ECLI:NL:RBZWB:2024:2389
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Weigering toelating tot het stadhuis niet aangemerkt als besluit
Op 11 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de weigering om hem toe te laten tot het stadhuis en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was een zitting in deze zaak achterwege gebleven.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er sprake is van onverwijlde spoed en een bestreden besluit. Echter, de voorzieningenrechter stelde vast dat de weigering om iemand toe te laten tot het stadhuis niet kan worden aangemerkt als een besluit of als de weigering om een besluit te nemen. Dit betekent dat het verzoek niet connex is aan een besluit, waardoor het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard.
De voorzieningenrechter benadrukte dat er eerst een besluit en een bezwaar tegen dat besluit moet zijn voordat een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening inhoudelijk kan worden behandeld. Dit is het zogenaamde connexiteitsvereiste. Uiteindelijk verklaarde de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, en deze uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.