ECLI:NL:RBZWB:2024:2308

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
02-331207-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met ex-partnerproblematiek en geslaagd mediationtraject

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2024, is de verdachte beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging tegen een persoon, te weten de nieuwe partner van zijn moeder. De feiten vonden plaats op 17 mei 2022, toen de verdachte, samen met zijn vader en oom, geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer. De verdachte, die op dat moment net 18 jaar oud was, had eerder te maken gehad met ex-partnerproblematiek en was emotioneel belast door de recente dood van zijn oma. Tijdens de zitting op 25 maart 2024 heeft de verdachte zijn betrokkenheid bij het geweld erkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn eerdere veroordelingen, positieve stappen heeft gezet in zijn leven, waaronder het volgen van een mediationtraject met het slachtoffer en het opbouwen van een eigen bedrijf. De officier van justitie vorderde een taakstraf van 120 uur, maar de rechtbank besloot om 60 uur van deze straf voorwaardelijk op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de positieve ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een taakstraf op van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/331207-22
vonnis van de meervoudige kamer van 8 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
wonende aan de [woonadres]
raadsman mr. K.R. Verkaart, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 maart 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I.J.M. van der Hamsvoord, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 17 mei 2022 openlijk en in verenging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , zoals ten laste is gelegd. Zij baseert zich daarbij, onder andere, op de camerabeelden die van dit incident zijn gemaakt en de verklaring van verdachte. Verdachte heeft door [slachtoffer] te slaan een significante bijdrage aan dit geweld geleverd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde feit. Verdachte heeft dit feit ook bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met zaaknummer 2022169100 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 95.
Aangezien verdachte ten aanzien van het feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 25 maart 2024;
- de aangifte van [slachtoffer] , pagina’s 9 e.v.;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 37 e.v.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 17 mei 2022 te [plaats] openlijk, te weten aan de [straat] in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] met kracht
- met een balk tegen het hoofd en de rug en de onderarm te slaan, en
- tegen het hoofd en het lichaam te stompen en te slaan en
- tegen het lichaam te schoppen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om bij de bepaling van de straf rekening te houden met de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd. Verdachte kwam er als zestienjarige jongen achter dat zijn moeder vreemd ging met het slachtoffer. Hierop zijn de ouders van verdachte uit elkaar gegaan. Verdachte heeft hier veel last van gehad. Hij was hierdoor boos op zijn moeder en had op de bewuste dag al bijna twee jaar geen contact met haar. Verdachte vond het ook elke keer heel moeilijk als hij het slachtoffer zag, die af en toe bij hem in de straat aan het werk was. Dit was op de bewuste dag ook het geval. Voor verdachte was dit al een emotionele dag, omdat de avond ervoor zijn oma was overleden. Deze omstandigheden hebben gemaakt dat verdachte zichzelf die dag niet meer in de hand had, toen hij het slachtoffer voor hun huis aan het werk zag. Verdachte was op dat moment net 18 jaar oud. Inmiddels zijn er bijna twee jaar verstreken. Verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid voor het feit genomen en is in de afgelopen twee jaar niet voor andere feiten met politie of justitie in aanraking gekomen. In deze jaren heeft verdachte positieve stappen gezet. Verdachte heeft zich verzoend met zijn moeder en het slachtoffer. Hij woont inmiddels al geruime tijd met zijn moeder en het slachtoffer samen. Daarnaast heeft verdachte samen met zijn vader en zijn oom, die ook bij het feit betrokken zijn geweest, meegewerkt aan een mediationtraject met het slachtoffer.
Verder heeft verdachte twee bedrijven, een schoonmaakbedrijf en een bedrijf dat zich bezig houdt met het verkopen van producten door middel van dropshippen. De reclassering heeft deze positieve stappen in haar rapport bevestigd. De verdediging verzoekt om hiermee rekening te houden bij het bepalen van de straf. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een onvoorwaardelijke taakstraf zullen de positieve ontwikkeling van verdachte doorkruisen. Een straf zal ook de goede onderlinge verstandhouding tussen de bij het feit betrokken familieleden en het slachtoffer op scherp kunnen stellen. Het gaat hier bovendien om ex-partnerproblematiek waarbij verdachte als kind betrokken is geraakt. Om de onderlinge verstandhouding niet te verstoren, dient daarom terughoudend te worden omgegaan met toepassing van het strafrecht. Mocht de rechtbank toch een straf voor verdachte passend vinden, dan verzoekt de verdediging om te volstaan met een geldboete. Verdachte heeft de mogelijkheid om een geldboete te betalen. Om de ernst van het feit te benadrukken, kan daarnaast eventueel een voorwaardelijke taakstraf worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met zijn vader en zijn oom schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen het slachtoffer, de nieuwe partner van zijn moeder. Dit geweld vond plaats op straat voor de woning, waar verdachte op dat moment samen met zijn vader woonde. Die bewuste dag was een bewogen dag voor verdachte en zijn familieleden; de avond ervoor was namelijk de oma van verdachte overleden. De familieleden waren in de woning van de vader bij elkaar gekomen om de uitvaart van oma te regelen. Verdachte zag toen dat het slachtoffer buiten aan het werk was. Hij is vervolgens naar buiten gegaan en de confrontatie met het slachtoffer aangegaan. Zijn vader, zijn oom en zijn opa zijn ook naar buiten gegaan. De vader heeft geprobeerd om verdachte te sussen en weer mee naar binnen te nemen. Dit leek te lukken, maar door een woordenwisseling tussen de vader en het slachtoffer sloeg alsnog de vlam in de pan. De vader is naar het slachtoffer toe gelopen en heeft hem in het gezicht gestompt. Verdachte is ondertussen ook weer naar het slachtoffer toegerend en heeft hem gestompt en geslagen. De vader heeft het slachtoffer vervolgens met een balk tegen zijn hoofd en tegen zijn arm geslagen. Het slachtoffer is uiteindelijk op de grond in een gevecht met de vader terecht gekomen. Hij is daarbij nog geslagen en geschopt door verdachte en door de oom van verdachte met een balk tegen zijn rug geslagen. Het slachtoffer heeft door deze geweldshandelingen onder andere een gebroken onderarm en een hoofdwond opgelopen.
