ECLI:NL:RBZWB:2024:2403

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
02-800235-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling (tbs) met twee jaar na beoordeling van geestelijke gezondheid en recidivegevaar

Op 11 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, die in 2017 was veroordeeld tot tbs met verpleging van overheidswege wegens poging tot doodslag. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tbs met twee jaar te verlengen, toegewezen. De tbs is op 31 maart 2018 aangevangen en was voor het laatst verlengd op 28 maart 2022. Tijdens de zitting op 28 maart 2024 zijn zowel de officier van justitie als de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord. De tbs-instelling heeft geadviseerd de tbs te verlengen, omdat er bij de betrokkene sprake is van een ernstige geestelijke stoornis, namelijk schizofrenie, en een hoog recidiverisico bij beëindiging van de tbs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene nog niet voldoende meewerkt aan zijn behandeling en dat er nog geen duidelijkheid is over zijn diagnose en het recidiverisico. De rechtbank concludeert dat de verlenging van de tbs met twee jaar noodzakelijk is om de veiligheid van anderen te waarborgen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/800235-17
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 11 april 2024
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats]
verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum (hierna: FPC) [kliniek]
[adres]

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 8 februari 2024, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met twee jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van 3 november 2021 tot en met 9 mei 2022 en van 19 juli 2022 tot en met 6 september 2023;
- het rapport van FPC [kliniek] (hierna: tbs-instelling) d.d. 6 februari 2024, waarin het advies van de inrichting is vermeld;
- de plaatsingsbeslissing van Divisie Individuele Zaken, d.d. 8 juli 2022.

2.De procesgang

Bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 december 2017 is betrokkene veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf en tbs met verpleging van overheidswege, wegens het plegen van een poging tot doodslag.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs is op 31 maart 2018 aangevangen en laatstelijk verlengd op 28 maart 2022 voor een termijn van twee jaren.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 28 maart 2024 is de officier van justitie mr. E.M.H.B.C. van Aalst gehoord. Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem. Ten slotte is de [deskundige] , hoofd behandeling bij de tbs-instelling, gehoord.

3.Het advies van de tbs-instelling

De tbs-instelling heeft geadviseerd de tbs te verlengen met twee jaar en heeft daartoe het volgende overwogen. In classificerende zin is bij betrokkene sprake van schizofrenie. Er manifesteert zich een langdurig patroon van aanhoudende psychotische symptomen, gekenmerkt door paranoïde wanen, betrekkingswanen, grootheidswanen en negatieve symptomen. De tbs-instelling is thans nog niet toegekomen aan een afgerond (diagnostisch) eindoordeel over de ernstige problematiek en een uitgekristalliseerd beeld van de risicofactoren, omdat betrokkene tot voor kort medewerking aan behandeling en diagnostiek heeft geweigerd.
De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd is met terugwerkende kracht ingetrokken en de bezwaarprocedure daarvan loopt nog. De EVBG-status (Extreem vlucht - en beheersgevaarlijk) is inmiddels beëindigd en sinds 3 oktober 2023 verblijft betrokkene op de [afdeling] . Dit betreft een reguliere afdeling binnen FPC [kliniek] . Ziektebesef en -inzicht zijn nog afwezig en er is (nog) geen intrinsieke motivatie voor behandeling en medicatiegebruik. Ook is het lastig om zicht te krijgen op de belevingswereld van betrokkene. Hoewel betrokkene meewerkt aan het behandelprogramma, kan hij hier vanwege het psychiatrische toestandsbeeld nauwelijks van profiteren. De tbs-instelling schat het recidiverisico op gewelddadig gedrag hoog in wanneer de tbs met verpleging van overheidswege zou worden beëindigd, omdat de verwachting is dat betrokkene mede door zijn gebrek aan ziekte-inzicht zijn medicatie niet zal innemen. Ook heeft betrokkene veel behoefte aan routine en structuur en omdat het daar het buiten de tbs-instelling aan kan ontbreken, is de kans op ontregeling groot. Bovendien is het onzeker wat betrokkene doet als hij in aanraking komt met delictgerelateerde factoren en koestert hij nog steeds wrok richting het slachtoffer. De tbs-instelling acht voortzetting van de maatregel noodzakelijk om het delictgevaar te verminderen.
Ter zitting heeft de [deskundige] daaraan nog het volgende toegevoegd. Betrokkene verblijft sinds een aantal maanden op de reguliere afdeling. De delictanalyse is afgerond, maar betrokkene staat pas aan het begin van zijn behandeling. Betrokkene houdt zich aan de afspraken en er zijn geen nieuwe incidenten geweest in de afgelopen maanden, waardoor vrijheden langzaam worden opgebouwd. Er is nog een periode van minimaal twee jaar nodig om stappen te kunnen zetten. Er is geen ziektebesef en -inzicht, de problematiek moet nog verder in kaart worden gebracht en er gaat nog een IQ-test plaatsvinden. Omdat het ziektebesef nog ontbreekt, zal de ontwikkeling langzamer gaan dan normaal. Begeleid verlof kan pas plaatsvinden als er meer inzicht in de problematiek van betrokkene is en de behandeling verder gevorderd is.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de tbs met verpleging van overheidswege met twee jaar te verlengen gebleven. Er wordt nog steeds voldaan aan de wettelijke vereisten. Hoewel het positief is dat er een vertrouwensrelatie ontstaat tussen betrokkene en de behandelaars en betrokkene meewerkt aan de behandelingen, moet er nog veel gebeuren. Gelet op de stand van zaken is het niet realistisch dat er over een jaar sprake is van een ander juridisch kader.

