ECLI:NL:RBZWB:2024:2346

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
02/277081-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling door het dichtknijpen van de keel van een buurman

Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 27 oktober 2022 in [plaats 2] geprobeerd zijn buurman zwaar te mishandelen door diens keel met kracht dicht te knijpen en dit gedurende enige tijd vol te houden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door het dichtknijpen van de keel, een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De verdachte heeft in eerste instantie verklaard dat hij bijna iemand had vermoord, wat de ernst van zijn handelen onderstreept. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte in verminderde mate toerekenbaar wordt geacht, wat door de rechtbank is overgenomen op basis van een psychologisch rapport. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig dagen, waarvan achtentwintig dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn spijt en de stappen die hij heeft gezet om aan zichzelf te werken. De uitspraak benadrukt de ernst van het dichtknijpen van de keel, vooral gezien de kwetsbaarheid van oudere slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/277081-22
vonnis van de meervoudige kamer van 9 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1978 te [plaats 1] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsman mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 maart 2024, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar te mishandelen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd. Verdachte heeft de keel van zijn toenmalige buurman dichtgeknepen. Er is daarbij door verdachte behoorlijk veel kracht uitgeoefend en verdachte heeft zelf verklaard dat hij inschat dat het dichtknijpen van de keel dertig seconden heeft geduurd. Opvallend is ook dat verdachte in eerste instantie tegen de politie heeft gezegd dat hij bijna iemand had vermoord. Als je met kracht dertig seconden de keel dichtknijpt van een broze, oudere man dan is er sprake van een poging zware mishandeling.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken. Over de kracht, duur en intensiteit van de handelingen is te weinig bekend om te kunnen spreken van een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel. Dat er striemen zijn aangetroffen in de hals van het slachtoffer maakt dit niet anders. Het slachtoffer was een oudere man en oudere personen krijgen eerder een bloeduitstorting. Er zijn ook geen kneuzingen of blauwe plekken op de adamsappel aangetroffen en het slachtoffer heeft niet het bewustzijn verloren.
4.2.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.2.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De rechtbank stelt vast dat er een incident heeft plaatsgevonden tussen verdachte en zijn toenmalige buurman. Bij dit incident heeft verdachte de keel van zijn buurman dichtgeknepen, waardoor deze geen lucht meer kreeg. De rechtbank moet beoordelen of verdachte zich door het dichtknijpen van de keel schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.
Voor een bewezenverklaring is nodig dat er sprake is van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dat kan het geval zijn wanneer de dader willens en wetens handelt (‘vol opzet’), maar ook als sprake is van voorwaardelijk opzet. In het dossier bevinden zich geen aanwijzingen dat er sprake was van vol opzet bij verdachte.
Van voorwaardelijk opzet is sprake indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg, in dit geval zwaar lichamelijk letsel, intreedt heeft aanvaard. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat niet elk dichtknijpen van de keel een aanmerkelijke kans oplevert op zwaar lichamelijk letsel. Of deze gedraging – het dichtknijpen van de keel – de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het dossier kan niet exact worden vastgesteld hoe lang het dichtknijpen van de keel heeft geduurd. Verdachte heeft hierover zelf wisselend verklaard. Eerst zou het om twee minuten gaan, maar later heeft verdachte verklaard dat het dertig seconden was. Het slachtoffer heeft aangegeven niet te weten hoe lang het duurde. Het slachtoffer heeft aan de politie verteld dat hij geen adem kreeg, en dat verdachte harder en harder begon te knijpen. Hij heeft tevergeefs geprobeerd verdachte van zich af te duwen. Hij was er van overtuigd dat hij dood zou gaan en heeft zijn urine laten lopen. Met zijn laatste krachten kon hij aftikken. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de keel van de buurman geruime tijd werd dichtgeknepen. Uit beide verklaringen volgt dat er geen sprake was van een incident dat slechts enkele seconden duurde.
Dat het dichtknijpen met kracht gebeurde volgt ook uit het dossier. Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij het slachtoffer pas heeft losgelaten toen hij zag dat zijn hoofd rood aanliep. Het slachtoffer heeft aangegeven dat het pijn deed. De kracht waarmee de keel werd dichtgeknepen en de duur hiervan waren dus in ieder geval lang genoeg om kennelijk van bloedstuwing en zuurstoftekort te kunnen spreken. Daarnaast heeft het dichtknijpen, zo leidt de rechtbank af uit de foto, letsel in de vorm van bloeduitstortingen veroorzaakt.