Emoties kunnen hoog oplopen. Zeker als het gaat om ex-partner problematiek en na het overlijden van een dierbare. Dit rechtvaardigt echter niet het gebruik van geweld en zeker niet het buitensporige geweld dat verdachte, zijn vader en zijn oom tegen het slachtoffer hebben gebruikt. Het had voor het slachtoffer, die ‘gelukkig’ een grote en sterke man is, heel anders kunnen aflopen. Daarbij zorgen dit soort feiten die in het openbaar plaatsvinden voor een gevoel van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank neemt het verdachte dan ook kwalijk dat hij zich die dag zo heeft laten gaan.
De persoon van verdachte
Naast de ernst van het feit, houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte op 4 februari 2021 is veroordeeld voor opruiing en bedreiging met zwaar lichamelijk letsel.
Ook houdt de rechtbank rekening met het rapport van de reclassering van 11 maart 2024. Hierin heeft de reclassering aangegeven dat verdachte sinds het feit een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij is een eigen schoonmaakbedrijf begonnen, houdt zich daarnaast bezig met het verkopen van producten en focust zich op zijn toekomst. Ook is verdachte rustiger geworden, kan hij beter over zijn emoties praten en heeft hij geen agressie meer laten zien. De reclassering schat het risico op recidive als laag tot gemiddeld in. Verdachte streeft positieve levensdoelen na en is sinds het onderhavige feit niet meer met justitie in aanraking gekomen. De reclassering adviseert om het volwassenstrafrecht toe te passen; zij ziet geen redenen voor een traject gericht op pedagogische beïnvloeding, zoals met het jeugdstrafrecht wordt beoogd. Daarnaast adviseert de reclassering om bij een veroordeling geen bijzondere voorwaarden op te leggen. Er is namelijk geen interventie of toezicht geïndiceerd. De reclassering ziet verder geen contra-indicaties voor het opleggen van een taakstraf of een geldboete.
De rechtbank volgt het advies van de reclassering om het volwassenrecht toe te passen. Wel houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte ten tijde van het feit net 18 jaar oud was. Daarnaast volgt de rechtbank het door de reclassering bepaalde recidiverisico van laag tot gemiddeld.
Verder houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de omstandigheden die tot het strafbare feit hebben geleid, namelijk de eerder beschreven ex-partnerproblematiek. De rechtbank houdt eveneens rekening met de omstandigheid dat verdachte met zijn vader en zijn oom een succesvol mediationtraject met het slachtoffer heeft gevolgd. Verder houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte zich inmiddels met zijn moeder en het slachtoffer heeft verzoend. Hij woont al geruime tijd met hen samen en de onderlinge verstandhouding is nu goed. Het slachtoffer heeft in een brief aan de rechtbank aangegeven dat hij niet wil dat verdachte voor dit feit wordt gestraft.
Tot slot houdt de rechtbank rekening met de (proces)houding van verdachte. Verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid voor dit feit genomen. Ter zitting neemt de rechtbank waar dat hij zichtbaar lijdt onder de hele situatie en kwetsbaar over komt. Verdachte is, bijna twee jaar later, ouder en wijzer geworden en heeft positieve stappen gezet.
De straf
Alles afwegende is rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde taakstraf recht doet aan het ernst van het feit en de persoon van verdachte. De rechtbank ziet geen ruimte om voor dit ernstige feit geen straf of enkel een geldboete op te leggen. Wel ziet de rechtbank in de positieve stappen die verdachte in de afgelopen twee jaar heeft gezet, aanleiding om de helft van deze taakstraf voorwaardelijk op te leggen. Hierbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen de bijzondere omstandigheden waaronder verdachte dit feit heeft gepleegd en dat moet worden voorkomen dat de goede verstandhouding tussen hem, zijn familieleden en het slachtoffer wordt verstoord.
Dit betekent dat de rechtbank aan verdachte zal opleggen een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Tijdens de zitting heeft verdachte verklaard, anders dan hij eerder aan de reclassering heeft meegedeeld, een taakstraf te zullen verrichten als de rechtbank deze oplegt.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Combee, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en
mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.T.C. Venekamp, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 april 2024.