ECLI:NL:RBZWB:2024:2322
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Drimmelen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning in [plaats 1], vastgesteld op € 725.000 per 1 januari 2019. Belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde maximaal € 600.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 4 maart 2024, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en een vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde WOZ-waarde. De waarde is bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de verkoopprijzen van vergelijkbare woningen zijn gebruikt. Belanghebbende voerde aan dat de referentiewoningen niet vergelijkbaar waren, maar de rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen. Het door belanghebbende ingediende taxatierapport werd niet als bruikbaar beschouwd, omdat de referentiewoningen te ver van de waardepeildatum waren verkocht of van een ander type woning waren.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar het griffierecht niet hoeft te vergoeden, aangezien het beroep ongegrond is. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.