ECLI:NL:RBZWB:2024:2363

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
C/02/418729 / FA RK 24-518
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Haerkens-Wouters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over een minderjarige in het kader van gezagsbeëindigende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2009. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat het perspectief van de minderjarige niet bij haar ligt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, die emotioneel verwaarloosd is geraakt door de psychische problematiek van de moeder, in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. De moeder heeft zich niet verzet tegen het verzoek en heeft aangegeven dat zij haar rol als opvoeder niet meer kan vervullen. De vader, die na detentie zijn leven op de rit probeert te krijgen, heeft aangegeven dat hij de zorg voor de minderjarige op zich wil nemen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanvaardbare termijn voor de moeder is verstreken en dat het in het belang van de minderjarige is om duidelijkheid te krijgen over zijn opvoedplek. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad toegewezen en het gezag van de moeder beëindigd, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, die behoefte heeft aan stabiliteit en duidelijkheid in zijn opvoedingssituatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/418729 / FA RK 24-518
Datum uitspraak: 9 april 2024
Beschikking over gezagsbeëindiging
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO LIMBURG,
hierna te noemen: de Raad,
locatie Maastricht,
betreffende
[minderjarige],
geboren op [geboortedag 1] 2009 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A. Koop-van Vliet te Breda,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze, gemeente Gilze en Rijen,
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Helmond.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 26 januari 2024, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het F9-formulier van 20 maart 2024 van mr. Koop-van Vliet;
- het e-mailbericht van mr. Koop-van Vliet van 26 maart 2024, betreffende een kopie van de door de moeder tijdens de mondelinge behandeling voorgelezen brief voor [minderjarige] .
1.2
Op 26 maart 2024 heeft de rechtbank het verzoek behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Bij die gelegenheid is zijn verschenen en gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een medewerker namens de Raad.
1.3
Met bijzondere toestemming van de rechtbank is bij de mondelinge behandeling als toehoorder aanwezig mevrouw [naam] , begeleidster van de moeder vanuit GGZ.
1.3
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd ‘kindgesprek’. Hiervan heeft hij gebruik gemaakt op 25 maart 2024. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank heeft de aanwezigen voorgehouden wat [minderjarige] heeft verteld.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
Bij beschikking van deze rechtbank van 19 januari 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld en is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend.
2.3
Laatstelijk, bij beschikking van deze rechtbank van 16 januari 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 19 januari 2024 tot 16 juli 2024. Tevens heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 16 januari 2024 tot 16 juli 2024. De behandeling van het verzoek voor het overige en iedere verdere beslissing is daarbij aangehouden tot 20 juni 2024 in afwachting van een schriftelijk verslag van de GI en het standpunt van de GI over het resterend verzoek.
2.4
Op grond van voornoemde beschikking verblijft [minderjarige] op dit moment bij een [crisisgroep] te [plaats 1] .

3.Het verzoek

3.1
De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2
De Raad heeft op basis van het verrichte onderzoek in het rapport van 26 januari 2024, samengevat, het volgende geconcludeerd. Tot zijn 11e jaar woonde [minderjarige] bij de moeder en had hij omgang met de vader. Daarna verbleef hij op veel verschillende plekken. [minderjarige] heeft ingrijpende levensgebeurtenissen meegemaakt als gevolg van onder meer de psychiatrische problematiek van zijn moeder. Zij was emotioneel niet beschikbaar voor hem. Daarnaast lukte het de ouders niet om constructief samen te werken en goede afspraken met elkaar te maken. [minderjarige] heeft veel meegekregen van de spanningen binnen het familienetwerk. Hij is een emotioneel verwaarloosde en beschadigde jongen met LVB-problematiek. Al op jonge leeftijd had hij verantwoordelijkheden die niet passend waren bij zijn leeftijd. Dit heeft geleid tot gedragsproblemen. [minderjarige] heeft trauma’s opgelopen van de periode dat de moeder onder invloed was van alcohol en drugs en psychoses ontwikkelde en dat heeft gevolgen voor zijn gehechtheid. [minderjarige] blowt en doet zijn best dit onder controle te krijgen. Hij volgt ruim twee jaar geen regulier onderwijs en komt niet toe aan zijn ontwikkeling. Bij de moeder is sprake van psychische problematiek. Zij is regelmatig niet of slecht bereikbaar voor de hulpverlening, maar ook voor [minderjarige] en de vader. Hierdoor kan er bijvoorbeeld geen toestemming worden verkregen voor een GGZ hulpverleningstraject. De moeder is niet in staat om de zorg voor [minderjarige] te dragen of haar gezag uit te oefenen. Volgens de Raad is de aanvaardbare termijn voor [minderjarige] verstreken. Hij heeft last van onzekerheid over zijn opvoedplek c.q. perspectief. Hij wil het allerliefst bij zijn vader wonen, wat (op dit moment nog) niet mogelijk is. Om de in het hulpverleningsplan gestelde doelen te bereiken, acht de Raad een gezagsbeëindiging van de moeder het meest passend. Ook om [minderjarige] duidelijkheid te geven over zijn perspectief, namelijk dat dat niet meer bij de moeder ligt. Sinds de vader uit detentie is, stelt hij alles in het werk om zijn leven op de rit te krijgen. Hij laat zien een betrokken ouder te zijn, die verantwoordelijkheid neemt en openstaat voor samenwerking met de GI en de betrokken hulpverlening. Voor de moeder is een ondertoezichtstelling niet langer een passende maatregel. De voortzetting van de ondertoezichtstelling ten aanzien van de vader lijkt de juiste keuze.

4.De standpunten

4.1
Ter nadere onderbouwing van en in aanvulling op het verzoek heeft de Raad, samengevat, nog het volgende aangevoerd. [minderjarige] heeft een voorgeschiedenis met instabiliteit en onduidelijkheid over zijn toekomst. De Raad ziet perspectief bij de vader. Daar zitten mogelijkheden, maar nu nog niet. Hierop dient in de komende tijd te worden ingezet en vader staat open voor deze ondersteuning. Ten aanzien van de moeder geldt dat moet worden ingezet op het hebben van een prettig en onbelast contact met [minderjarige] . Dat is het hoogst haalbare. Voor de moeder wordt er geen (toekomstige) rol meer gezien in de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . De Raad vindt het knap hoe de moeder aankijkt tegen het verzoek en hoe zij daarmee haar emotionele toestemming geeft aan [minderjarige] .
4.2
Door en namens de moeder is, samengevat, aangevoerd dat het op dit moment goed gaat met de moeder. Thuis is het rustiger en met medicatie gaat het goed. Zij heeft haar leven enigszins op de rit. De moeder gaat respectvol met de vader om, alsook met de situatie. De moeder verzet zich niet tegen het verzoek. Wel wenst zij nog op te merken dat het niet zo is dat zij niet goed bereikbaar is voor de GI. Hiervoor moet wat moeite worden gedaan, maar als het nodig is, is zij altijd bereikbaar.
De moeder heeft een brief voor [minderjarige] geschreven. Zij wil hem laten weten dat zij er altijd voor hem zal zijn als hij een klankbord nodig heeft, maar ook dat zij, door akkoord te gaan met het verzoek, symbolisch afscheid van hem neemt en belangrijke beslissingen voortaan overlaat aan de vader. De moeder geeft aan, nadat zij de brief op de mondelinge behandeling heeft voorgelezen, dat zij deze zelf aan [minderjarige] zal geven.
4.3
Door en namens de vader is, samengevat, aangevoerd dat hij achter het verzoek staat. Volgens de vader was de moeder tot dat haar psychische problematiek begon en de overhand ging krijgen een goede opvoeder. Hoe de moeder met de situatie omgaat verdient complimenten. De brief die zij aan [minderjarige] schrijft, waarin zij haar zeggenschap over hem opgeeft, vindt de vader krachtig en positief. Ook als de moeder geen gezag meer heeft, zal de vader haar blijven betrekken in het leven van [minderjarige] . De vader neemt de rol als ouder met eenhoofdig gezag op zich. Hiertoe is hij ook in staat. Hij heeft een goede band met de GI en volgt adviezen op. De vader zet de komende periode in op een transitie naar een eigen woning en hoopt dat [minderjarige] op enig moment bij hem kan komen wonen.
4.4
Namens de GI is, samengevat, het volgende naar voren gebracht. De GI begrijpt van en prijst de moeder dat zij achter het verzoek staat. Hiermee geeft zij emotionele toestemming aan [minderjarige] . De GI wenst nog te nuanceren dat het niet zo is dat het lastig is om met de moeder in contact te komen, al heeft de vorige jeugdzorgwerker dat wel zo ervaren. Op dit moment gaat [minderjarige] vijf keer per week naar de dagbesteding en heeft hij zijn eigen jeugdcoach. Dat gaat goed. [minderjarige] mag niet meer naar [behandelgroep] , waar de vader verblijft. [minderjarige] woont nu op een [crisisgroep] in [plaats 1] . Maar dit is een tussenstap. Vanaf 2 april 2024 gaat [minderjarige] naar een groep voor kleinschalig wonen in [plaats 2] . Dit is zijn laatste plek, voordat hij weer, althans dat is de bedoeling, bij de vader kan gaan wonen. In de komende periode gaat de GI kijken naar de ontwikkeling van de vader en wat er nodig is voor een terugplaatsing van [minderjarige] bij hem.

