoor begon de neus van [slachtoffer 5] te bloeden.
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer(exces). Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld hebben verdachte en [slachtoffer 5] over en weer geduwd, getrokken en geslagen. Verdachte en [slachtoffer 5] hebben zich allebei aanvallend naar elkaar gedragen. Ze bleven elkaar opzoeken in het conflict. Zelfs nadat het conflict was beëindigd, zochten ze elkaar weer op. Verdachte kon echter op meerdere momenten weglopen, maar liet zich uitdagen en heeft [slachtoffer 5] uiteindelijk geslagen. Het blijven opzoeken van [slachtoffer 5] , het duwen/trekken en het slaan met de vuist kunnen naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zijnde gericht op de confrontatie met [slachtoffer 5] en het zoeken van de aanval. Dat [slachtoffer 5] zich ook aanvallend heeft gedragen, doet daar niet aan af. Naar het oordeel van de rechtbank komt verdachte reeds gelet op het feit dat hij zich aanvallend heeft gedragen, geen beroep op noodweer toe. In deze situatie was geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 5] . Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen. De rechtbank komt daarom niet toe aan het beroep op noodweerexces.
De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 5] heeft mishandeld.
Parketnummer 02/040641-24
Feit 1
Op grond van de aangifte van dierenspeciaalzaak [slachtoffer 6] , de camerabeelden van [slachtoffer 6] en de verklaring van verdachte dat hij op die beelden te zien is, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een lampje voor aan een hondenriem heeft gestolen.
Feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte tegen verbalisant [slachtoffer 7] heeft gezegd: ‘Ik kom je thuis halen’, ‘Ik hang jou op’ en ‘mijn vrouw en kinderen zijn dood en dat ga ik bij jou ook doen’. Verbalisant [slachtoffer 7] acht verdachte hiertoe in staat, omdat hij verdachte al langer kent en deze naar zijn zeggen niets meer te verliezen heeft. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat bij [slachtoffer 7] in redelijkheid de vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee is gedreigd. De rechtbank acht daarom het feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Op grond van de aangifte van [winkel] en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank de diefstal bij [winkel] wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
Op grond van de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [slachtoffer 7] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 8] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze verbalisanten heeft beledigd.
Feit 5
Op grond van de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 8] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid. Nadat verbalisant [slachtoffer 9] tegen verdachte heeft gezegd dat hij is aangehouden, pakte verbalisant [slachtoffer 8] de rechterarm van verdachte en bracht verdachte met zijn buik op de motorkap van het politievoertuig. Verdachte heeft zich tegen deze aanhouding verzet door meerdere keren zijn rechterarm los te trekken. De rechtbank is van oordeel dat dit voldoende is voor het zich met geweld verzetten tegen de aanhouding.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/038355-23
1
op 24 november 2022 te [plaats] parfums (van de merken Bruno Banani en Nina Ricci en Calvin Klein en Davidoff), die aan het Kruidvat toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
op 28 november 2022 te [plaats] parfums (van de merken Paco Rabanne en Davidoff en Calvin Klein), die aan het Kruidvat toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 02/086238-23
op 24 januari 2023 te [plaats] , een auto (met [kenteken] ) en een ergonomische kruk (merk: Varier move) en een DAB+ radio ontvanger en parrot voor handfree bellen (merk: Kenwood), die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 02/092503-23
1
op 2 april 2023 te [plaats 1] , een portemonnee (inhoudende onder andere een pinpas) en een telefoon (Samsung S20 FE) die aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
op 2 april 2023 te [plaats 1] , een portemonnee (inhoudende een bankpas en een OV-kaart en een seizoenskaart en een rijbewijs), die aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
op 2 april 2023 te [plaats 2] , een geldbedrag van € 3,76 dat aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een gestolen pinpas, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2] ;
4
op 13 maart 2023 te [plaats] vleesverpakkingen (onder andere Diamanthaas, Ribeye, stoofvlees, entrecote en Ossenhaas), die aan Albert Heijn toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 02/141180-23
1
