ECLI:NL:RBZWB:2024:2349

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
02/179813-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel binnendringen bij iemand in staat van verminderd bewustzijn

Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel binnendringen bij een slachtoffer dat zich in een staat van verminderd bewustzijn bevond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks dat hij wist dat het slachtoffer onder invloed van alcohol verkeerde, seksuele handelingen heeft verricht. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 26 maart 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging werd gewijzigd en de rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer zorgvuldig gewogen. Het slachtoffer verklaarde dat zij zich in een staat van verminderd bewustzijn bevond door alcoholgebruik en dat zij niet in staat was om weerstand te bieden tegen de seksuele handelingen. De verdachte erkende dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar betwistte dat het slachtoffer niet in staat was om haar wil te bepalen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de toestand van het slachtoffer en dat hij misbruik heeft gemaakt van haar kwetsbaarheid.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uur. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 243 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 9 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/179813-22
vonnis van de meervoudige kamer van 9 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1959 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsvrouw mr. M.C. Schraven, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 maart 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte seks heeft gehad met [slachtoffer] , terwijl zij in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap leed, dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. Verdachte heeft verklaard seks te hebben gehad met [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). Uit het dossier volgt dat [slachtoffer] verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn door alcoholgebruik en verdachte wist dit ook.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en verzoekt verdachte van het tenlastegelegde feit vrij te spreken. Dat verdachte en [slachtoffer] seks hebben gehad staat vast, maar uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat er sprake was van
verminderd bewustzijn. [slachtoffer] had die avond alcohol genuttigd, maar kon nog een gesprek voeren, antwoorden op vragen, zonder wankelen naar de slaapkamer lopen en zichzelf daar staand uitkleden. Zelfs als kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde dan heeft verdachte hiervan geen
wetenschapgehad. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat [slachtoffer] een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis heeft. Verdachte was niet op de hoogte van een verstandelijke beperking en van een eerdere alcoholverslaving.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Voor een bewezenverklaring ter zake van artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is vereist dat de verdachte met iemand van wie hij weet dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens lijdt dat zij niet of onvolkomen in staat is haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen pleegt die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
In deze zaak staat niet ter discussie dat verdachte seks heeft gehad met [slachtoffer] , die mede bestond uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Verdachte heeft dat ook bekend.
De vraag die beantwoord moet worden is of [slachtoffer] in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde en of verdachte dat ook wist.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel ‘verminderd bewustzijn’ heeft beoogd seksuele handelingen strafbaar te stellen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen bij iemand die verkeert in een situatie tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn in, waarbij van diegene in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om sluimering die aan een diepe slaap voorafgaat, of daarop volgt, of een situatie waarin iemand zich bevindt in een roes als gevolg van het innemen van alcohol of drugs.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij verdachte heeft leren kennen omdat hij haar beroepshalve hielp met een verhuizing en dat zij daarna is gaan werken bij [organisatie] , het bedrijf van verdachte en [getuige] . [slachtoffer] heeft verder verklaard dat zij verdachte heeft verteld over haar verleden, waaronder haar alcohol- en drugsverslaving.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte naar haar woning kwam om te klussen in haar woning en vervolgens is blijven eten. Verdachte had twee flessen wijn meegenomen en schonk, ondanks dat [slachtoffer] had gezegd dat zij niet wilde drinken, ook een glas in voor [slachtoffer] . Zij gingen vervolgens op de bank tv kijken en verdachte kwam steeds dichter bij [slachtoffer] zitten. Zij hebben toen beiden wijn gedronken. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op een gegeven moment van de kaart was en zich aangeschoten/dronken voelde. Zij weet niet hoe zij van de bank naar de slaapkamer is gegaan. Zij herinnert zich dat zij in de slaapkamer helemaal verstijfd was en half lag te slapen. Terwijl zij in bed lag hebben seksuele handelingen plaatsgevonden waarbij verdachte haar heeft gebeft, gevingerd en haar heeft gepenetreerd. Dat vond plaats voordat haar dochter aan de deur stond. Zij heeft verklaard dat zij toen haar dochter aan de deur stond, met haar dronken hoofd naar beneden is gegaan en dat haar dochter boos was omdat zij had gedronken.
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat [slachtoffer] werd begeleid door Amarant en een bewindvoerder had. Met zijn bedrijf verrichtte hij onder meer verhuizingen voor zorginstellingen vanuit waar hij [slachtoffer] heeft leren kennen.
Verdachte heeft verklaard dat er seksuele handelingen zijn gepleegd op twee momenten. Nadat verdachte op de eerste avond na het klussen bij [slachtoffer] is gebleven hebben zij samen wijn gedronken en tv gekeken. Verdachte heeft verklaard dat zij in de slaapkamer zijn beland nadat [slachtoffer] op de bank haar bh uit deed en instemde om naar de slaapkamer te gaan alwaar zij zichzelf uitkleedde. Verdachte heeft haar toen oraal bevredigd. De tweede avond heeft verdachte wederom wijn gehaald en zijn zij opnieuw in de slaapkamer beland waarbij verdachte [slachtoffer] oraal heeft bevredigd en heeft gepenetreerd. Verdachte weet niet meer wat daaraan vooraf is gegaan.
Op het moment dat [slachtoffer] klaar kwam was zij half dronken, aldus verdachte. Toen de dochter van [slachtoffer] kwam, trof zij haar moeder aan terwijl die aangeschoten, dronken was. [slachtoffer] was toen ook wankel, aldus verdachte. Hij heeft [slachtoffer] toen in bed gelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij weet van [slachtoffer] ’s drugsgebruik in het verleden door wat zij daar zelf over heeft verteld. Hij zegt dat zij hem niet verteld heeft over een alcoholverslaving. Verdachte vertelt dat hij niet het idee had dat zij regelmatig dronk.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat [slachtoffer] beide keren in een staat van
verminderd bewustzijnverkeerde gedurende de tijd dat zij met verdachte in de slaapkamer was en dus ook op het moment dat verdachte de seksuele handelingen heeft verricht. [slachtoffer] weet niet meer hoe zij in de slaapkamer is gekomen en heeft slechts vage herinneringen over wat er in bed is gebeurd. Zij kon door haar toestand beide keren geen weerstand bieden aan de seksuele verlangens van een ander.
Dat verdachte ten tijde van de seksuele handelingen met [slachtoffer] beide keren op de hoogte was van haar toestand, volgt naar het oordeel van de rechtbank niet alleen uit haar verklaring, maar ook uit de verklaring van verdachte zelf waarin hij aangeeft dat zij aangeschoten/dronken was, wankel liep en dat hij haar in bed heeft gelegd. Ter zitting heeft hij bevestigd dat hij beide keren flessen wijn bij zich had en dat daaruit door hen gedronken is.
De verklaring van verdachte, dat hij niet wist van de alcoholverslaving van [slachtoffer] , acht de rechtbank ongeloofwaardig en daar wordt dan ook aan voorbij gegaan. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij veel over haar verleden heeft verteld en ook verdachte heeft dat verklaard. Het is niet aannemelijk dat [slachtoffer] wel zou hebben verklaard over haar drugsverslaving maar niet over haar alcoholverslaving. Bovendien is zij heel stellig in haar verklaring dat zij dit aan verdachte heeft verteld en hem ook heeft verteld hoelang zij al clean was.
De gang van zaken zoals geschetst door [slachtoffer] wordt ondersteund door de verklaring van [getuige] . Hij heeft verklaard dat [slachtoffer] vanaf maart 2021 werd begeleid door [organisatie] . Op enig moment werd hij door een collega gehaald omdat [slachtoffer] huilend in de kantine zat. [slachtoffer] heeft hem toen heeft verteld wat er was gebeurd tussen haar en verdachte. [getuige] heeft verklaard dat hij wist dat [slachtoffer] problemen had met drank en dat verdachte daar ook van op de hoogte was. Daarnaast heeft [getuige] op 23 juni 2021 een e-mail ontvangen van verdachte waarin verdachte schrijft dat het niet goed is wat er is gebeurd.
Daarnaast wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door de WhatsApp-berichten tussen haar en verdachte van 22 en 23 juni 2021. Hierin schrijft verdachte dat, los van het feit wat er is gebeurd, hij ook goed voor [slachtoffer] is geweest en dat zijn naam nu door het slijk gaat wat hij misschien wel heeft verdiend. Ook schrijft hij dat hij fout is geweest en dat heeft toegegeven.
Al het voorgaande in samenhang bezien, leidt de rechtbank tot de conclusie dat [slachtoffer] beide keren ten tijde van de tenlastegelegde seksuele handelingen van verdachte verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn en dat verdachte dit ook wist. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde in die zin heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 01 maart 2021 tot en met 22 juni 2021 te [plaats] met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van de penis en vinger(s) en tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder met de omstandigheid dat hij mantelzorger is voor zijn moeder. De oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal grote gevolgen hebben voor zijn bedrijf en woning.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel misbruiken van [slachtoffer] . Hij heeft seks met haar gehad terwijl hij wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Daarnaast neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij tweemaal met flessen wijn naar [slachtoffer] is gegaan, terwijl hij op de hoogte was van haar alcoholverslaving. Hiermee heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, de persoonlijke levenssfeer en de seksuele vrijheid van [slachtoffer] en heeft hij misbruik gemaakt van haar kwetsbaarheid. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten langdurig de nadelige gevolgen daarvan (kunnen) ondervinden.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 12 maart 2024. Uit dit advies komt naar voren dat het risico op recidive niet kan worden ingeschat.
De reclassering vindt het zorgelijk dat verdachte niet inziet dat er sprake is van ongelijkwaardigheid tussen hem en [slachtoffer] . Verdachte had moeten inzien dat zij ondergeschikt aan hem was als vrijwilliger in zijn bedrijf en omdat hij op de hoogte was van de begeleiding die zij ontving vanuit Amarant.
De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft ook ter zitting geconstateerd dat bij verdachte geen inzicht bestaat over de ongelijkwaardigheid tussen hem en [slachtoffer] . [slachtoffer] zag hem duidelijk als baas, terwijl volgens verdachte sprake is van een gelijkwaardigheid. Verdachte wist dat [slachtoffer] werd begeleid door Amarant en een bewindvoerder had en had dus moeten weten dat zij kwetsbaar was. Zij heeft veel over haar verleden verteld.
De straf
Voor het seksueel binnendringen van een persoon die in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde zijn geen oriëntatiepunten voorhanden. De rechtbank constateert dat het taakstrafverbod van toepassing is en dat het opleggen van alleen een taakstraf niet mogelijk is. Bij het bepalen van de (hoogte van de) op te leggen straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de ouderdom van het feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend gelet op de hiervoor genoemde ernst van de feiten.
Om te voorkomen dat verdachte nogmaals de fout in gaat, legt de rechtbank aan verdachte een gedeelte van die gevangenisstraf voorwaardelijk op.
Gelet op de persoon van verdachte en de overige omstandigheden acht de rechtbank het opportuun en maatschappelijk gezien zinvol om naast een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf op te leggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daarnaast een taakstraf van 180 uur passend en geboden is.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 243 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert,
handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van
het lichaam
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zeven (7) maanden, waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. M.M. Veldhuizen en
mr. L.H. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 april 2024.
De voorzitter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.