In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2024 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van de betrokkene, geboren in 2000 en momenteel verblijvend in een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA). De rechtbank heeft de tbs met één jaar verlengd, in plaats van de door de officier van justitie gevorderde twee jaar, en heeft enkele voorwaarden met betrekking tot alcohol- en drugsgebruik gewijzigd. De rechtbank baseerde haar beslissing op de adviezen van een psycholoog en de reclassering, die beiden aangaven dat de betrokkene goede vorderingen had gemaakt, maar dat er nog stappen gezet moesten worden in de behandeling. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van de betrokkene was om de tbs met één jaar te verlengen, zodat er na dit jaar opnieuw kon worden beoordeeld of de tbs nog noodzakelijk was. De rechtbank heeft ook de voorwaarden met betrekking tot het middelengebruik aangepast, zodat de betrokkene zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering.