Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
verminderd bewustzijn. [slachtoffer] had die avond alcohol genuttigd, maar kon nog een gesprek voeren, antwoorden op vragen, zonder wankelen naar de slaapkamer lopen en zichzelf daar staand uitkleden. Zelfs als kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde dan heeft verdachte hiervan geen
wetenschapgehad. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat [slachtoffer] een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis heeft. Verdachte was niet op de hoogte van een verstandelijke beperking en van een eerdere alcoholverslaving.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat [slachtoffer] beide keren in een staat van
verminderd bewustzijnverkeerde gedurende de tijd dat zij met verdachte in de slaapkamer was en dus ook op het moment dat verdachte de seksuele handelingen heeft verricht. [slachtoffer] weet niet meer hoe zij in de slaapkamer is gekomen en heeft slechts vage herinneringen over wat er in bed is gebeurd. Zij kon door haar toestand beide keren geen weerstand bieden aan de seksuele verlangens van een ander.
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De reclassering vindt het zorgelijk dat verdachte niet inziet dat er sprake is van ongelijkwaardigheid tussen hem en [slachtoffer] . Verdachte had moeten inzien dat zij ondergeschikt aan hem was als vrijwilliger in zijn bedrijf en omdat hij op de hoogte was van de begeleiding die zij ontving vanuit Amarant.
De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Om te voorkomen dat verdachte nogmaals de fout in gaat, legt de rechtbank aan verdachte een gedeelte van die gevangenisstraf voorwaardelijk op.
Gelet op de persoon van verdachte en de overige omstandigheden acht de rechtbank het opportuun en maatschappelijk gezien zinvol om naast een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf op te leggen.
7.De wettelijke voorschriften
8.De beslissing
een gevangenisstraf van zeven (7) maanden, waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
een taakstraf van 180 uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen.