ECLI:NL:RBZWB:2024:2360

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
10826704 \ CV EXPL 23-3762
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen Stichting Woonkwartier en [gedaagde 1], die in persoon procedeerde met de ondersteuning van bewindvoerders. De eisende partij, Woonkwartier, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand die meer dan drie maanden bedraagt. De huurovereenkomst was op 15 november 2021 ingegaan en de huurprijs was vastgesteld op € 513,66 per maand. De huurachterstand was opgelopen tot € 2.252,76 over de periode van juni 2022 tot 20 februari 2024. Woonkwartier had eerder een melding gedaan bij de gemeente voor vroegsignalering van de huurachterstand en de goederen van [gedaagde 1] waren onder bewind gesteld, met benoeming van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] als bewindvoerders.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 februari 2024 heeft de bewindvoerder de situatie van [gedaagde 1] toegelicht, waarbij werd aangegeven dat er problemen waren met de uitkering die niet was ontvangen. Ondanks de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde 1], oordeelde de kantonrechter dat de huurachterstand meer dan drie maanden bedroeg en dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De kantonrechter verklaarde Woonkwartier niet-ontvankelijk in haar vordering jegens [gedaagde 1], maar ontbond de huurovereenkomst en veroordeelde de bewindvoerders tot ontruiming van de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis. Tevens werden de bewindvoerders hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 1.211,86.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10826704 \ CV EXPL 23-3762
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van
STICHTING WOONKWARTIER,
te Moerdijk,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonkwartier,
gemachtigde: AGIN Timmermans Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
procederend in persoon,
2.
[gedaagde 2], vennoot van
[V.O.F.]in zijn/haar
hoedanigheid als bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [gedaagde 1] ,
3.
[gedaagde 3], vennoot van
[V.O.F.]in zijn/haar
hoedanigheid als bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [gedaagde 1] ,
te Breda,
hierna te noemen: de bewindvoerders,
beide procederend in persoon,
gedaagde partij.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 januari 2024
- het e-mailbericht met bijlagen ontvangen op 20 februari 2024 van Woonkwartier.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 27 februari 2024 plaatsgevonden. Woonkwartier heeft daarbij een brief overgelegd van 23 januari 2024. Deze brief heeft betrekking op het toekomstperspectief van de huurwoning en op de huurprijs die verlaagd wordt. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen op de mondelinge behandeling is besproken. Na het sluiten van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 15 november 2021 verhuurt Woonkwartier de woning aan de [adres] aan [gedaagde 1] . De huurovereenkomst tussen partijen is voor onbepaalde tijd gesloten. Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van toepassing verklaard.
2.2.
De huurprijs bedraagt (met terugwerkende kracht) per september 2023 € 513,66 per maand.
2.3.
[gedaagde 1] heeft vanaf juni 2022 een huurachterstand laten ontstaan.
2.4.
Woonkwartier heeft een melding vroegsignalering bij de gemeente gedaan.
2.5.
Bij beschikking van 25 januari 2024 van de kantonrechter van deze locatie zijn de (toekomstige) goederen van [gedaagde 1] per 26 januari 2024 onder bewind gesteld, met benoeming van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] tot bewindvoerders.

3.Het geschil

3.1.
Woonkwartier vordert – samengevat en na wijziging van eis – ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De huurachterstand bedraagt over de periode juni 2022 tot 20 februari 2024 € 2.252,76. Hierop zijn de ontvangen betalingen van [gedaagde 1] gedurende deze procedure in mindering gebracht. Woonkwartier vordert de betaling van dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. Daarnaast vordert Woonkwartier de veroordeling van [gedaagde 1] tot betaling van € 351,77 wegens buitengerechtelijke incassokosten. Ook vordert Woonkwartier de veroordeling van [gedaagde 1] tot betaling van de maandelijkse huurprijs, totdat de huurovereenkomst is ontbonden en daarna de betaling van een bedrag gelijk aan de huurprijs, gedurende de periode dat [gedaagde 1] de woning na ontbinding van de huurovereenkomst in gebruik heeft. Voorts vordert Woonkwartier de veroordeling van [gedaagde 1] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde 1] heeft bij mondeling antwoord verweer gevoerd. De bewindvoerder heeft op de mondelinge behandeling de situatie van [gedaagde 1] nader toegelicht. Het verweer van de gedaagde partij zal hierna – voor zover van belang – in de beoordeling aan de orde komen.

