ECLI:NL:RBZWB:2024:230

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
02/117213-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring in voorraad hebben van valse bankbiljetten met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 januari 2024, is de verdachte beschuldigd van het in voorraad hebben van valse bankbiljetten, evenals van witwassen en het verkopen van hennep. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 januari 2024, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, heeft de verdachte beschuldigd van drie feiten, maar verzocht om vrijspraak voor de eerste twee feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de feiten 1 en 2, en heeft de verdachte vrijgesproken van deze beschuldigingen. Echter, voor feit 3, het in voorraad hebben van valse bankbiljetten, achtte de rechtbank het bewijs wel voldoende. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 2 juli 2020 zestien valse bankbiljetten van vijftig euro in voorraad had, met het oogmerk deze als echt uit te geven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Tevens is er een teruggave gelast van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte, aangezien deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/117213-23
vonnis van de meervoudige kamer van 19 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. A.H.J. Bals, advocaat te Kloetinge.

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van
5 januari 2024. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie mr. M.P. de Graaf en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
1) witwassen;
2) verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren dan wel opzettelijk aanwezig hebben van hennep;
3) in voorraad hebben van vals geld met het oogmerk dit uit te geven.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan hem onder feit 3 tenlastegelegde en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier. Ten aanzien van feiten 1 en 2 verzoekt de officier van justitie verdachte vrij te spreken nu wettig en overtuigend bewijs voor deze feiten ontbreekt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feiten 1 en 2. Voor beide feiten ontbreekt wettig en overtuigend bewijs. Ook blijkt wat feit 1 betreft uit het dossier niet dat onderzocht is of de goederen van enig merk of nep zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De verdenking onder feit 1 ziet op het voorhanden hebben van een groot aantal luxe merkartikelen en een auto, namelijk een Volkswagen Golf, terwijl deze of het aanschafbedrag ervan van misdrijf afkomstig waren en verdachte hiervan op de hoogte was.
Deze luxegoederen zijn bij de doorzoeking van de woning van verdachte in beslag genomen. Eerder werd in het kader van een ander onderzoek de auto al in beslag genomen. Ter zitting is gebleken dat er onduidelijkheid bestaat over wat er inmiddels is gebeurd met de goederen die in beslag genomen zijn. Volgens verdachte zouden alle in dit onderzoek in beslag genomen goederen weer zijn teruggegeven. Uit een e-mailbericht van het openbaar ministerie blijkt dat in 2022 een aantal goederen door Domeinen is vervreemd, te weten een aantal kledingstukken, tassen, sieraden en telefoons. Niet blijkt of voor deze goederen een schadeloosstelling is aangeboden. De auto blijkt inmiddels te zijn teruggegeven aan de rechthebbende, evenals de smartwatch van het merk Michael Kors. Uit de stukken blijkt verder dat verdachte de auto heeft aangeschaft met een financiering via een leasemaatschappij, waarbij de leasetermijnen van € 463,45 per maand vanuit de bankrekening van verdachte en zijn partner werden voldaan.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er te veel twijfel bestaat over de vraag of de in de tenlastelegging genoemde goederen of het aanschafbedrag daarvan uit criminele activiteiten afkomstig zijn. Wat de auto betreft, blijkt er in ieder geval sprake te zijn van een afbetaling in termijnen. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden geen sprake is van een vermoeden van witwassen.
De rechtbank is van oordeel dat het feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en verdachte moet worden vrijgesproken.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte het feit zoals ten laste gelegd onder feit 2, in de periode zoals staat opgenomen in de tenlastelegging, heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van feit 2.
Feit 3
Gelet op de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 3 tenlastegelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
3.
op 2 juli 2020 te Terneuzen, opzettelijk zestien bankbiljetten van vijftig euro, waarvan de valsheid hem, toen hij deze ontving, bekend was, in voorraad heeft gehad, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen, gelet op het tijdsverloop en het feit dat verdachte sinds 2021 niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Verzocht wordt een voorwaardelijke taakstraf aan verdachte op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in voorraad hebben van valse bankbiljetten van € 50,-. Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de echtheid van betaalmiddelen moet kunnen worden gesteld. Dit is een ernstig feit.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel van het strafblad van verdachte van
21 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld voor strafbare feiten. Ook is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Een verdachte heeft recht op behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn om te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging zou moeten leven. Die termijn begint te lopen op het moment dat een verdachte in redelijkheid kan verwachten dat tegen hem of haar vervolging wordt ingesteld. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak op de zitting moet zijn afgerond met een einduitspraak van de rechtbank binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen. Het onderzoek tegen verdachte is aangevangen met de inverzekeringstelling van verdachte op
2 juli 2020. Dat is de datum waarop de redelijke termijn is aangevangen. Op het moment dat de rechtbank uitspraak doet, zijn inmiddels ruim drieënhalf jaar verstreken, hetgeen een overschrijding van de redelijke termijn met achttien maanden oplevert. De rechtbank zal daar in het voordeel van verdachte rekening mee houden en zal hierbij, zoals is bepaald door de Hoge Raad, handelen naar bevind van zaken.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden is en zal deze straf aan verdachte opleggen.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 209 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 3 tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 3:bankbiljetten, waarvan de valsheid hem toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 (één) maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1) 1 STK Riem (Omschrijving: G2212253, Luis Vuitton);
2) 1 STK Riem (Omschrijving: G2212245, zwart, merk: Versace);
3) 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G2212246, Apple);
4) 1 STK Tas (Omschrijving: G2212242, zwart, merk: Louis Vuitton);
5) 1 STK Bril (Omschrijving: G2212247, goud, merk: Cartier);
6) 1 STK Tas (Omschrijving: G2212240, rood, merk: Louis Vuitton);
7) 1 STK Riem (Omschrijving: G2212264, Gucci);
8) 1 STK Tas (Omschrijving: G2212274, zwart, merk: Louis Vuitton);
9) 1 STK Brillekoker (Omschrijving: G2212272, Cartier);
10) 4 DS Doos (Omschrijving: G2212281, Louis Vuitton);
11) 1 STK Schoeisel (Omschrijving: G2212293, Valentino);
12) 1 STK Schoeisel (Omschrijving: G2212295, zwart, merk: Louis Vuitton);
13) 2 STK Schoeisel (Omschrijving: G2212298, zwart, merk: Balenciaga);
14) 1 STK Schoeisel (Omschrijving: G2212301, Louboutain);
15) 1 STK Schoeisel (Omschrijving: G2212304, Gucci);
17) 1 STK Schoeisel (Omschrijving: G2212308, zwart, merk: Alexander Mcqueen);
18) 1 STK Schoeisel (Omschrijving: G2212312, Zwart, merk: Louboutain);
19) 1 STK Telefoonautomaat (Omschrijving: G2212311, zwart, merk: Wiko);
20) 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G2212315, wit, merk: IPhone);
21) 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G2212317, zwart, merk: Samsung);
22) 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G2212327, wit, merk: IPhone);
24) 1 STK Armband (Omschrijving: G2212338, goud, merk: Hermes);
25) 1 STK Armband (Omschrijving: G2212345, Louis Vuitton);
26) 5 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: G2212361);
27) 1 STK Bril (Omschrijving: G2212365, Dita);
28) 1 STK Bon (Omschrijving: G2212372, Lv a €190, €530 en €395);
29) 1 STK Tas (Omschrijving: G2212240, Louis Vuitton);
30 1 STK Tas (Omschrijving: G2212242, Louis Vuitton).
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. L.W. Louwerse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven - van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 januari 2024.