5.De beoordeling

5.1
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2
Gelet op de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling oordeelt de rechtbank als volgt. Genoegzaam is gebleken dat er geen sprake is van misbruik van het gezag door de moeder. De vraag die aldus aan de rechtbank voorligt is of [minderjarige] zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en de moeder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van [minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn.
5.3
De rechtbank stelt vast dat [minderjarige] in zijn jonge leven al heel erg veel heeft meegemaakt en een instabiele en onvoorspelbare opvoedingssituatie heeft gekend. Bij de moeder was sprake van psychische problematiek in combinatie met middelengebruik. [minderjarige] is hierdoor emotioneel verwaarloosd en beschadigd geraakt. Hij had op jonge leeftijd te maken met verantwoordelijkheden die niet bij zijn leeftijd paste. Een en ander heeft geleid tot problemen in de gehechtheid, ten gevolge waarvan gedragsproblemen bij [minderjarige] zijn ontstaan. Dit wordt door beide ouders niet betwist.
5.4
Naar het oordeel van de rechtbank lukt het de moeder niet om de verantwoordelijkheid voor de zorg en opvoeding van [minderjarige] te dragen. Sinds 2021 is er onafgebroken sprake van een ondertoezichtstelling en heeft [minderjarige] middels machtigingen tot uithuisplaatsing op verschillende plekken verbleven. Uit het raadsrapport en de mondelinge toelichting daarop door de Raad, blijkt dat het perspectief van [minderjarige] niet bij de moeder ligt, nu niet maar ook in de toekomst niet (meer). De moeder verzet zich niet tegen die conclusie.
5.5
De rechtbank ziet dat de moeder veel van [minderjarige] houdt en, naar haar mogelijkheden, haar uiterste best doet. Echter, de rechtbank dient te beoordelen of de moeder in staat is om binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn weer de verzorging en opvoeding voor haar rekening te nemen. De rechtbank is van oordeel dat de aanvaardbare termijn voor [minderjarige] inmiddels is verstreken. Voor [minderjarige] is het van belang dat hem duidelijkheid wordt geboden over de rol van de moeder als zijn opvoeder en hem richting wordt gegeven in de weg die hij te gaan heeft.
5.6
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder dan ook toewijzen. De rechtbank heeft zich ervan vergewist dat de moeder akkoord is met het verzoek, terwijl de vader bereid en in staat wordt geacht om de rol van ouder met eenhoofdig gezag op zich te nemen.
5.7
In verband met het bepaalde in artikel 2, aanhef en sub a, van het Besluit Gezagsregisters zal de rechtbank de griffier verzoeken een afschrift van deze beschikking te sturen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van de gewijzigde gezagssituatie.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.8
De rechtbank zal, gelet op de aard daarvan, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Tot slot
5.9
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling een brief voorgedragen, gericht aan [minderjarige] . De rechtbank heeft er voor gekozen om deze brief in het dossier te voegen, maar zal de exacte inhoud daarvan niet in deze beschikking opnemen.
5.1
Verder gaat de rechtbank uit van de toezegging van de vader dat hij de moeder in het leven van [minderjarige] zal blijven betrekken. Onderdeel daarvan is ook dat er een goed contact blijft bestaan tussen [minderjarige] en de moeder.
5.11
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1
beëindigt het ouderlijk gezag van [de moeder] , geboren op [geboortedag 2] 1976 te [geboorteplaats 2] over:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2009 te [geboorteplaats 1] ;
6.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. Haerkens-Wouters, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024 in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
Mededeling van de griffier:
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.