In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2024, is de verdachte beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging tegen een persoon, te weten de nieuwe partner van zijn moeder. De feiten vonden plaats op 17 mei 2022, toen de verdachte, samen met zijn vader en oom, geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer. De verdachte, die op dat moment net 18 jaar oud was, had eerder te maken gehad met ex-partnerproblematiek en was emotioneel belast door de recente dood van zijn oma. Tijdens de zitting op 25 maart 2024 heeft de verdachte zijn betrokkenheid bij het geweld erkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn eerdere veroordelingen, positieve stappen heeft gezet in zijn leven, waaronder het volgen van een mediationtraject met het slachtoffer en het opbouwen van een eigen bedrijf. De officier van justitie vorderde een taakstraf van 120 uur, maar de rechtbank besloot om 60 uur van deze straf voorwaardelijk op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de positieve ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een taakstraf op van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.