Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.Het beslag
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 10 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging voorbereiden van een plofkraak. De verdachte, geboren in 1997 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. Z.M. Alaca. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 27 maart 2024, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. D. Colak, heeft de standpunten kenbaar gemaakt.
De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor een plofkraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was. De officier van justitie was ontvankelijk in de vervolging en er was geen reden voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte wist dat medeverdachten explosieven vervoerden en dat hij betrokken was bij de voorbereidingen voor de plofkraak.
De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 8 december 2022 in Nederland, samen met anderen, voorbereidingen heeft getroffen voor het plegen van een plofkraak. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de maatschappelijke onrust die plofkraken veroorzaken in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 33, 33a, 46, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.