De rechtbank is gelet op bovenstaande van oordeel dat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel door het dichtknijpen van de keel is ontstaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat het dichtknijpen van de keel zuurstofgebrek of hersenbeschadiging tot gevolg kan hebben. In de hals bevinden zich meerdere vitale bloedvaten en de luchtpijp. Daarbij komt dat ouderen kwetsbaarder zijn. Deze wetenschap mag bij verdachte bekend worden verondersteld.
Verdachte was naar eigen zeggen buiten zinnen en heeft pas losgelaten toen hij schrok van het feit dat het hoofd van zijn buurman rood was. Hij heeft gezien dat het slachtoffer in ademnood kwam. Het handelen van verdachte is naar uiterlijke verschijningsvorm zo gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat verdachte hiermee de kans dat dit letsel zou ontstaan bewust heeft aanvaard.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigen bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging zware mishandeling.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 27 oktober 2022 te [plaats 2] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, de keel van die voornoemde [slachtoffer] heeft vast gepakt en vervolgens de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en gedurende enige tijd dichtgeknepen heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voor wat betreft de toerekenbaarheid aansluiting te zoeken bij het rapport van de psycholoog en de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit ten aanzien van de toerekenbaarheid aansluiting te zoeken bij het rapport van de psycholoog en de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapportage van psycholoog drs. [naam] van 3 april 2023. Door de psycholoog is gerapporteerd dat ten tijde van het plegen van het feit sprake was van een verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een gokstoornis, welke de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde hebben beïnvloed. Door de afwijzende reactie van de buurman werd verdachte bevestigd in zijn gevoel dat hij iets schaamtevols had gedaan, waarvoor de interne spanningen opliepen tot een niveau waarop hij deze niet meer kon controleren. De psycholoog heeft geadviseerd het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Op basis van het rapport is de rechtbank van oordeel dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Dit betekent dat verdachte strafbaar is, nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid volledig uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 100 uur, met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging ten aanzien van de strafmaat verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. In een opwelling heeft verdachte de keel van zijn destijds 80-jarige buurman met kracht dichtgeknepen en enige tijd dichtgeknepen gehouden. Dit zijn zeer angstige momenten geweest voor de buurman, die aan een politieman heeft verteld dat hij dacht dood te gaan. Daarnaast heeft verdachte het vertrouwen van zijn buurman op ernstige wijze geschaad. Ze beschouwden elkaar als vrienden. Dat het juist een goede vriend -naar zeggen van verdachte ook een van de weinige vrienden- van het slachtoffer is geweest die hem heeft aangevallen maakte de situatie voor het slachtoffer des te triester.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het feit. Deze maken dat naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf de passende soort straf is. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het feit dat verdachte zichzelf is gaan melden. Ook is de rechtbank ter zitting gebleken dat hij oprecht spijt heeft van zijn daad. Daarnaast heeft de rechtbank in strafverminderende zin rekening gehouden met de verminderde toerekenbaarheid en het feit dat verdachte zich open heeft gesteld voor hulpverlening en in het afgelopen jaar veel stappen heeft gezet om aan zichzelf te werken.
De rechtbank ziet gelet op voornoemde omstandigheden geen meerwaarde in het opleggen van een onvoorwaardelijke straf die hoger is dan het voorarrest. Wel vindt zij het belangrijk dat verdachte niet nogmaals in de fout gaat of terugvalt in zijn oude (gok)gedrag. Om die reden zal de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel van enige duur opleggen. Ook ziet zij reden om een langere proeftijd op te leggen dan geëist door de officier van justitie en geadviseerd door de reclassering. Op zitting is gebleken dat verdachte zelf de geadviseerde hulp wenst en dat hij hier baat bij heeft. Ook de rechtbank ziet de meerwaarde in een langere periode van hulp, nu verdachte op verschillende gebieden met problematiek kampt. Hij wordt naar eigen zeggen rustig van de begeleiding die hij krijgt, terwijl het juist de oplopende spanningen zijn geweest die hem tot het plegen van het strafbare feit hebben aangezet.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van dertig dagen, waarvan achtentwintig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. Daarbij legt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering op.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair:poging tot zware mishandeling
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van dertig dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Ringbaan West 275 te Tilburg (088-8041505). Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich door Stichting Jan Arends of een soortgelijke forensische instelling laat begeleiden. Hij houdt zich aan de afspraken en geeft inzicht in zijn bankrekeningen, zijn post en schulden. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
* dat verdachte niet deelneemt aan kansspelen.
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 april 2024.