ECLI:NL:RBZWB:2024:2381

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
10863942 CV EXPL 24-21 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van de woning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen de stichting WonenBreburg en een gedaagde die in persoon procedeerde. De zaak betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning van de gedaagde vanwege een huurachterstand van € 5.784,66. De gedaagde erkende de huurachterstand en schetste de omstandigheden waaronder deze was ontstaan, waaronder een periode zonder inkomen. WonenBreburg vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, alsook betaling van de huurachterstand en proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat, ondanks de goede wil van de gedaagde, de huurachterstand van acht maanden voldoende reden was om de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning toe te wijzen. De kantonrechter heeft ook de voorwaarden voor uitstel van ontruiming door WonenBreburg in overweging genomen, mits de gedaagde zich houdt aan een gebruiksovereenkomst. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, toekomstige huurtermijnen en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat WonenBreburg de uitspraak direct kan uitvoeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10863942 CV EXPL 24-21
Vonnis van 10 april 2024
in de zaak van
de stichting Stichting WonenBreburg,
gevestigd en kantoorhoudende te Tilburg,
eiseres,
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V. te Groningen,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonadres] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als ‘WonenBreburg’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Deze procedure gaat over de vraag of de huurovereenkomst tussen WonenBreburg en [gedaagde] moet worden ontbonden en de huurwoning moet worden ontruimd vanwege een huurachterstand.
1.2.
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
- het tussenvonnis van 24 januari 2024 met de daarin genoemde stukken;
- het e-mailbericht van WonenBreburg van 5 maart 2024 met de actuele huurachterstand;
- de mondelinge behandeling van 7 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.3.
hierna is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
WonenBreburg vordert de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen het gehuurde te ontruimen. WonenBreburg vordert ook om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag aan huurachterstand en/of gebruiksvergoeding, vermeerderd met kosten en rente, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten. Daarnaast vraagt WonenBreburg het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dat betekent dat het mogelijk is om de uitspraak meteen uit te voeren, ook als hoger beroep wordt ingesteld.
2.2.
[gedaagde] erkent dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen zoals door WonenBreburg op het moment van de mondelinge behandeling gesteld. Daarbij heeft hij de omstandigheden geschetst waaronder de huurachterstand is ontstaan. Zo is de huurachterstand ontstaan omdat [gedaagde] enige tijd zonder inkomen heeft gezeten. Inmiddels heeft hij een nieuwe baan, waardoor de huurachterstand kan worden ingelopen. Verder geeft [gedaagde] aan dat hij van goede wil is en graag tot een oplossing komt. Tot slot geeft [gedaagde] aan bereid te zijn om hulp te zoeken aangezien hij zijn woning wil behouden.
2.3.
Bij e-mail van 5 maart 2024 heeft WonenBreburg een overzicht overgelegd van de actuele huurachterstand. Deze huurachterstand bedraagt tot en met maart 2024 een bedrag van € 5.784,66. Ter zitting heeft WonenBreburg toegezegd bereid te zijn de ontruiming van de woning onder bepaalde voorwaarden uit te stellen. Belangrijke vereisten, waaronder betaling van de lopende huur, medewerking aan een oplossing voor de huurachterstand en het accepteren van hulpverlening, zullen worden vastgelegd in een gebruiksovereenkomst. Zo lang [gedaagde] zich houdt aan (de voorwaarden van) de gebruiksovereenkomst heeft WonenBreburg niet de intentie te ontruimen.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

Huurachterstand
3.1.
Niet in geschil is dat sprake is van een huurachterstand. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling de actuele huurachterstand erkend, zodat het bedrag van € 5.784,66 zal worden toegewezen.
Ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde
3.2.
Het uitgangspunt is dat [gedaagde] zich als goed huurder moet gedragen. Dit betekent dat hij zich moet houden aan zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, de huurvoorwaarden en de wet. Indien [gedaagde] deze verplichtingen niet nakomt (een tekortkoming), kan dit reden zijn om de huurovereenkomst te ontbinden. De vraag is dus of er een tekortkoming is en zo ja, of deze van voldoende gewicht is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval worden meegewogen, waaronder de belangen van partijen.
3.3.
Ten aanzien van de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wordt als volgt overwogen. Hoewel de kantonrechter overtuigd is van de goede wil van [gedaagde] , is wel sprake van een forse huurachterstand die tijdens de procedure is opgelopen naar acht maanden. Gelet op deze huurachterstand is naar het oordeel van de kantonrechter de gevorderde ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst en de ontruiming van de woning (met nevenvorderingen) dan ook gerechtvaardigd. Dit betekent dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning (met een ontruimingstermijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis) kan worden toegewezen.
Toezegging van WonenBreburg
3.4.
WonenBreburg heeft toegezegd bereid te zijn de ontruiming van de woning onder bepaalde voorwaarden uit te stellen. Die voorwaarden zullen worden vastgelegd in een gebruiksovereenkomst. Zo lang [gedaagde] zich houdt aan (de voorwaarden van) de gebruiksovereenkomst heeft WonenBreburg niet de intentie te ontruimen. Een vonnis, waarbij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wordt uitgesproken dient voor WonenBreburg enkel als stok achter de deur. De kantonrechter gaat er van uit dat WonenBreburg zich aan deze toezegging zal houden.
Vervaltermijnen en toekomstige huurtermijnen
3.5.
De kantonrechter wijst het gevorderde bedrag van € 724,38 per maand voor nog te vervallen huurpenningen vanaf 1 april 2024 toe, tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst. De huurtermijnen tot en met maart 2024 zijn al meegenomen in het toe te wijzen bedrag dat [gedaagde] moet betalen.
3.6.
De kantonrechter wijst eveneens toe een bedrag van € 724,38 per maand als gebruiksvergoeding/schadevergoeding voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen. De wettelijke huurverhoging over de gebruiksvergoeding zal worden afgewezen. Immers, de huurovereenkomst is op dat moment al ontbonden en de wettelijke huurverhoging is enkel toewijsbaar over de bedragen die op grond van de overeenkomst verschuldigd zijn. De schadevergoeding is dan op grond van de wet verschuldigd.
Rente en kosten
3.7.
De gevorderde verschenen en toekomstige wettelijke rente zal als niet weersproken worden toegewezen zoals hierna in de beslissing bepaald.
3.8.
Voorts vordert WonenBreburg een bedrag van € 235,72 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter overweegt dat WonenBreburg, op grond van de met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten samenhangende wettelijke bepalingen, in deze zaak moet aantonen dat zij een kosteloze aanmaning conform artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek heeft verzonden aan [gedaagde] . Gelet op de stellingen van WonenBreburg en de bij dagvaarding overgelegde brief van 29 augustus 2023 heeft zij aan dit wettelijke vereiste voldaan. Het gevorderde bedrag aan vergoeding van de buitengerechtelijke kosten komt vervolgens overeen met de het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, zodat dit bedrag toewijsbaar is.
3.9.
[gedaagde] zal als de in grotendeels in het ongelijk gesteld partij, worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten worden aan zijde van WonenBreburg begroot op:
- dagvaarding € 130,48
- griffierecht € 496,00
- salaris gemachtigde € 528,00 (2 punten x € 264,00)
- nakosten € 132,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 1.286,48

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te [woonadres] ;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde binnen twee weken na de betekening van dit vonnis met al de zijnen en het zijne te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van WonenBreburg te stellen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan WonenBreburg te betalen:
- een bedrag van € 6.057,89 aan huur tot en met maart 2024 (inclusief buitengerechtelijke kosten en verschenen rente), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.895,13 vanaf 6 december 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- een bedrag van € 724,38 aan huur vanaf 1 april 2024 tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldatum van de desbetreffende huurtermijn(en) tot de dag der algehele voldoening;
- een bedrag van € 724,38 aan gebruiksvergoeding voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] het gehuurde na de ontbinding van de huurovereenkomst feitelijk in gebruik houdt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldatum van desbetreffende termijn(en) tot de dag der algehele voldoening;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.286,48, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
4.5.
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van ‘t Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2024.