op 9 juni 2023 te [plaats] [slachtoffer 4] heeft mishandeld door deze met een glazen fles /tegen het hoofd te slaan;
2
op 27 mei 2023 te [plaats] [slachtoffer 5] heeft mishandeld door deze eenmaal tegen het gezicht te slaan;
Parketnummer 02/040641-24
1
op 4 februari 2024 te [plaats] een lampje (voor aan de hondenriem), dat aan [slachtoffer 6] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
op 4 februari 2024 te [plaats] [slachtoffer 7] (hoofdagent politie Eenheid Zeeland West Brabant) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 7] voornoemd dreigend de woorden toe te voegen "ik zoek je thuis op" en "ik maak je dood en jouw vrouw en kinderen ook" en "ik hang je op" en "mijn vrouw en kinderen zijn ook dood en dat ga ik bij jou ook doen" en "ik hang je op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
op 4 februari 2024 te [plaats] verschillende kledingstukken en een shopper, die aan [winkel] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
op 4 februari 2024 te [plaats] opzettelijk ambtenaren,te weten [slachtoffer 7] (hoofdagent politie Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [slachtoffer 8] (brigadier politie Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [slachtoffer 9] (hoofdagent politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling
heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: "vieze kankerhond" en "vieze kanker flikker" en "kankerhoer" en "kankerwout" en "vieze kankerhomo" en "kankermongool";
5
op 4 februari 2024 te [plaats] , zich met geweld,
heeft verzet tegen ambtenaren, [slachtoffer 7] (hoofdagent politie Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [slachtoffer 8] (brigadier politie Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [slachtoffer 9] (hoofdagent politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door zijn armen in een andere richting te bewegen dan de richting waarin hij door die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] werd getracht te brengen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt aan verdachte geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Het is onaannemelijk dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Hij zit namelijk al sinds februari 2024 in voorarrest, hij is clean en zijn relatie met zijn voormalige vriendin is voorbij. Daarnaast heeft het [locatie] toegezegd dat verdachte daar terecht kan. Verdachte dient EMDR-therapie te krijgen voor het verwerken van het verlies van zijn vrouw en kinderen. Verdachte is bereid om zich aan voorwaarden te houden. Daarom verzoekt de verdediging om aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Indien de rechtbank toch een onvoorwaardelijke ISD-maatregel oplegt, wordt verzocht de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten in mindering te brengen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vele strafbare feiten. Hij heeft acht diefstallen gepleegd en hiermee gezorgd voor overlast en schade bij de slachtoffers. Daarnaast heeft verdachte twee mishandelingen gepleegd, waardoor de slachtoffers letsel hebben opgelopen. Ook heeft verdachte politieagenten beledigd en zich tegen zijn aanhouding verzet. Daarbij heeft verdachte ook nog een politieagent bedreigd, die zich hierdoor onveilig heeft gevoeld. Deze feiten getuigen van een gebrek aan respect voor de politieagenten, die gewoon hun werk deden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 13 maart 2024. Hieruit volgt dat bij verdachte sprake is van een delictpatroon aan vermogens- en geweldsdelicten. De reclassering schat het risico op recidive hoog in. Daarbij zijn het middelengebruik van verdachte, met name alcohol en zijn psychische problematiek risico verhogende factoren. De reclassering ziet geen beschermende factoren. De afgelopen jaren hebben interventies vanuit de reclassering en hulpverlening onvoldoende geleid tot gedragsverandering bij verdachte. Verdachte is tijdens detentie gemotiveerd voor gedragsverandering. Hij is buiten detentie echter niet in staat om gedragsverandering vast te houden, waardoor hij terugvalt in crimineel gedrag en middelengebruik. Om deze reden wordt er vanuit de reclassering geen mogelijkheid meer gezien om verdachte binnen een voorwaardelijk kader te begeleiden. Gelet op het voorgaande adviseert de reclassering om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen.
Aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt de wet een aantal eisen. De rechtbank stelt vast dat aan die eisen wordt voldaan. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. De feiten zijn ook begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel eist. Tot slot wordt ook aan de vereisten uit de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers voldaan.
