ECLI:NL:RBZWB:2024:231

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_2158
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling UWV tot betaling van proceskosten en griffierecht na intrekking beroep

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van het UWV van 15 februari 2023, dat zij had ingetrokken omdat het UWV op 23 november 2023 het bestreden besluit heeft ingetrokken en een nieuw besluit heeft genomen. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten, maar het UWV heeft hierop niet meer gereageerd. In een eerdere brief had het UWV al meegedeeld dat zij bereid is het griffierecht en de proceskosten te vergoeden.

De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling en wijst het verzoek toe. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft het UWV bij besluit van 23 november 2023 het bestreden besluit ingetrokken en een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarbij het UWV aan verzoekster een WIA-uitkering heeft toegekend. Hiermee is het UWV geheel aan verzoekster tegemoetgekomen.

De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe en bepaalt dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, die het UWV moet betalen. De vergoeding is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij voor de rechtsbijstand door een gemachtigde een vast bedrag per proceshandeling wordt gehanteerd. De totale vergoeding bedraagt € 2.123,00, en het UWV is ook verplicht het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,00 te vergoeden. De rechtbank heeft deze uitspraak gedaan op 18 januari 2024, en een afschrift is verzonden aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2158 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. N. Wouters),
en

De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

(gemachtigde: mr. H.M. van Gent).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van het UWV van 15 februari 2023 (bestreden besluit). Zij heeft het beroep ingetrokken omdat het UWV op 23 november 2023 het bestreden besluit heeft ingetrokken en in de plaats daarvan een nieuw besluit heeft genomen.
1.1.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het UWV heeft hierop niet meer gereageerd. In een eerdere brief van 4 december 2023 had het UWV de rechtbank al meegedeeld dat zij bij intrekking van het beroep bereid is het griffierecht en de proceskosten te vergoeden.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het UWV aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1
Bij besluit van 26 augustus 2022 heeft het UWV besloten dat verzoekster naar aanleiding van de ziekmelding van 11 juli 2022 arbeidsgeschikt voor het eigen werk wordt beschouwd en daarom geen Ziektewet-uitkering krijgt. Het UWV heeft in het bestreden besluit de bezwaren van verzoekster ongegrond verklaard en het besluit van 26 augustus 2022 in stand gelaten. Verzoekster heeft op 27 maart 2023 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4.2
Hangende beroep heeft het UWV, bij besluit van 23 november 2023, het bestreden besluit ingetrokken en in de plaats daarvan een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. In de nieuwe beslissing op bezwaar heeft het UWV aan verzoekster vanaf 18 februari 2020 een WIA-uitkering [3] toegekend. Hiermee is het UWV geheel aan verzoekster tegemoetgekomen.
Welk bedrag aan proceskosten moet het UWV aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. Verzoekster heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond en een beroepschrift ingediend. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 624,00. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,00. [4] De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.123,00.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het UWV verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,00 te vergoeden. [5]

Beslissing

De rechtbank veroordeelt UWV tot betaling van € 2.123,00 aan proceskosten en € 50,00 aan griffierecht aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Voor de periode van 18 februari 2020 tot 15 februari 2022 is verzoekster een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend en vanaf 15 februari 2022 een IVA-uitkering.
4.De rechtbank hanteert de vanaf 1 januari 2024 geldende bedragen.
5.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.