4.De beoordeling

4.1.
De goederen van [gedaagde 1] zijn gedurende deze procedure onder bewind gesteld. Nu er sprake is van een beschermingsbewind, dienen de bewindvoerders als (formele) procespartij aangemerkt te worden. [gedaagde 1] is als gevolg van het beschermingsbewind niet meer bevoegd om zelf in rechte op te treden en Woonkwartier is daardoor in haar vordering jegens [gedaagde 1] niet-ontvankelijk.
4.2.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op ontbinding van de overeenkomst en ontruiming van het gehuurde. Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst en ontruiming van de woning gerechtvaardigd zijn, zijn alle omstandigheden van het geval van belang.
4.3.
[gedaagde 1] heeft als verweer gevoerd dat de vordering vanwege gedane betalingen lager is dan door Woonkwartier is gesteld. Uit de door [gedaagde 1] overgelegde stukken blijkt echter dat Woonkwartier alle betalingen van [gedaagde 1] heeft meegenomen in haar vordering.
4.4.
De bewindvoerder heeft op de mondelinge behandeling toegelicht dat wegens onbekende reden de uitkering van [gedaagde 1] in februari 2024 niet is ontvangen, maar is uitbetaald aan een deurwaarder. Daardoor kan de huur van maart 2024 nog niet betaald worden. De bewindvoerder heeft toegezegd de huur van maart 2024 te betalen zodra de uitkering alsnog is ontvangen. Ook zal de huur van april 2024 eind maart 2024 worden betaald. Zodra de financiële situatie van [gedaagde 1] inzichtelijk is geworden kunnen nadere afspraken worden gemaakt met Woonkwartier.
4.5.
De huurachterstand bedraagt meer dan drie maanden. [gedaagde 1] komt de huurovereenkomst dus al langere tijd niet na. [gedaagde 1] heeft aangevoerd dat zij langere tijd getracht heeft hulpverlening via de gemeente in te schakelen, maar dat zij de gewenste hulp niet kreeg. Ook heeft [gedaagde 1] de zorg over haar meerderjarige dochter. De door [gedaagde 1] aangevoerde persoonlijke omstandigheden komen, hoe vervelend ook, voor haar rekening en risico. Woonkwartier vordert gelet op de huurachterstand terecht de ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter zal deze vordering en de vordering tot ontruiming van de woning toewijzen. Woonkwartier heeft op de mondelinge behandeling medegedeeld dat zij het vonnis niet ten uitvoer zal leggen zolang minstens de lopende huur zal worden betaald, waarvan de maand maart 2024 op een latere datum alsnog zal worden betaald.
4.6.
De vorderingen tot betaling van € 2.252,76 wegens huurachterstand tot en met februari 2024 en € 351,77 wegens buitengerechtelijke incassokosten zijn, als onvoldoende dan wel niet betwist, toewijsbaar.
4.7.
Nu de goederen van [gedaagde 1] onder bewind zijn gesteld en de bewindvoerders in rechte zijn verschenen, zal de veroordeling worden uitgesproken tegen de bewindvoerders. Zij zullen daartoe hoofdelijk worden veroordeeld.
4.8.
De bewindvoerders zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woonkwartier worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,86
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2,00 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.211,86

5.De beslissing

De kantonrechter
verklaart Woonkwartier niet-ontvankelijk in haar vordering jegens [gedaagde 1] ;
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen Woonkwartier en [gedaagde 1] betreffende de woning aan de [adres] ;
veroordeelt de bewindvoerders om de voornoemde woning met verdere aanhorigheden binnen twee weken na betekening van dit vonnis met alle zich daarin bevindende personen en zaken te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking te stellen van Woonkwartier;
veroordeelt de bewindvoerders hoofdelijk, des dat de een betalende de ander tot het beloop van die betaling zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Woonkwartier te voldoen:
  • € 2.252,76 wegens huur over de periode juni 2022 tot 20 februari 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening,
  • € 351,77 wegens buitengerechtelijke incassokosten,
  • € 513,66 per maand wegens huur na 20 februari 2024 tot de ontbinding van de huurovereenkomst,
  • € 513,66 per maand (of gedeelte daarvan) wegens gebruiksvergoeding/
schadevergoeding vanaf de ontbinding van de huurovereenkomst tot de feitelijke ontruiming van het gehuurde;
veroordeelt de bewindvoerders hoofdelijk, des dat de een betalende de ander tot het beloop van die betaling zal zijn bevrijd, in de proceskosten van € 1.211,86, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening indien de bewindvoerders niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.