5.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij zich kan vinden in een verlenging van de tbs met verpleging van overheidswege voor de periode van één jaar. Betrokkene vindt dat het goed gaat en wil dat er eerder door de rechtbank een toetsing plaatsvindt.
De verdediging verzet zich niet tegen een verlenging van de tbs met verpleging van overheidswege. Wel wordt aangevoerd de maatregel voor de duur van één jaar te verlengen. Er is nog geen duidelijkheid over de diagnose en het recidiverisico, waardoor vooruitgang uitbleef. Betrokkene ontwikkelt zich positief: met de tbs-instelling is een vertrouwensband ontstaan, er is een delictanalyse gemaakt en binnenkort starten psychomotorische therapie (hierna: PMT) en psycho-educatie. Ook laat betrokkene geen agressie zien, is er geen psychose meer waargenomen en is de verzameldwang tot een normaal niveau teruggebracht. Wel speelt de onzekerheid over de verblijfsvergunning nog en is het zeer de vraag of verlof hangende die procedure kan plaatsvinden. Betrokkene wil na een jaar een toetsing van de maatregel om betrokkene gemotiveerd te houden en om te bezien of de positieve lijn kan worden voortgezet.

6.Het oordeel van de rechtbank

De tbs kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs eist. Het recidivegevaar moet nog aanwezig zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Gelet op de adviezen van de tbs-instelling wordt nog steeds voldaan aan dit wettelijke criterium.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies van de tbs-instelling voor wat betreft de ziekelijke stoornis van de geestvermogens bij betrokkene en het bestaande matig tot hoge recidivegevaar binnen FPC [kliniek] en het hoge recidivegevaar wanneer de zorg, het toezicht en begeleiding vanuit de tbs-maatregel wegvalt. De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over.
Uitgangspunt is dat wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van betrokkene meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging met een termijn van één jaar, de tbs - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. De enkele omstandigheid dat betrokkene door een verlenging van één jaar wellicht meer gemotiveerd zal zijn om aan zijn behandeling mee te (blijven) werken dan bij een verlenging met twee jaar, is in beginsel onvoldoende reden om van voormeld uitgangspunt af te wijken.
De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een (voorwaardelijke) beëindiging van de (verpleging van de) tbs rechtvaardigen. De rechtbank constateert dat, na een periode van zes jaar, recent pas de delictanalyse heeft plaatsgevonden en door betrokkene is aangegeven dat hij open staat voor behandeling. Op korte termijn start betrokkene met PMT en psycho-educatie, maar er moet ook een IQ-onderzoek plaatsvinden. Bovendien is het de tbs-instelling, door het eerder uitblijven van medewerking van betrokkene, nog niet gelukt de diagnostiek verder uit te kristalliseren en een goed beeld te krijgen van de risicofactoren. Daarnaast is niet te verwachten dat binnen zes maanden kan worden gestart met begeleid verlof. De rechtbank overweegt dat een verlenging van de tbs met een termijn van één jaar bij deze stand van zaken niet passend is. Daarbij weegt ook mee dat er thans nog sprake is van een hoog recidiverisico en een beperkt ziektebesef en -inzicht bij betrokkene.
Evenmin ziet de rechtbank in de omstandigheid dat over de verblijfsvergunning van betrokkene nog geen definitieve duidelijkheid bestaat, aanleiding om af te wijken van het hierboven vermelde uitgangspunt.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de tbs met verpleging van overheidswege van betrokkene dient te worden verlengd met twee jaar.

7.De beslissing.

De rechtbank
verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. van Riet, voorzitter, mr. R.J.H. van der Linden en
mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D.W. Schalk en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 april 2024.
De voorzitter en de jongste rechter zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.