De rechtbank stelt vast dat verdachte veelvuldig recidiveert en de kans op verdere recidive en het onttrekken aan voorwaarden hoog is. De vraag is of er - anders dan de onvoorwaardelijke ISD-maatregel - nog mogelijkheden zijn om gedragsverandering bij verdachte te bewerkstelligen om zo de recidive te beperken. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies en daarbij in aanmerking genomen dat eerder opgelegde straffen, reclasseringstoezicht en hulpverleningstrajecten niet tot een positief resultaat hebben geleid. Vanaf 2017 tot en met 2023 zijn vele keren reclasseringstoezicht en hulpverleningstrajecten vroegtijdig negatief afgebroken, omdat verdachte zich niet had gehouden aan afspraken. Op 1 februari 2024 heeft verdachte opnieuw een kans gehad. De reclassering heeft hem namelijk naar een begeleide woonvorm gebracht, het [locatie] . Daar zou verdachte een eigen appartement krijgen en kon hij continu een beroep doen op begeleiding en ondersteuning. Verdachte besloot echter diezelfde dag nog naar [plaats] te gaan om zijn spullen en ex-partner te zoeken. Verdachte heeft op de zitting gezegd dat hij zich vanaf nu wel aan de voorwaarden gaat houden. De rechtbank constateert dat verdachte dit al vaker heeft gezegd en dat het verleden het tegendeel heeft aangetoond. Het lukt verdachte telkens niet zich aan voorwaarden te houden en zijn leven een blijvende positieve wending te geven. Daarbij komt dat er op dit moment ook geen beschermende factoren in het leven van verdachte zijn, die zouden kunnen maken dat verdachte zich wel aan de voorwaarden gaat houden.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat verdachte zich nu wel aan voorwaarden kan en gaat houden. Sterker nog, de rechtbank is ervan doordrongen geraakt dat de enige kans voor verdachte om (blijvend) tot gedragsverandering te komen een situatie is waarin vanuit detentie gestart wordt met begeleiding en behandeling, zodat hij geen enkele kans heeft om zich eraan te onttrekken. Dit alles leidt de rechtbank tot de overtuiging dat het verdachte in vrijheid niet – ook niet in het kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel - zal lukken om tot gedragsverandering te komen.
Alles afwegend ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid om de maatschappij te beveiligen tegen het recidiverende en overlast veroorzakende gedrag van verdachte dan door de oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar. De rechtbank ziet geen aanleiding de duur van de maatregel te beperken of de tijd die in voorlopige hechtenis is doorgebracht in mindering te brengen.

7.De benadeelde partijen

De benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 02-086238-23)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 4.383,81. De schade bestaat uit:
  • beschadigde auto: € 2.550,00;
  • kosten schadetaxatie: € 125,00;
  • diefstal ergonomische kruk: € 191,00;
  • diefstal DAB+ adapter: € 29,20;
  • gemiste lesuren: € 37,46;
  • schade lichtmast: € 1.450,45.
De gevorderde kosten voor de schadetaxatie, de DAB+ adapter en de gemiste lesuren zijn voldoende onderbouwd en een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal het bedrag van € 191,66 dan ook toewijzen.
Ten aanzien van de auto en de ergonomische kruk overweegt de rechtbank als volgt. De benadeelde partij heeft de dagwaarde van de auto en de ergonomische kruk bepaald aan de hand van de gemiddelde vraagprijs op Marktplaats. De rechtbank is van oordeel dat dit geen juiste manier is om de dagwaarde te bepalen. De rechtbank acht een vergoeding van
€ 2.250,00 voor de auto billijk en zal dit bedrag toewijzen. Daarbij wordt uitgegaan van de aanschafwaarde van € 2.700,00 in 2021. Op grond van de geldende afschrijvingspercentages is de dagwaarde van de ergonomische kruk € 79,40. De rechtbank zal daarom dit bedrag toewijzen. In de overige vorderingen verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de schade aan de lichtmast ook niet-ontvankelijk verklaren, nu nog onduidelijk is of de benadeelde partij deze kosten in de toekomst moet betalen. Deze schade is dus nog niet geleden.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] (parketnummer 02-092503-23)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 184,09. De schade bestaat uit:
  • aanvraag rijbewijs: € 44,65;
  • pasfoto's voor rijbewijs: € 10,00;
  • aanvraag pinpas: € 4,95;
  • aanvraag OV: € 7,50;
  • gestolen contant geld: € 40,00;
  • nieuwe portemonnee: € 37,95;
  • verlies van inkomen: € 34,00;
  • reiskosten naar gemeente en pasfoto's: € 5,04.
De gevorderde kosten voor de aanvraag van nieuwe documenten, het maken van pasfoto’s, een nieuwe portemonnee, het gestolen contant geld en de reiskosten zijn voldoende onderbouwd en een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal het bedrag van € 150,09 dan ook toewijzen.
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor het verlies van inkomen zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Deze kosten zijn onvoldoende onderbouwd. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] (parketnummer 02-092503-23)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 166,82. De schade bestaat uit:
  • reiskosten: € 10,56;
  • aanvraag ID-kaart: € 70,35;
  • aanvraag rijbewijs: € 44,65;
  • aanvraag milieupas: € 12,50;
  • pasfoto’s voor documenten: € 10,00;
  • aanschaf portemonnee: € 15,00;
  • pinbetaling Jumbo: € 3,76.
De gevorderde kosten voor de aanvraag van nieuwe documenten, het maken van pasfoto’s, een nieuwe portemonnee en de pinbetaling bij de Jumbo zijn voldoende onderbouwd en een rechtstreeks gevolg van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal het bedrag van
€ 156,26 dan ook toewijzen.
Ten aanzien van de gevorderde reiskosten zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Deze kosten zijn onvoldoende onderbouwd. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal geen beslissing nemen over de proceskosten, omdat de benadeelde partij via een brief heeft laten weten deze kosten niet meer te vorderen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De wettelijke rente over de schadebedragen zal worden toegewezen vanaf de datum van het plegen van de feiten. De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat verdachte geen financiële middelen heeft, onvoldoende aanleiding om de gijzeling te beperken tot één dag.

8.Het beslag

8.1
De teruggave (parketnummer 02/092503-23)
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende.
8.2
De onttrekking aan het verkeer (parketnummer 02/040641-24)
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het voorwerp bij het onderzoek naar de ten laste gelegde feiten is aangetroffen. Het voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft bij vordering van 5 april 2023 gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 december 2022, ten uitvoer zal worden gelegd. Ter zitting heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, indien de ISD-maatregel wordt opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten. Zij acht de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf niet opportuun, omdat in de hoofdzaak aan verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd. De rechtbank wijst de vordering dan ook af.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 38m, 38n, 57, 180, 266, 267, 285, 300, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak (parketnummer 02/141180-23)
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02/038355-23
feit 1:diefstal;
feit 2:diefstal;
parketnummer 02/086238-23
diefstal;
parketnummer 02/092503-23
feit 1:diefstal;
feit 2:diefstal;
feit 3:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van valse sleutels;
feit 4:diefstal;
parketnummer 02/141180-23
feit 1 subsidiair:mishandeling;
feit 2:mishandeling;
parketnummer 02/040641-24
feit 1:diefstal;
feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:diefstal;
feit 4:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan een
ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 5:wederspannigheid;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;
Beslag
parketnummer 02/092503-23
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK Navigator (omschrijving: G2578377);
* 1 STK Rekenmachine (omschrijving: G2578342);
parketnummer 02/040641-24
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* 1 STK Mes (omschrijving: PL2000-2024029442-G2687775);
Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer: 02/190607-22)
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 02-086238-23)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 2.521,06 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1] , € 2.521,06 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 35 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 3] (parketnummer 02-092503-23)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van
€ 150,09 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 3] , € 150,09 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 3 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (parketnummer 02-092503-23)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 156,26 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 april 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] , € 156,26 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 april 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 3 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. van der Linden, voorzitter, mr. J.F.C. Janssen en
mr. J. van Riet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 april 2024.
Mr. J.F.C. Jansen en mr. J. van Riet zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.